Bij List in de leer
Aute ur(s ):
Hospers, G.J. (auteur)
De auteur is docent industriebeleid aan de Universiteit Twente. Met dank aan Sjoerd van Geffen voor commentaar.
Ve rs che ne n in:
ESB, 85e jaargang, nr. 4279, pagina 882, 3 november 2000 (datum)
Rubrie k :
Erflaters
Tre fw oord(e n):
innovatie
In het huidige industriebeleid worden de denkbeelden van de Duitse econoom Friedrich List nog steeds gebruikt – soms ook ten
onrechte.
Steeds meer overheden schenken in het kader van hun industriebeleid aandacht aan de versterking van het ‘nationale
innovatiesysteem’ 1. Dit omvat, kort gezegd, alle relaties tussen private en publieke partijen in een land die gericht zijn op het
totstandbrengen, verspreiden en toepassen van nieuwe kennis die nodig is om te kunnen innoveren. Een voorbeeld daarvan is
technologische samenwerking. Ook al lijkt de term ‘nationaal innovatiesysteem’ een inventie van recente datum, het begrip gaat terug
tot het werk van Friedrich List (1789-1846) 2. List leefde in een tijd waarin Duitsland verdeeld was in honderden zelfstandige staatjes.
Met zijn pleidooi voor meer integratie tussen de Duitse staatjes maakte hij zich niet geliefd bij het gezag. Dat ging zelfs zo ver dat hij
in 1822 naar de Verenigde Staten moest uitwijken. Daar beproefde hij tevergeefs zijn geluk als boer, journalist en ondernemer.
Terug in Duitsland zette hij zich in voor verdere economische integratie en hielp hij bij de ontwikkeling van de Duitse spoorwegen.
Gedesillusioneerd en in grote financiële moeilijkheden pleegde hij in 1846 zelfmoord.
Innovatiesysteem
Het belangrijkste werk van Friedrich List draagt de titel Das nationale System der politischen Oekonomie (1841). In dit boek keerde hij
zich tegen het statische en universele marktdenken van Adam Smith. Volgens List moest elke economie beschouwd worden in haar
historische en nationale context. Daartoe presenteerde hij een fasentheorie met betrekking tot de ontwikkeling van landen. In vervolg op
een primitieve toestand en het tijdperk van herders onderscheidde List de periode van landbouw, daarna het stadium waarbij landbouw
en industrie samengaan en ten slotte de eindfase waarin agrarische, industriële en handelsactiviteiten tot bloei zijn gekomen. Niet alleen
het tijdselement, maar ook het nationale element speelde in de ogen van List een grote rol in het economisch leven. Tussen het individu
en de mensheid plaatste hij de nationale staat die de ‘productieve krachten’ en het ‘mentale kapitaal’ van een land (het nationale
innovatiesysteem) moest ontwikkelen. Alleen door overheidsingrijpen kon een natie van de ene in de andere fase van economische
ontwikkeling terechtkomen. Bij elk van de ontwikkelingsfasen paste echter een andere economische politiek. Volgens List konden
landbouwgemeenschappen alleen vooruitkomen door absolute vrijhandel te accepteren. Landen die zich in een overgangsfase van een
agrarische naar een industriële economie bevonden (zoals het toenmalige Duitsland) waren daarentegen juist gebaat bij bescherming van
opkomende nationale industrieën. Via een systeem van ‘opvoedende rechten’, waaronder invoerrechten en subsidies, kon de overheid
industrialisatie bevorderen en beginnende bedrijfstakken tot ontwikkeling brengen.
Van protectionisme naar vrijhandel
Het pleidooi van List om nationale industrieën in de startfase te beschermen is in de literatuur bekend komen te staan als het ‘infant
industry’-argument. In de praktijk van het industriebeleid komt men varianten van dit argument nog regelmatig tegen. Zo ondersteunen
overheden in Europa onder het mom van ‘matching’ al jarenlang hun ‘nationale kampioenen’ zoals scheepsbouw, textiel en staal, omdat
deze bedrijfstakken te maken zouden hebben met oneerlijke internationale concurrentie. List zou verwonderd zijn over het feit dat
Westerse beleidsmakers zich ruim anderhalve eeuw na zijn dood nog steeds bedienen van dergelijke protectionistische maatregelen. Als
een bepaalde industrie eenmaal volwassen was, dan diende bescherming volgens hem namelijk plaats te maken voor vrijhandel.
Protectionisme was voor List geen doel op zich, maar slechts een middel op weg naar een maatschappij waarin landbouw, industrie en
handel samengaan en waarin vrijhandel het leidende principe is. Die eindfase van ontwikkeling hebben we ondertussen wel bereikt. Is de
rol van de overheid in deze fase volgens List helemaal uitgespeeld? Dat ging hem ook weer te ver: de overheid moest als intermediair
tussen het individu en de mensheid te allen tijde de randvoorwaarden scheppen om het ‘nationale systeem van de politieke economie’
optimaal te laten functioneren. De huidige tendens onder overheden om het industriebeleid meer te richten op de versterking van het
nationaal innovatiesysteem zou List dan ook van harte toejuichen
1 Zie bijvoorbeeld OESO, Managing national innovation systems, Parijs, 1999.
2 Zie voor een gedetailleerde levensloop van Friedrich List, zie: R. Szporluk, Communism and nationalism. Karl Marx versus Friedrich
List, Oxford University Press, Oxford, 1988.
Copyright © 2000 – 2003 Economisch Statistische Berichten ( www.economie.nl )