Ga direct naar de content

Regionale arbeidsmarkten in Europa

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: november 27 1996

Regionale arbeidsmarkten in Europa
Auteur(s):
Ruyter van Steveninck, M.A. de (auteur)
De auteur is werkzaam bij het Nederlands Economisch Instituut.
Verschenen in:
ESB, 81e jaargang, nr. 4086, pagina 1039, 24 december 1996 (datum)
Rubriek:
Uit de vakliteratuur
Trefwoord(en):
arbeidsmarkt, internationale, economische, betrekkingen, uit, de, vakliteratuur
Nu de Europese monetaire eenwording steeds dichterbij komt, en misschien wel alle EU-lidstaten (met uitzondering van Griekenland)
mee zullen doen, lijkt steeds duidelijker te worden dat de EMU geen optimaal valutagebied gaat worden. Is dat erg? Ja, zeggen velen,
omdat door het wegvallen van de onderlinge wisselkoersen asymmetrische schokken voortaan moeilijker kunnen worden opgevangen.
In een recent artikel hebben Decressin en Fatás de invloed van asymmetrische schokken op regionale arbeidsmarkten in (West-)Europa
en de Verenigde Staten geanalyseerd 1. Een voorbeeld van zo’n schok is een (onverwachte) stijging in de vraag naar exportproducten in
een regio of land. Dat leidt tot een toename van de vraag naar arbeid, en de vraag is nu hoe regionale werkloosheid, werkgelegenheid en
participatiegraden hierop reageerden.
Tevoren hadden de auteurs verwacht dat de meeste schokken eerder regio’s dan hele landen zouden treffen. Dit bleek te kloppen: in
Europa was ca. 80% van de werkgelegenheidsschokken regio-specifiek, en niet land-specifiek. In de VS was dit 40%.
Regionale schokken waren initieel ongeveer gelijk in omvang, maar hun effect bleek in de VS veel langer aan te houden dan in Europa,
waar regionale werkloosheidsvoeten na een schok sneller terugkeerden naar hun oorspronkelijke niveau. Belangrijkste verklaring
hiervoor was de sterkere inter-regionale migratie in de VS, van staten getroffen door negatieve naar staten getroffen door positieve
schokken. Hierbij dient dan te worden aangetekend dat deze hoge migratie niet alleen maar voordelen heeft: een nadeel is dat schokken
een meer permanent effect krijgen. Substantiële emigratie van arbeiders maakt een staat die een negatieve schok te verduren heeft gehad,
voor potentiële investeerders minder aantrekkelijk 2. Zo kan er een vicieuze cirkel ontstaan. Een tweede mogelijke verklaring wordt
gevormd door de grotere mate van regionale specialisatie in de VS, iets wat overigens in Europa na de invoering van de EMU ook zou
kunnen gaan optreden.
Zowel in Europa als in de VS bleek een belangrijk deel van de regionale werkloosheids- en werkgelegenheidscijfers te kunnen worden
verklaard uit hoge natuurlijke werkloosheidsvoeten, en dus niet afhankelijk te zijn van regio- of landspecifieke schokken. In Europa
hadden de schokken vooral effect op de regionale participatiegraad: de mate waarin mensen toetreden tot of zich terugtrekken uit de
arbeidsmarkt. In geval van een positieve schok nam in het eerste jaar de stijging van participatiegraad 78% van de stijging in vraag naar
arbeid voor zijn rekening, en 50% in het tweede jaar.
In de VS was dit veel minder, resp. 18% en 17%. Dat de schokken ook hier maar beperkte effecten op de werkloosheid hebben komt door
de al genoemde interregionale migratie: 52% van de stijging in regionale werkgelegenheid in het eerste jaar (dit was in Europa
verwaarloosbaar in de eerste twee jaar).
Decressin en Fatás opperden drie mogelijke verklaringen voor het feit, dat de aanpassing in Europa veel sterker dan in de VS plaatsvindt
via de participatiegraden. Ten eerste worden vervroegde pensionering en arbeidsongeschiktheidsregelingen vaker uit sociaaleconomische overwegingen dan uit medische noodzaak ingezet. In de tweede plaats bleken vrouwen zich relatief vaker bij een negatieve
schok uit de arbeidsmarkt terug te trekken. Vrouwen zijn in het algemeen werkzaam in beroepen met lagere opleidingseisen, waardoor
minder geïnvesteerd wordt in hun human capital, en afvloeiingskosten ook lager zijn. Ten slotte kan het relatief grote aantal parttimers
een rol hebben gespeeld. Zij zouden kunnen worden aangenomen in hoogconjuncturen en worden ontslagen in recessies, maar worden
na ontslag niet altijd als werkeloos geregistreerd.
Dit betekende overigens niet dat binnen Europa arbeidsmigratie geen rol speelt. Alleen, het vormt geen aanpassingsmechanisme in geval
van regionale schokken, in ieder geval niet op korte termijn. Structurele lange-termijn regionale migratiegolven bleken wel degelijk voor te
komen, bijvoorbeeld van Ierland naar het Verenigd Koninkrijk en van Zuid-Italië naar Noord-Italië.
Wat voor consequenties heeft dit alles nu voor de EMU? Ten eerste, als in Europa regiospecifieke schokken veel belangrijker zijn dan
land-specifieke schokken, dan betekent dat dat ook de huidige onderlinge nominale wisselkoersen geen zeer belangrijke rol spelen bij het
opvangen van schokken. Het inruilen van de nationale munten voor één Europese munt zou dan een minder groot offer zijn dan soms
wordt verondersteld. Ten tweede, dat migratie in Europa niet zo onbelangrijk is als soms wordt aangenomen, maar dat dit vooral fungeert

als een aanpassingsmechanisme op lange termijn. En ten slotte, dat de invloed van positieve of negatieve schokken eigenlijk niet zo
groot is. Het werkelijke probleem van de Europese arbeidsmarkten ligt in de hoge natuurlijke werkloosheidsvoeten. Dit bevestigt nog
eens dat de roep om flexibeler arbeidsmarkten in Europa nog onverkort geldig is

1 J. Decressin en A. Fatas, Regional labor market dynamics in Europe, European Economic Review, 1995, blz. 1627-1655.
2 Zie hiervoor ook P. Krugman, Lessons from Massachusetts for EMU, in Francisco Torres and Francesco Giavazzi (red.), Adjustment
and growth in the European Monetary Union, Centre for Economic Policy Research, London, 1993, blz. 241-266.

Copyright © 1996 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteur