Milieu-accounting: interne controle en publieke verantwoording
Aute ur(s ):
J.J. Bouma en F.J. Dietz (auteur)
Bouma is verbonden aan de Erasmusuniversiteit en de Universiteit Gent. Dietz is werkzaam b ij het ministerie van VROM. b ouma@fsw.eur.nl
Ve rs che ne n in:
ESB, 90e jaargang, nr. 4461, pagina D23, 2 juni 2005 (datum)
Rubrie k :
bedrijven
Tre fw oord(e n):
Individuele bedrijven hebben verschillende redenen om de veroorzaakte milieudruk te verminderen, en daarmee ontkoppeling te
bevorderen. Milieu-accounting is hierbij een hulpmiddel.
Bij de fabricage, tijdens het gebruik en na afdanking van een product ontstaat milieubelasting. Bedrijven hebben verschillende redenen
om die te verminderen.
Motieven voor ontkoppeling
Ten eerste kunnen substantiële kostenbesparingen worden behaald in de productiefase. Afhankelijk van de aard van het
productieproces kan dat bijvoorbeeld door efficiënter met ruimte en materialen om te gaan (minder verspilling en productuitval), door de
emissies naar bodem, water en lucht te reduceren of van samenstelling te veranderen (besparing op heffingen en afvalverwerking), en
door geluid- en stankhinder te verminderen. Vooral het terugbrengen van productuitval kan lonen, omdat behalve materiaalverlies ook de
verspilling van de geïncorporeerde hoeveelheid arbeid en kapitaal wordt voorkomen. Ook het (her)ontwerp van het product kan
interessant zijn als daardoor materialen en onderdelen (van bijvoorbeeld een auto) eenvoudiger kunnen worden teruggewonnen als het
product is afgedankt.
Behalve kostenbesparingen kan een milieusparend ontwerp ook een concurrentievoordeel opleveren, bijvoorbeeld doordat de
betreffende auto minder brandstof verbruikt, minder schadelijke stoffen uitstoot en langer mee blijkt te gaan dan andere auto’s. Op
termijn kan dit de producent een imagoverbetering opleveren die niet alleen gunstig is op de afnemersmarkt, maar ook een
concurrentievoordeel kan zijn op de arbeidsmarkt bij de werving van personeel.
Betere milieuprestaties verbeteren doorgaans ook de relaties met andere belanghebbenden (stakeholders), zoals omwonenden, de
milieubeweging, lokale overheden, aandeelhouders en verzekeringsmaatschappijen. Dat kan bijvoorbeeld betekenen dat minder
wantrouwen hoeft te worden overwonnen bij de verwerving van vergunningen of het afsluiten van verzekeringspolissen. Door deze
imagoverbetering bij externe partijen nemen de ‘wrijvingskosten’ voor het eigen functioneren af. In het huidige jargon versterkt de
onderneming hiermee zijn license to operate.
Hoewel beperking van het milieugebruik de bedrijfsleiding dus op verschillende manieren van pas komt, gaan ook hier de kosten voor de
baten uit. Daarom wil de bedrijfsleiding op regelmatige basis worden geïnformeerd over de ‘milieuperformance’ van het bedrijf. Tegelijk
biedt betrouwbare informatie over (de inspanningen voor) betere milieuprestaties de gelegenheid het imago van het bedrijf te verbeteren.
Milieu-accounting dient zowel de behoefte aan interne controle als de externe verantwoording over het milieugebruik.
Milieu-accounting
Milieu-accounting (MA) is het op bedrijfsniveau meten, vastleggen en bewerken van milieugegevens. De basis hiervoor vormen
registraties van stofstromen in het bedrijf. Hieruit blijken de aard en de omvang van het milieugebruik, zoals het verbruik van materialen
en fossiele energie, de emissies naar bodem, water en lucht, en het karakter en de hoeveelheid van het te verwerken afval. De stofstromen
worden doorgaans in fysieke termen geregistreerd. Een selectie van deze fysieke gegevens wordt opgenomen in milieujaarverslagen
waarmee een bedrijf aan de maatschappij verantwoording aflegt van de veroorzaakte milieudruk en de wijze waarop het bedrijf deze tracht
te beheersen.
Behalve dat MA gegevens levert voor de externe verantwoording van het bedrijf verschaft ze ook belangrijke input voor de interne
controle. Door de stofstromen in geldbedragen te waarderen, wordt zichtbaar tegen welke kosten het milieugebruik kan worden
verminderd. Zoals hiervoor al is aangegeven, levert dit ook vaak geld op. Bovendien kan de omzet stijgen als het bedrijf een
milieuvriendelijker productvariant op de markt weet te brengen.
De maatschappelijke zorg over bijvoorbeeld de slechte kwaliteit van het oppervlaktewater of de verdroging van de natuur door
omvangrijk grondwatergebruik, brengt de leiding van (vooroplopende) bedrijven ertoe enkele hierop afgestemde bedrijfsdoelen te
formuleren, bijvoorbeeld in de vorm van kwantitatieve reductiedoelen voor (grond)watergebruik. MA brengt dan via prestatieindicatoren in beeld waar in het productieproces welke bijdrage aan deze doelen kan worden geleverd. Dat stelt het management in staat
de bedrijfsprocessen in de gewenste richting bij te sturen.
Behalve informatie over het huidige milieugebruik, verschaft MA ook zicht op het toekomstige milieugebruik van de onderneming.
Daartoe worden de effecten van overwogen (vervangings- of uitbreidings)investeringen op natuur en milieu in fysieke termen berekend.
Ook kan worden onderzocht met welke maatregelen de door het bedrijf zelf geformuleerde of voor een vergunning vereiste
milieuprestaties kunnen worden gerealiseerd. Vervolgens kan worden nagegaan welke invloed de maatregelen hebben op het verwachte
financiële rendement van de overwogen investering.
Indicatoren voor milieuprestaties
De in MA gehanteerde indicatoren voor milieuprestaties moeten relevant, betrouwbaar en doelmatig zijn (Bouma & Wolters, 1998).
Relevante indicatoren verbinden de strategische doelen van het management, zoals een lage verkoopprijs, de flexibiliteit in
productieomvang en productmix, of de reductie van de emissies naar de lucht, met de dagelijkse handelingen in het bedrijf. De
gehanteerde milieu-indicatoren moeten het management direct informeren over de vorderingen op de afgesproken doelen. Tussen
bedrijven blijken overigens grote verschillen te bestaan aangaande de relevantie van milieu-indicatoren. Zo is de toerekening van de
kosten van waterverbruik voor een bierproducent wel relevant, maar voor een transportonderneming nauwelijks.
De betrouwbaarheid van de milieu-informatie die MA verschaft, wordt verhoogd door de principes van financiële accountancy toe te
passen. Een voorbeeld hiervan is functiescheiding. De prestatie van een manager moet door anderen worden gemeten en gerapporteerd
als hij in het kader van het beloningstelsel zelf op de betreffende prestatie wordt afgerekend. Ook de verantwoording van de wijze
waarop milieuprestaties worden bepaald en van de manier waarop erover wordt gerapporteerd, behoort tot het vakgebied van
accountants.
De gehanteerde set van milieuprestatie-indicatoren moet ook doelmatig zijn. Dit betekent dat de opbrengsten van een verbeterde
besluitvorming groter dienen te zijn dan de kosten die gemaakt worden voor het verkrijgen van deze informatie.
Publieke verantwoording
Een selectie van de milieuprestaties die met MA worden bijgehouden, wordt in een extern milieuverslag gepubliceerd. De aard van die
selectie wordt bepaald door wat het bedrijf geacht wordt te rapporteren. Wetgeving hieromtrent is in vele landen in ontwikkeling. In
Nederland is het publiceren van een extern verslag van de veroorzaakte milieubelasting een vereiste om in aanmerking te komen voor
certificering van het milieuzorgsysteem.
Tussen de milieuverslagen van bedrijven kunnen grote verschillen bestaan. Een olieraffinaderij belast nu eenmaal het milieu op een
andere manier en op specifieke onderdelen in een andere orde van grootte dan een elektronicaproducent of een bouwonderneming. De
wetgever heeft hiermee rekening gehouden door de rapportageverplichtingen functioneel te houden: alleen de milieubelasting die er voor
het bedrijf toe doet, hoeft in het milieuverslag te worden opgenomen.
Kansen en bedreigingen
Milieu-accounting verschaft een bedrijf informatie over de eigen milieuprestaties alsook aangrijpingspunten om die prestaties te
verbeteren. Zolang de interne controle met MA niet wettelijk verplicht is, is het gebruik ervan afhankelijk van het belang dat de
bedrijfsleiding hecht aan zicht op en verbetering van de milieuprestaties. Kostenbesparing en imagoverbetering op verschillende fronten
zijn daarvoor belangrijke drijfveren, zoals hiervoor is aangegeven. In de praktijk zijn echter al vele elementen van MA verplicht op grond
van de zorgplicht bij juridische aansprakelijkheid voor milieuschade, de vergunningverlening en de vergunninghandhaving.
Naarmate milieugebruik beter in de prijzen wordt verrekend – bijvoorbeeld door een (hogere) heffing op grondwateronttrekking of de
lozing van afvalwater – neemt het relatieve gewicht van milieugebruik in de kostprijs toe. Dat zal meer en meer bedrijven aanzetten tot
MA. Daar staat tegenover dat bij een stagnerende economische ontwikkeling de druk op de politiek altijd toeneemt om het bedrijfsleven
niet op te zadelen met de extra kosten van aanvullend milieubeleid. Voor de extra kosten die zijn gemoeid met het opzetten en
onderhouden van MA kan daaraan overigens geen gehoor worden gegeven, om dezelfde reden als dat de boekhouding en de financiële
verantwoording van bedrijven niet (tijdelijk) achterwege kan blijven bij economische tegenwind.
De kansen voor de verdere ontwikkeling van MA worden vergroot doordat bedrijven voortdurend streven naar verbetering van hun
milieuzorgsysteem. In een milieuzorgsysteem geeft een bedrijf op samenhangende wijze aan welke milieudoelen – zowel de wettelijk
verplichte als de zelf geformuleerde – worden nagestreefd, hoe dat gebeurt, en op welke manier daarvan verantwoording wordt afgelegd.
Voor de interne en externe verantwoording is MA onmisbaar. Gelet op de eisen die de nationale overheid en de EU stellen aan
milieuzorgsystemen, neemt ook het belang van MA voor bedrijven toe. Zo vervult het milieuzorgsysteem een cruciale rol bij het
verkrijgen van een zogenaamde flexibele vergunning. Hierbij houdt de overheid bij de controle op de naleving van milieuwetgeving meer
afstand tot het bedrijf dan gewoonlijk, mits dit bedrijf in het verleden milieudoelen steeds serieus heeft nagestreefd en op een
transparante wijze over haar milieuprestaties blijft rapporteren (Bouma & Kamp-Roelands, 2000).
Geregeld gaan er in internationaal verband stemmen op om de vorm en inhoud van een milieuverslag wettelijk nader vast te leggen. Dat
lijkt een stimulans voor MA. Voorzover MA echter wordt gebruikt voor de interne controle en de voorbereiding van
investeringsbeslissingen lijken uniforme wettelijke regelingen niet geschikt. Daarvoor verschillen de aard en de omvang van het
milieugebruik tussen bedrijven te sterk. Voor de publieke verantwoording ligt dat anders. Zo willen externe gebruikers van
milieuverslagen de milieuprestaties van verschillende bedrijven met elkaar kunnen vergelijken. Deze vergelijkbaarheid is enkel te
realiseren door op één en dezelfde wijze de prestaties te meten en te rapporteren. Wettelijke normen dwingen dan vergelijkbaarheid af.
Jan Jaap Bouma en Frank Dietz
Literatuur
Bouma, J.J. & N. Kamp-Roelands (2000) ‘Stakeholders’ expectations of an environmental management system: some exploratory research.
European Accounting Review, 9(1), 131-144.
Bouma, J.J. & T. Wolters (1998) Milieu-management accounting. Tijdschrift voor bedrijfsadministratie, 102(1216), 382-387.
Dossier: Arbeidsproductiviteit in de zorg
F.J. Diets, E.C. Schmieman en F.A.G. den Butter: Schone groei: productiegroei en milieudruk ontkoppeld
H. Folmer, H. Van der Veen en C. Withagen: Milieubeleid, concurrentievermogen en locatiegedrag van bedrijven
F.J.G.M. Florax en H.L.F. de Groot: Meta-analyse als hulpmiddel bij beleidsinstrumentatie
F.A.G. den Butter: Maak het milieu weer zichtbaar
J.A. Smulders en H.R.J. Vollebergh: Milieubeleid en innovatie
R. kemp, F.W. Geels en G.P.J. Verbong: Innovatie en duurzaamheidtransities
P.A. Boot: Concreet en Europees
F.J. Dietz en C.A. Hazeu: Tussen prijsprikkels en institutionele hervorming
N.B.P. Polman: Contractontwerp voor ontkoppeling
M.G. Bos en C.A. van der Wijst: Leren door transacties
J.J. Bouma en F.J. Dietz: Milieu-accountint: interne controle en publieke verantwoording
C.H.T. Vijverberg: Milieu-accounting en de overheid
C. Oudshoorn en J.H.G. van den Broek: Fileermes beter dan botte bijl
D.P. van Soest: De kosten van ontkoppelingsbeleid
M.W. Hofkes en H. Verbruggen: Milieubeleid voor een mierenhoop
Aart de Zeeuw: Hoe verder?
Copyright © 2005 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)