Ga direct naar de content

Reactie op: Een verzekeringsparadox

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: november 2 2007

reactie
Reactie op: Een verzekeringsparadox

I

n ESB 4517 van 7 september 2007 beschrijft Jeroen
Hinloopen de Verzekeringsparadox. Hij concludeert dat verzekeraars gebaat zijn bij het vergroten van de schadelast, omdat
dit het aantal polissen dat wordt verkocht zou vergroten. Deze
conclusie wekt bevreemding bij verzekeraars omdat zij zich niet in
dit beeld herkennen. Juist verzekeraars besteden veel aandacht
aan preventie en het omlaag krijgen van zowel het aantal schades
als van de gemiddelde schadebedragen. Voor preventieve maatregelen geven ze in veel gevallen zelfs kortingen op de premie. In het
artikel wordt betoogd dat besparing op personeelskosten, gebouwen
en marketing direct van invloed is op de winst, maar besparing
op de schadelast (wat een veelvoud is van de bedrijfskosten) zou
niet direct tot extra winst leiden. De praktijk wijst uit dat vooral de
schadelast van grote invloed is op de financiële positie van verzekeraars. Een paar voorvallen met grote schade, zoals de storm van 18
januari 2007, kan het verschil uitmaken tussen een jaar met winst
of een jaar met verlies voor een individuele verzekeraar.
Er is in het gehanteerde model slechts sprake van één verzekering
met één mogelijke verzekerde waarde die voor iedere verzekerde
gelijk is. Een dergelijke verzekering bestaat niet. In de praktijk wordt bij verreweg de meeste verzekeringen de verzekerde
schadelast individueel vastgesteld. Voor het afsluiten van een
inboedelverzekering kijkt de verzekeraar bijvoorbeeld naar de
waarde van de inboedel van de verzekeringnemer. Aan de hand
daarvan stelt deverzekeraar het verzekerde bedrag en de premie
vast. Ook voor opstalverzekeringen, autoverzekeringen, transport­
ver­ ekeringen, et cetera wordt gekeken naar de waarde van het
z
object, om zo de verzekerde waarde en de premie te kunnen
vaststellen. De praktijk wijkt in al deze gevallen dan ook af van de
gepresenteerde theorie. In het model wordt dan ook een aantal
basale maar belangrijke verzekeringsaspecten gemist.
Het model gaat ervan uit dat er één schade is die altijd gelijk is
aan het verzekerde bedrag. Zodra de gebeurtenis plaatsvindt, krijgt
de verzekerde dit bedrag uitgekeerd. Ook hier is de praktijk totaal
anders. Als een verzekeringsnemer bijvoorbeeld een inboedelpolis
sluit en er vindt schade plaats, krijgt hij het bedrag van de schade
uitgekeerd en niet het totale bedrag van de inboedel. De betaalde
schade zal in verreweg de meeste gevallen onder het verzekerde
bedrag liggen. Bij een totaal verlies wordt wel het gehele bedrag
uitgekeerd. Verhoging van het bedrag leidt volgens het model van
Hinloopen tot meer polissen. Echter, in de praktijk heeft het geen
zin het bedrag te verhogen. Een inboedel met een waarde van
vijftigduizend euro levert bij een totaal verlies nu eenmaal maximaal vijftigduizend euro schade op, ook als het verzekerde bedrag
is opgeschroefd tot honderdduizend euro. Het verhogen van de
verzekerde waarde is in de praktijk dan ook zinloos.
De conclusie van Hinloopen is binnen het gehanteerde model
alleen van toepassing op de verzekerde schadelast en niet op de
echte schadelast. Deze termen worden echter foutief door elkaar
gebruikt, waardoor conclusies over de verzekerde schadelast
onterecht worden geïnterpreteerd als conclusies over de daadwerkelijke schadelast. In geen enkel geval zal een hogere werkelijke
schadelast leiden tot meer winst voor de verzekeraar. Zelfs als
een hogere verzekerde schadelast dat wel doet, is de verzekeraar
nog gebaat bij een zo laag mogelijke daadwerkelijke schadelast.
Ook wordt in het (hypothetische) voorbeeld over de markt voor

668

ESB

2 november 2007

fysiotherapie een belangrijke veronderstelling impliciet gelaten.
De fysiotherapeuten in het voorbeeld kunnen kennelijk afspraken
maken over hun prijzen en zelfs de vraag naar hun diensten hangt
niet af van hun prijs. Dit veronderstelt dus een verticale vraagcurve
en geen marktwerking in de markt voor fysiotherapie. De NMa zou
een dergelijke situatie niet tolereren en ingrijpen.
Een ander punt dat opvalt, is dat er slechts een theoretisch model
wordt afgeleid en uitgerekend, waarbij de empirische onderbouwing
genegeerd wordt. Er worden geen praktijkcijfers of voorbeelden gegeven die aanleiding geven tot het bedenken van het model en de
uitkomsten worden niet achteraf empirisch geverifieerd. Zelfs het
voorbeeld dat wordt gebruikt om de gebruikte theorie te illustreren
is hypothetisch en niet aan de praktijk ontleend. De gehele conclusie lijkt dan ook vooral een illustratie van theorie­ orming die los
v
staat van de praktijk.
Tenslotte stelt Hinloopen dat uit zijn vergelijking blijkt dat “(ii) het
aantal consumenten dat zich verzekert, stijgt als de verzekerde
schadelast toeneemt†(blz. 526). Dit geldt zelfs in het gehanteerde model echter slechts bij gelijkblijvende premie. Het zal in
de praktijk nauwelijks voorkomen, omdat de premie afhankelijk
is van het verzekerde bedrag. Een verhoging van de premie leidt
in het model weliswaar tot een verlaging van de vraag, maar over
het netto-effect doet hij geen uitspraken en beide gebeurtenissen
worden als losstaande gebeurtenissen gezien. De afhankelijkheid
tussen premie en verzekerde waarde ontbreekt.
Als het artikel over de Verzekeringsparadox laat zien wat momenteel de state of the art is in economisch onderzoek naar de werking
van verzekeringsmarkten, kan slechts geconcludeerd worden dat
er nog een lange weg te gaan is. De conclusies wijken af van de
praktijk en maken gebruik van veronderstellingen die achterhaald
of niet waar zijn. Een mogelijke oorzaak hiervan is dat er verzuimd
is de gebruikte theorie te toetsen aan de praktijk. De verzekeringswereld – theorie en praktijk – is zeker gebaat bij kritische toetsing
aan en door de economische theorie. De creativiteit waarmee dit
model is aangekleed, heeft jammer genoeg te weinig om het lijf
om de werkelijkheid gepast tegemoet te kunnen treden.
ALEX HOEN EN FRED TREUR
Senior statisticus en adjunct manager bij het Centrum voor Verzekerings­
statistiek van het Verbond van Verzekeraars

Naschrift
Het belangrijkste kritiekpunt van Alex Hoen en Fred Treurs (HT) is
dat mijn analyse zuiver theoretisch is. De verzekeringsparadox als
zodanig wordt niet weerlegt. Welnu, het is de taak van de economische wetenschap om de complexe realiteit van de economie te
duiden. Dat doet zij door deze realiteit te ontleden in deeleffecten.
De door mij gesignaleerde verzekeringsparadox is zo’n deeleffect.
Identificatie van dit effect draagt bij tot de begripsvorming rondom
markten waar vragers zich verzekeren. Ik ben het eens met HT dat
theorieeën vervolgens getoets moeten worden. Maar als zodanig
kan het door mij gesignaleerde mechanisme niet worden ontkend:
zonder schade geen verzekerde schadelast.
Jeroen Hinloopen

Auteurs