Redactioneel
Eva Niesten
Redacteur ESB
e.niesten@sdu.nl
Zorgen om de markt
e Nederlandse Zorgautoriteit (NZa)
concludeert in een recent rapport dat
er anderhalf jaar na de invoering van
het nieuwe zorgstelsel nog steeds geen
sprake is van marktwerking in de zorg. De verbazing bij de NZa over een gebrek aan concurrentie is
opmerkelijk. In het huidige stelsel wordt namelijk
op een zeer ineffectieve en ambivalente manier
omgegaan met een belangrijke vorm van marktfalen:
de informatieasymmetrie. In de zorgsector bestaat
er een informatieasymmetrie tussen consumenten,
artsen en zorgverzekeraars. Aan de ene kant hebben consumenten niet de kennis waarover artsen
en verzekeraars beschikken, en aan de andere kant
hebben de zorgverzekeraars minder informatie over
de gezondheidstoestand van consumenten.
De informatieachterstand van consumenten wordt
onder andere geïllustreerd in een recent onderzoek
van de NZa. Dit onderzoek naar het keuzegedrag van
de zorgconsument laat zien dat patiënten ziekenhuizen niet met elkaar vergelijken, dat ze het liefst naar
een ziekenhuis in de buurt gaan, dat ze zich laten
leiden in hun keuzes door hun huisarts en niet door
de verzekeraar, en dat ze niet weten welke polissen ze
moeten kiezen. De NZa heeft deze vorm van marktfalen blijkbaar niet herkend. Zelfs na deze onderzoeksbevindingen, neemt de autoriteit nog maatregelen
waarin voorbij wordt gegaan aan het verschil in
toegang tot en begrip van informatie door de consumenten. De consumenten worden zelfs de cruciale
taak gegeven om over de kwaliteit en prijs van de
verschillende zorginstellingen te oordelen om zo de
marktwerking in de zorg te stimuleren. Een voorbeeld
hiervan is dat in de huidige situatie zorgverzekeraars
aan het einde van het jaar eerst hun polissen verkopen aan de consumenten, en pas daarna contracten
afsluiten met zorginstellingen. De toezichthouder
vindt dat dit moet veranderen. Eerst moeten contracten met zorginstellingen aangegaan worden door de
zorgverzekeraars, zodat daarna de consumenten een
D
betere keuze van polis kunnen maken. Concurrentie
tussen zorgverzekeraars en tussen zorginstellingen
moet dus tot stand komen door het keuzegedrag van
de consument. In het rapport van de NZa staat te
lezen dat ‘Door bewust te letten op de prijs en de
kwaliteit van de geleverde zorg(verzekering) – en te
kiezen voor die verzekeraar/aanbieder die de beste
prijs-kwaliteitverhouding levert – stimuleert de consument zorgverzekeraars en zorgaanbieders tot het
leveren van kwalitatief goede en betaalbare zorg.’
Van de consumenten wordt dus ten eerste verwacht
dat zij in staat zijn de kwaliteit en de prijs van verschillende zorginstellingen en verzekeraars te vergelijken, ten tweede moeten zij als homo economicus
een vooruitziende blik hebben om te kunnen bepalen
welke polis het beste bij hen past, en ten derde
moeten patiënten een ziekte oplopen die behandeld
kan worden in een van de zorginstellingen die binnen
hun polis valt. Zorgverzekeraars hoeven namelijk
volgens de NZa behandelingen door zorginstellingen niet te vergoeden waar de verzekeraars geen
contract mee hebben, als de patiënten daarover
vooraf maar duidelijk worden geïnformeerd. Maar
economen weten allang dat deze homo economicus
alleen terug te vinden is in de theorie. Daarnaast
gaf ook het NZa-onderzoek aan dat de economische
mens ook niet in de praktijk bestaat. Het is dus niet
verbazingwekkend dat er bij een dergelijke informatieasymmetrie marktwerking onvoldoende van de
grond komt.
Aan de andere kant is er in de zorgsector sprake van
een informatieasymmetrie, die dit keer in het nadeel
van de zorgverzekeraars kan werken. Consumenten
hebben een informatievoordeel met betrekking tot
hun eigen gezondheidstoestand, dat zij kunnen
gebruiken bij het aangaan of uitbreiden van een
zorgverzekering. Zij zullen deze informatie over hun
gezondheid niet altijd willen delen met een zorgverzekeraar. Verder is het zo dat mensen met een
lager gezondheidsrisico minder geneigd zullen zijn
een zorgverzekering te nemen of uit te breiden. De
verzekeraar wordt dus gemiddeld geconfronteerd met
de hogere risico verzekerden. Het nieuwe zorgstelsel
houdt echter wel rekening met deze informatieasymmetrie. Een systeem van verevening in het nieuwe
zorgstelsel zorgt ervoor dat in ieder geval het risico
voor de zorgverzekeraars verminderd wordt. Maar
belangrijker is dat een inperking van het keuzegedrag
van consumenten gebruikt wordt om zorgverzekeraars
te beschermen tegen mogelijk opportunistisch gedrag van consumenten. Namelijk, het kiezen van een
nieuwe zorgverzekeraar kan maar een keer per jaar.
Ook mag een zorgverzekeraar consumenten weigeren
voor een aanvullende verzekering. Het heeft er dus
alle schijn van dat de NZa met twee maten meet wat
betreft het stimuleren van marktwerking in de zorg.
ESB
15 juni 2007
355