statistiek
Economie en Samenleving
HANS SCHMEETS (CBS)
Politieke kwesties en partijkeuze
Politiek hete hangijzers spelen een rol bij verkiezingen. Het is echter lastig in te
schatten in welke mate de meningen over kwesties, zoals het beperken van de
hypotheekrenteaftrek en het meebetalen aan de oudedagsvoorziening, de stemkeuze van de kiezer bepaalt. Bevindingen uit het Nationaal Kiezersonderzoek
(NKO), dat het CBS en de Stichting Kiezersonderzoek Nederland (SKON) rond
de Tweede-Kamerverkiezingen hebben uitgevoerd, leren dat het electoraat nogal
verdeeld is over dergelijke kwesties. Slechts achttien procent van de kiezers
wil de hypotheekrenteaftrek afschaffen. De achterban van de VVD en het CDA
verschillen niet: zo’n twaalf procent is voor afschaffing. Onder de stemmers
op de PvdA en de CU ligt dat percentage hoger, te weten 22 en negentien. De
aanhang van GroenLinks steekt daar met 36 procent beduidend bovenuit. Het
idee om ouderen met een goed pensioen te laten meebetalen aan de AOW haalt
met 39 procent geen meerderheid. Van de VVD’ers wenst slechts 22 procent
dit en van de PVV 26 procent. CDA-stemmers volgen met 32 procent en van de
SP’ers wil 43 procent dat sommige ouderen meebetalen aan de AOW. Tussen
de achterban van de PvdA, CU en Groenlinks is er op dit punt weinig verschil:
iets meer dan de helft van hun kiezers is voor een bijdrage van rijkere ouderen
aan de oudedagsvoorziening. Tussen de bevolkingsgroepen zijn de meningen
over deze kwestie niet erg verdeeld. Van de jongste kiezers wil 32 procent dat
mensen met een goed pensioen meebetalen aan de AOW, van de 65-plussers
is dat 43 procent. Mannen denken daar hetzelfde over als vrouwen, allochtonen
verschillen daarin niet van autochtonen en evenmin is de genoten opleiding van
belang. Bij de hypotheekrenteaftrek en een aantal andere kwesties die rondom de
Monetaire Zaken
De totale omvang van de beleggingen van Nederlandse pensioenfondsen in verhandelbare effecten is eind 2006 boven de zeshonderd miljard euro uitgekomen.
Deze groei werd gedreven door aankopen en koerswinsten op beursgenoteerde
aandelen. Deze twee effecten overtroffen een negatief valutakoerseffect. De
beleggingen kunnen worden uitgesplitst in vier categorieën: beursgenoteerde
aandelen, niet-beursgenoteerde aandelen, participatiebewijzen en schuldpapier.
Voor de beleggers was binnen het jaar 2006 voor elk van deze categorieën
sprake van mee- en tegenvallers. In het eerste kwartaal behaalden pensioenfondsen koerswinsten op beursgenoteerde en niet-beursgenoteerde aandelen en op
participatiebewijzen. Maar deze koerswinsten verdwenen in het daaropvolgende
kwartaal als sneeuw voor de zon. Op de portefeuille met schuldpapier werd in
beide kwartalen koersverliezen geleden. Ondanks forse aankopen, nam de totale
omvang van de portefeuille met verhandelbare effecten in de eerste helft van het
jaar af. In de tweede helft van het jaar werden echter op alle beleggingscategorieën koerswinsten geboekt. En mede daardoor overschreed de omvang van de
totale beleggingsportefeuille van pensioenfondsen de zeshonderd miljard euro.
De onderverdeling van de beleggingsportefeuille naar categorie en naar regio
bleek, onder invloed van rebalancing, uitermate stabiel te zijn. Beleggingen in
schuldpapier vormden de grootste categorie (plusminus veertig procent), gevolgd
door beursgenoteerde aandelen (plusminus 36 procent), participatiebewijzen
(plusminus twintig procent) en niet-beursgenoteerde aandelen (plusminus vijf
procent). De onderlinge verhoudingen veranderden nauwelijks, wat gezien de
omvangrijke koersschommelingen duidt op een actief rebalancing-beleid bij pensioenfondsen. Hierbij wordt het belegde vermogen gedurende een bepaalde tijd
in een vaste verhouding verdeeld over verschillende beleggingscategorieën. Die
ESB
6 april 2007
Politieke kwesties naar achtergrondkenmerken
Leeftijd
18–24
25–34
35–44
45–54
55–64
65–74
75-plus
Voltooide Opleiding
Lbo
Mavo, vwo-3
Havo, vwo, mbo
Hbo, universiteit
Totaal
Hypotheekrenteaftrek afschaffen 1)
%
14
10
14
22
19
22
28
Bijdragen
aan AOW 2)
%
32
36
38
38
41
43
43
16
15
15
21
18
38
36
38
40
39
1)
Het belastingvoordeel voor mensen met een hypotheek, de hypotheekrenteaftrek, moet worden afgeschaft.
2)
Mensen met een goed pensioen moeten gaan meebetalen aan de AOW.
ENRICO VROOMBOUT (DIVISIE STATISTIEK & INFORMATIE DNB)
Beleggingsportefeuille pensioenfondsen gegroeid
208
verkiezingen hebben gespeeld verschillen de diverse
bevolkingsgroepen weliswaar (iets) meer, maar het
onderscheid tussen de achterbannen van de politieke
partijen is duidelijk meer geprononceerd.
Beleggingen van pensioenfondsen naar instrument
en naar regio (in miljarden euro’s)
700
600
500
400
300
200
100
0
2006K 1
2006K 3
beleggingen naar effect
Beursgenoteerde aandelen
niet-beursgenoteerde aandelen
participatiebewijzen
effecten m.u.v. aandelen
2006K 2
2006K 4
beleggingen naar regio
Nederland
Eurogebied (exclusief Nederland)
Rest van de wereld
vaste verhoudingen worden meestal aan het begin
van een kalenderjaar bekend gemaakt en kunnen per
pensioenfonds verschillen.
De beleggingen van de pensioenfondsen naar regio
vertoonden eveneens een stabiel beeld. Gedurende
het hele jaar bestond zo’n vijftien procent van de
beleggingsportefeuille uit Nederlandse effecten, 31
procent uit effecten afkomstig uit het overige eurogebied en 54 procent uit effecten afkomstig uit de
rest van de wereld. Ook in dat opzicht waren de pensioenfondsen er in 2006 blijkbaar in geslaagd om
hun beleggingsportefeuille succesvol te rebalancen.
Financiële markten
SANDER HOEK (FDA)
Fed sorteert voor op versoepeling
Twijfel over de houdbaarheid van de Amerikaanse
economische groei is in de afgelopen weken het
dominante thema geworden op mondiale financiële
markten. Vooral als gevolg van opkomende problemen
in de hypotheekmarkt, in het bijzonder met betrekking tot de kredietverlening aan minder kredietwaardige particulieren, wordt gevreesd dat de terugval
op de huizenmarkt zich zal intensiveren. Echter
Federal funds rate VS
7
6
5
4
3
2
1
0
1997
1999
2001
2003
2005
2007
ook als dit niet al te dramatische vormen zal aannemen, is het zeer aannemelijk
dat banken nu grotere terughoudendheid zullen betrachten en de kredietvoorwaarden bij de verstrekking van woninghypotheken verder zullen aanscherpen
(zie ook ESB 4504 van 23 februari 2007). Dat betekent dat de economie een
belangrijk vermogenseffect, dat in voorgaande jaren de economische groei heeft
gestimuleerd, zal moeten ontberen. Jarenlang heeft de Amerikaanse consument,
aangemoedigd door de lage rente, stijgende huizenprijzen en soms ook agressieve bejegening door financiële intermediairs, vermogen kunnen onttrekken aan
de huizenmarkt en aangewend voor consumptieve doeleinden.
Enige bezinning en een louterende correctie in de oververhitte hypotheekmarkt
kan derhalve geen kwaad. Echter, het wordt zorgelijk indien dit zou overslaan
naar andere delen van de economie en resulteert in een recessie. Tegen deze
achtergrond kan een sussend optreden van de monetaire autoriteiten uitkomst
bieden. Echter, een halsoverkop-verlaging van de officiële rentetarieven door
de Federal Reserve (Fed) zou ook de bezorgdheid van de toch al licht geraakte
financiële markten over een op handen zijnde recessie of over diepere negatieve
gevolgen van de hypotheekproblemen in het financiële systeem doen toenemen.
Tijdens de laatste rentevergadering (21 maart) liet de Fed dan ook de rentetarieven ongemoeid, maar liet in de begeleidende verklaring wel doorschemeren
dat de neiging tot verkrapping (de zogenaamde bias), zoals die tot dusver werd
geïnterpreteerd door Fed-watchers, heeft plaats gemaakt voor een meer neutrale
benadering. Hiermee creëert de Fed handig ruimte om in de loop van het jaar,
bij een zoals wij verwachten verdere goedaardige matiging van de Amerikaanse
economische groei, de rente alsnog te verlagen.
Arbeidsmarkt
DENNIS LANJOUW (CBS)
Uitstroom naar werk vanuit WW, bijstand en NUG,
volwassenen (23–64 jaar)1)
Wel uitstroom
Totaal
na begeleiding
zonder begeleiding
65
20
45
Geen uitstroom
Totaal
wel begeleiding
geen begeleiding
35
10
25
1)
De instroom in ww, bijstand of NUG is exclusief personen die
meerdere keren instromen in 2005. Het grootste deel van de
personen die instromen in de ww behoort tot het UWV-domein en
blijft hier buiten beschouwing.
Uitstroom sluitende aanpak 2006
Mensen die niet op eigen gelegenheid werk vinden,
moeten voordat zij twaalf maanden werkloos zijn een
passend aanbod krijgen voor begeleiding naar werk.
Voor jongeren geldt een termijn van zes maanden. De
gedachte achter dit beleid, de zogeheten Sluitende
aanpak, is het voorkomen van langdurige werkloosheid. Onlangs presenteerde het CBS de eerste
uitkomsten voor 2006.
De doelgroep bestond uit personen die in de eerste helft van 2005 recht kregen
op een werkloosheids- of bijstandsuitkering en personen die zich in de eerste
helft van 2005 bij het Centrum voor Werk en Inkomen (CWI) hebben ingeschreven als niet-werkende werkzoekende zonder uitkering, de zogeheten NUG’ers. De
CBS-resultaten hebben betrekking op bijstandsgerechtigden en de NUG’ers.
Het blijkt dat 69 procent van de jongeren (15–22 jaar) die in de eerste helft van
2005 zijn ingestroomd in de bijstand en de NUG binnen zes maanden weer is
uitgestroomd. Van de volwassenen (23–64 jaar) is 65 procent van de nieuwe
werklozen binnen twaalf maanden weer uitgestroomd. Drie van de tien volwassen
uitstromers heeft begeleiding gehad in de vorm van een reïntegratieproject, een
loonkostensubsidie of een CWI-verwijzing, zeven van de tien stroomden uit zonder begeleiding. Van de volwassenen die niet zijn uitgestroomd, heeft 29 procent
wel begeleiding gehad. Van de jongeren was dit 37 procent.
Van de jongeren kreeg acht procent begeleiding in de vorm van een reïntegratietraject, 36 procent in de vorm van één of meer verwijzingen. Van de volwassenen
kreeg dertien procent een reïntegratietraject aangeboden en circa zeventien
procent een of meer verwijzingen.
Zowel bij jongeren als volwassenen was het percentage reïntegratietrajecten bij
de bijstandsgerechtigden hoger dan bij de NUG’ers. Zo kreeg 36 procent van de
jongereninstroom en 28 procent van de volwasseneninstroom in de bijstand een
reïntegratietraject aangeboden. Van de niet-uitkeringsgerechtigden kregen de
jongeren in drie procent van de gevallen binnen zes maanden een reïntegratietraject. De volwassen niet-uitkeringsgerechtigden kregen in twee procent van de
gevallen binnen twaalf maanden een reïntegratietraject aangeboden.
ESB
6 april 2007
209
Auteurs
Categorieën