Ga direct naar de content

Inkomenspositie bij buitenechtelijke geboorte

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: november 2 2007

beleid

Inkomenspositie bij
buitenechtelijke geboorte
Steeds meer geboorten vinden plaats buiten het huwelijk,
bij ongehuwd samenwonende of alleenstaande moeders.
Aan de hand van registratiedata blijkt dat geboorten bij
ongehuwd samenwonende moeders iets vaker in de hogere
inkomensgroepen te vinden zijn, terwijl alleenstaande
moeders net als in de Verenigde Staten een fenomeen van
de stedelijke onderklasse blijken.

I

MATTHIJS KALMIJN,
CHRISTIAAN MONDEN
EN JANNES DE VRIES
Hoogleraar Sociologie, universitair ­ ocent Sociologie
d
en post-doc onderzoeker
Sociologie aan de Universiteit van Tilburg en bij
Netspar

664

ESB

n demografisch opzicht worden de afgelopen
decennia gekenmerkt door grote verschuivingen
in samenleefpatronen en vruchtbaarheid. Een
van de centrale elementen in deze trends is
wat wel wordt genoemd, de erosie van het huwelijk.
Huwelijkscijfers zijn sterk gedaald sinds het midden
van de jaren zeventig, deels door een sterke verlating
van het tijdstip waarop mensen in het huwelijksbootje stappen, en deels door een stijging van het
percentage mensen dat nooit trouwt (CBS, 1999).
De erosie van het huwelijk wordt ook afgelezen aan
de sterk gestegen en nu schijnbaar blijvend hoge
scheidingsfrequentie (CBS, 1999). Tot slot is het
aantal mensen dat voor korte of lange tijd ongehuwd
samenwoont dramatisch gestegen sinds het begin
van de jaren zestig (CBS, 1999).
Een meer specifieke uiting van deze trend is dat er
ook steeds meer vrouwen zijn die kinderen krijgen
buiten het huwelijk. In 1970 was twee procent van
alle geboorten buiten het huwelijk, aan het begin
van de huidige eeuw is dat gestegen naar 35 procent
(Van der Meulen en De Graaf, 2006). Het gaat hier
met name om ongehuwd samenwonenden die een
kind krijgen, maar er is ook een niet te verwaarlozen groep vrouwen die alleenstaand een kind krijgt.
Volgens gegevens uit bevolkingsenquêtes woonde
ongeveer een op de vijf vrouwen die in de jaren
negentig buiten het huwelijk een kind kreeg niet met
een partner samen (Van der Meulen en De Graaf,
2006).
In deze bijdrage wordt nagegaan wat de inkomenspositie is van vrouwen die gehuwd, samenwonend
of alleenstaand een kind krijgen. Uit de literatuur is
bekend dat gescheiden moeders vaak in een minder goede financiële positie verkeren dan gehuwde
moeders (Poortman, 2000), maar veel minder is
er bekend over nooit-gehuwde moeders. Men zou
verwachten dat alleenstaande moeders het – net
als gescheiden moeders – financieel vaak moeilijk
hebben. Enerzijds komt dit door de situatie waarin
zij verkeren: de verantwoordelijkheid dragen voor een
baby is immers lastig te combineren met betaald
werk als er geen ondersteuning is van een partner.

2 november 2007

Anderzijds zijn de kosten voor kinderopvang lager
naarmate het huishoudinkomen lager is, hetgeen
het arbeidsaanbod kan vergroten. Daarnaast gaat
het hier mogelijk om een selecte groep. De keuze
om alleen een kind op te voeden zou vaker genomen
kunnen worden in groepen die zich aan de onderkant
van de samenleving bevinden. Veel Amerikaans onderzoek heeft bijvoorbeeld een relatie gelegd tussen
de stedelijke onderklasse en het ongehuwd moederschap (McLanahan, 2004). Of dit ook geldt voor
de Nederlandse situatie is de vraag. Hoewel er voor
Nederland goede populatiegegevens bestaan over de
gezinssituatie van vrouwen die een kind krijgen, is
er maar weinig bekend over de inkomenssituatie van
deze vrouwen.

Fragiele families
De grootste groep geboorten buiten het huwelijk is
te vinden bij ongehuwd samenwonenden die een
kind krijgen. Van deze groep zou men wellicht niet
verwachten dat zij veel afwijkt van gehuwde ouders. In Nederland is het ongehuwd samenwonen
immers algemeen geaccepteerd en zijn veel juridische en financiële regelingen tussen gehuwden en
samenwonenden gelijkgetrokken. Niettemin is het
toch relevant om deze groep te onderzoeken omdat
Amerikaans onderzoek laat zien dat ongehuwd samenwonenden die een kind krijgen veel vaker onder
de armoedegrens leven dan gehuwden. Amerikaans
onderzoek laat ook zien dat ongehuwd samenwonenden met een kind een hogere kans kennen om uit
elkaar te gaan dan gehuwden met een kind. De kinderen groeien dan mogelijkerwijs op in een instabiele
situatie. Men spreekt in de Verenigde Staten dan ook
van fragile families. Of dit ook voor Nederland geldt,
is de vraag, want hier komt ongehuwd samenwonen
relatief vaker voor onder hoger opgeleiden en zou
de inkomenspositie dus gunstiger kunnen zijn (De
Feijter, 1991).
Wij onderzoeken de inkomenspositie van vrouwen die
een kind krijgen aan de hand van gegevens uit het
inkomenspanel (IPO) van het Centraal Bureau voor
de Statistiek (CBS). Het betreft hier een grote steekproef uit de belastinggegevens waarin individuen
kunnen worden gevolgd over een groot aantal jaren
(1987–2000). In deze gegevens nemen we 43.305
geboortes waar. Van deze groep woonde de moeder
in tien procent van de gevallen op de eerste januari
na de geboorte ongehuwd samen en was vijf procent
van de vrouwen alleenstaand. Omdat huishoudsituaties veranderd kunnen zijn sinds de geboorte is een
eerdere peildatum ook interessant. Om die reden

wordt ook gekeken naar de situatie op 1 januari
van het jaar van geboorte. De situatie exact op het
moment van geboorte zelf is niet bekend. De groep
alleenstaanden is hoger dan wat gevonden wordt
in de bevolkingsenquête Onderzoek Gezinsvorming
(OG) van het CBS. Als we ons beperken tot eerste
geboorten is de fractie alleenstaanden onder de
niet-gehuwden volgens onze gegevens 21 procent,
volgens het OG gegevens is dat negentien procent.
Daarbij is de peildatum van onze gegevens gemiddeld een half jaar na de geboorte, terwijl die van
het OG op het moment van geboorte is. Mogelijk
heeft het verschil te maken met niet-registratie van
samenwoonpartners. Hiervoor kan een motief zijn
omdat de bijstand voor een alleenstaande hoger is
dan voor een vrouw die samenwoont. Met de IPOgegevens kunnen we niet achterhalen of er sprake is
van een niet-geregistreerde samenwoonpartner.
Het inkomen wordt ook op twee momenten gemeten:
in het kalenderjaar voor de geboorte en in het kalenderjaar van de geboorte. We gebruiken het netto
huishoudinkomen na correctie voor de huishoudsamenstelling. De inkomens van alle gezinsleden worden meegerekend en de gebruikte equivalentiefactor
is gelijk aan de wortel van het aantal volwassenen
plus 0,8 maal het aantal kinderen in het huishouden
(Siermann et al., 2005). Dit inkomen wordt doorgaans gebruikt om de koopkracht van verschillende
groepen te vergelijken. Het inkomen wordt gesplitst
tabel 1

in vijf kwintielen. De grenzen van deze kwintielen zijn als volgt: tot 7.350 euro,
7.350 euro tot 9.322 euro, 9.322 euro tot 11.569 euro, 11.569 euro tot 14.506
euro en 14.506 euro en hoger. We bekijken de relatie tussen gezinstype bij
geboorte– gehuwde, ongehuwd samenwonende of alleenstaande moeder – en inkomen na correctie voor de invloed van andere factoren, zoals leeftijd, etniciteit,
en urbanisatiegraad. Deze correctie is gebaseerd op een multinomiale logistische
regressie-analyse waarin het soort gezinstype de afhankelijke variabele is en
de overige kenmerken, alsmede het inkomen voor geboorte de onafhankelijke
variabelen vormen. Let wel, dit artikel heeft een puur beschrijvende doelstelling;
er wordt geen causaal effect van inkomen verondersteld.

Alleenstaande moeders vooral in de laagste inkomensgroep
In figuur 1 presenteren we per inkomenskwintiel de percentages geboorten die
bij gehuwde, samenwonende en alleenstaande vrouwen plaatsvinden. Bij een
lager inkomen komt een grotere kans voor dat de moeder alleenstaand is. Twintig
procent van de geboortes in de laagste inkomensgroep vindt plaats bij een
alleenstaande moeder, terwijl dit in de hoogste inkomensgroep bij minder dan
een procent van de geboorten het geval is. Dit is in overeenstemming met de
verwachting en weerspiegelt het Amerikaanse patroon. Voor ongehuwd samenwonenden geldt het omgekeerde: in hogere inkomensgroepen vinden we een hoger
percentage kinderen dat bij samenwonende ouders wordt geboren dan in lagere
inkomensgroepen. Ook is er een significante samenhang met het ontvangen van
bijstand. De kansverhouding op een geboorte in een samenwoonrelatie is dus
zowel in de hoogste inkomensgroep als bij vrouwen die bijstand ontvangen hoger
dan in de middengroepen. Het Amerikaanse patroon geldt hier duidelijk niet.
In tabel 1 zien we dat na controle voor etniciteit, leeftijd en urbanisatie, het
sterke verband tussen inkomen en geboorte bij een alleenstaande moeder blijft
bestaan. De kans dat de moeder alleenstaand is in plaats van gehuwd, is het
hoogst in het armste inkomenskwintiel, waar het gecorrigeerd netto huishoud-

Multinomiale logistische regressie van gehuwd, ongehuwd samenwonend en alleenstaand zijn van de moeder bij geboorte kind op
a
­ chtergrondkenmerken

situatie in jaar van geboorte
samenwonend
alleenstaand
vs gehuwd
vs gehuwd
Inkomen
– laagste kwintiel

1,08

situatie in jaar voor geboorte
samenwonend
alleenstaand
vs gehuwd
vs gehuwd

6,79
*

*

0,86

1,79

*

0,69

5,41

*
*

0,82

– 3de kwintiel

1,00

– 4de kwintiel

1,10

0,55

*

1,26

*

0,56

*

– hoogste kwintiel

1,33

*

0,36

*

1,30

*

0,36

*

– 19 jaar en jonger

4,63

*

4,03

*

3,58

*

5,51

*

– 20–24 jaar

2,16

*

1,85

*

1,85

*

1,93

*

– 25–29 jaar (referentiegroep)

1,00

– 30–34 jaar

0,88

– 35 jaar

1,02

1,00

*

1,85

– 2de kwintiel

1,00

1,00

Leeftijd moeder

1,00
*

1,00

1,01
1,83

1,00

0,94

1,14

*

1,07

1,93

*

Etniciteit
– Nederlands (referentiegroep)

1,00

– Marokkaans

0,12

*

0,09

*

0,16

*

0,09

*

– Turks

0,13

*

0,17

*

0,11

*

0,22

*

– Surinaams/Antilliaans

2,18

*

3,39

*

1,74

*

2,59

*

– overige niet westers

0,86

0,80

*

0,81

0,06

*

– overig westers

1,34

*

Vier grote steden

2,01

*

4,29

Bijstand

3,63

*

14,37

N
chi-2 (df=30)

1,00

1,00

1,01

1,00

1,33

*

*

2,05

*

4,61

*

*

3,07

*

14,24

*

43.504

29.661

3.856

1,13

2.794

* = significant effect, het 95% betrouwbaarheidsinterval valt buiten de 1

ESB

2 november 2007

665

figuur 1

Relatiestatus en inkomen voor geboorte

Bron: Eigen berekening op gegevens uit het IPO 1989-2000

inkomen gemiddeld 5.700 euro per jaar bedraagt. De kansverhouding dat de
moeder alleenstaand is in plaats van gehuwd, is in dit kwintiel bijna zeven (6,76)
keer zo groot als in de groep met gemiddelde inkomens. In de hoogste inkomensgroep is deze kansverhouding bijna drie maal kleiner dan in de middengroep.
We zien verder in tabel 1 dat buitenechtelijke geboorten bij een alleenstaande
moeder meer voorkomen in de grote steden en bij vrouwen die bijstand ontvangen. In deze zin lijkt de situatie op de Amerikaanse; alleenstaande moeders zijn
grotendeels een verschijnsel van de stedelijke onderklasse. Het gaat bovendien
om relatief jonge moeders.
De relatie tussen inkomen en gezinssituatie van de moeder is minder sterk als
we kijken naar het verschil tussen gehuwd zijn en samenwonen. De kans om samenwonend te zijn is weliswaar groter bij moeders met een hoger inkomen, maar
de verschillen naar inkomen zijn bij lange na niet zo groot als bij de vergelijking
tussen alleenstaande en gehuwde vrouwen.
Een duidelijk cultureel verschil komt ook naar voren. Surinaamse en Antilliaanse
vrouwen zijn veel vaker alleenstaand als zij een kind krijgen dan autochtone vrouwen. Geboorten buiten het huwelijk – bij een samenwonende of alleenstaande
moeder – komen juist veel minder vaak voor bij Turkse en Marokkaanse vrouwen
dan bij autochtone vrouwen. De Turkse en Marokkaanse vrouwen die een kind
krijgen, zijn bijna allemaal getrouwd, terwijl van de Surinaamse en Antilliaanse
moeders net de helft gehuwd is (51 procent).

gezinsvorming ook na de geboorte dynamisch is. Het
lijkt er op dat een deel van de ongehuwd samenwonende moeders alsnog trouwt en dat een deel van
de alleenstaanden een partner vindt. Met deze zaken
dient rekening gehouden te worden in economische
modellen over de levensloop ten aanzien van arbeidsaanbod, inkomen, investeringen en sparen.
Ten tweede zijn er implicaties voor het welzijn van
kinderen en moeders op korte en langere termijn.
Opgroeien in een arm huishouden hangt samen
met problemen op latere leeftijd, het betreft
zowel gedragsproblemen, zoals criminaliteit, als
schooluitkomsten (Duncan en Brooks-Gunn, 1997;
Seccombe, 2000). Vanuit het perspectief van kinderwelzijn is het daarom de vraag hoe wenselijk het
is dat vrouwen een kind krijgen als hun financiële
situatie ontoereikend is. Ook voor vrouwen kunnen er
negatieve consequenties zijn als zij moeder worden
terwijl zij een laag inkomen en geen partner hebben.
Het wordt dan moeilijk om werkervaring op te bouwen. Op de korte termijn kan dat een negatief effect
op het inkomen hebben. Op de lange termijn kan de
consequentie een lagere pensioenopbouw zijn. Voor
het economisch welzijn van zowel moeder als kind is
het belangrijk dat deze vrouwen voldoende arbeidsmarktervaring op kunnen bouwen.

LITERATUUR
CBS (1999) Vital events: past, present, and future of the Dutch
population. Voorburg/Heerlen: CBS.

Conclusies
Net als in de Verenigde Staten lijkt het alleenstaande moederschap in Nederland
vooral een fenomeen van de stedelijke onderklasse. Op basis van de gegevens
in het IPO en onder de aanname dat het percentage geboorten bij een alleenstaande moeder nu gelijk is aan het percentage voor de periode 1989–1999,
schatten we dat jaarlijks ongeveer tienduizend geboorten plaatsvinden bij alleenstaande moeders. Zes tot zeven van de tien kinderen die bij een alleenstaande
moeder geboren worden, leven in een huishouden dat behoort tot de twintig
procent laagste inkomens. Anders dan in de Verenigde Staten vinden geboorten
in samenwoonrelaties ook plaats in relatief hoge inkomensgroepen.
De bovenstaande bevindingen hebben minstens op twee terreinen implicaties.
Ten eerste zijn er implicaties voor de voorstelling van het gezin in economisch
onderzoek en beleid. Het standaard gezinsmodel en levensloopmodel van een
één- of tweeverdieners echtpaar met kinderen is in afnemende mate representatief voor de Nederlandse bevolking. De uitzonderingen op dit standaardmodel
blijken zich voor te doen in bepaalde inkomensgroepen. Alleenstaand moederschap vinden we vooral in de laagste inkomensgroepen en ongehuwd samenwonende ouders in de hogere inkomensgroepen. Er zijn bovendien aanwijzingen dat

666

ESB

2 november 2007

De Feijter, H. (1991) Voorlopers bij demografische veranderingen.
Den Haag: Nederlands Interdisciplinair Demografisch
Instituut.
De Graaf, H., S. Meijer, J. Poelman en I. Vanwesenbeeck (2005)
Onderzoeksrapport resultaten Seks onder je 25e. Utrecht: Rutgers
Nisso Groep en Soa Aids Nederland.
Duncan, G.J. en J. Brooks-Gunn (red.) (1997) Consequences of
growing up poor. New York: Russell Sage Foundation.
McLanahan, S. (2004) Diverging destinies: How children are
faring under the second demographic transition. Demography,
41(4), 607–628.
Poortman, A. (2000) Sex differences in the economic consequences of
separation: a panel study of the Netherlands. European Sociological
Review, 16 (4), 1–17.
Seccombe, K. (2000) Families in Poverty in the 1990s: Trends,
causes, consequences, and lessons learned. Journal of Marriage
and the Family, 62(4), 1094–1113.
Siermann, C.L.J., P.J.J. van Teeffelen en L.J.M. Urlings (2004)
Equivalentiefactoren 1995–2000. Voorburg/Heerlen: CBS.
Van der Meulen, A. en A. de Graaf (2006) Samenleven en
kinderen. Bevolkingstrends 2006. Voorburg: CBS.

Auteurs