Ga direct naar de content

De Nederlandse economen top-30 1996

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: november 27 1996

De Nederlandse economen top-30 1996
Auteur(s):
Pelle, E.S. (auteur)
redacteur bij ESB.
Verschenen in:
ESB, 81e jaargang, nr. 4086, pagina 1040, 24 december 1996 (datum)
Rubriek:
Trefwoord(en):
economie-beoefening
De hitlijst van de meest geciteerde Nederlandse economen wordt dit jaar aangevuld met de citaties van Nederlandse economen die in
het buitenland werkzaam zijn, en buitenlanders die aan een Nederlandse instelling werken. En na vier jaar is er weer een heuse
‘polderparade’.
Is het werk van sommige economen beter dan dat van anderen? Velen vinden van wel, maar het valt niet mee om een dergelijk oordeel
te kwantificeren. Zaken als kwaliteit, relevantie en toekomstperspectief voor het onderzoek zijn nu eenmaal moeilijk meetbaar. De
economen top-30 die op de volgende bladzijde staat afgedrukt wekt de indruk van wel, maar dat is natuurlijk schijn.
De hitlijst is gebaseerd op citatie-analyse. Dat wil zeggen dat het aantal keren geturfd wordt dat een Nederlandse econoom geciteerd
wordt in een internationaal wetenschappelijk tijdschrift. Dat zegt iets over kwaliteit en relevantie (slecht en irrelevant onderzoek is
meestal niet erg bruikbaar voor andere onderzoekers), maar lang niet alles. De hoeveelheid citaties is bijvoorbeeld mede afhankelijk van
het aantal erkende tijdschriften in een vakgebied, en ook zegt het waarnemen van een citatie nog niets over de aard ervan. De ene keer
wordt een baanbrekend idee door andere auteurs als inspiratie gebruikt (of als voorbeeld van hoe het niet moet natuurlijk), de andere
keer wijst een citatie op het gebruik van een dataverzameling. Een bijzondere beperking van de ESB-lijst is dan nog, dat een verwijzing
alleen aan de eerste auteur van het geciteerde artikel toegekend wordt. Economen die vaak als co-auteur optreden, bijvoorbeeld omdat
hun naam met een Z begint, zijn flink in het nadeel.
Een kenmerk van citatie-analyse is verder, dat er nogal wat tijd overheen gaat voordat iemands prestaties zichtbaar worden. De
veelbelovende jonge econoom moet eerst onderzoek gepubliceerd krijgen, dan kunnen anderen er gebruik van maken, en die moeten
vervolgens hun resultaten ook gepubliceerd zien te krijgen, pas dan kunnen de citaties geteld worden. Omdat het bij internationale
toptijdschriften lang kan duren voordat een ingestuurd artikel gepubliceerd wordt, gaat er wel even overheen voordat talent zichtbaar
wordt. Daarbij komt dat er geteld wordt over een periode van vijf jaar, zodat iemand jarenlang citaties moet behalen voor een plaatsje in
de top.
Geen wonder dus, dat de lijst in belangrijke mate de ‘éminence grise’ van de Nederlandse economen bevat. Aanstormend talent wordt
beter zichtbaar door niet het aantal citaties, maar de publicaties te tellen. Dit is de methode van de economen-top 20 zoals vorig jaar rond
kerst in Intermediair verschenen is. Daarin zie je meteen welke Nederlandse economen op dit moment internationaal actief zijn. Maar of
hun werk door anderen bruikbaar wordt geacht, moeten we nog maar afwachten …
De betekenis van een citatie wordt sterk bepaald door wie citeert, en waar. In de economentop gaat het om internationale tijdschriften,
waarin de ontwikkeling van de wetenschap plaatsvindt. Maar onderzoek kan ook heel zinvol zijn om beleid op te baseren, of het kan de
deelnemers aan een maatschappelijke discussie inspireren. Dat zijn geen factoren die voor een citatie in een blad als Econometrica een
grote rol spelen. Om ook recht te doen aan economen die voor Nederlandse beleidsmakers en economen zinvol werk verrichten, wordt de
top-30 dit jaar aangevuld met de ‘polderparade’. Deze verscheen één keer eerder, in 1992. Ook in de polderparade gaat het om citaties,
maar dan in de Nederlandse economische tijdschriften.
Wie en wat tellen mee?
De economen top-30 wordt opgesteld met een aantal telregels, die bepalen welke economen en welke citaties meetellen.
Als eerste de citaties. We maken gebruik van de Social sciences citation index, samengesteld door het Amerikaanse Institute for
Scientific Information. Dit instituut telt de citaties in ruim 1500 wetenschappelijke tijdschriften op het gebied van sociale wetenschappen,
waaronder de economie. Dat betekent dat alleen citaties in internationale tijdschriften van naam en status meetellen, en bijvoorbeeld niet
de citaties in ESB (wereldberoemd in Nederland, maar hiervoor is de polderparade). Voor de top worden niet alle citaties meegeteld.
Uitgezonderd worden verwijzingen naar eigen werk, en verwijzingen in boekbesprekingen en in review-artikelen. En als er in een artikel
meerdere malen naar dezelfde Nederlandse econoom verwezen wordt telt dat maar voor één keer, zelfs wanneer het om verwijzingen naar
verschillende artikelen gaat. Een belangrijke beperking van de ESB-lijst is al eerder genoemd: bij citaties wordt er alleen gelet op de eerste
auteur.

Dan de economen. Als vanouds is de Nederlandse economen top-30 bedoeld voor Nederlandse economen, dat wil zeggen: met de
Nederlandse nationaliteit, en werkzaam aan een Nederlandse universiteit. Dit criterium heeft grote invloed op de lijst. Het leidt er immers
toe dat een aantal bekenden niet meedingen, hetzij omdat ze geen Nederlander zijn (zoals Soete of Kleinknecht), hetzij omdat ze niet in
Nederland werkzaam zijn, zoals Barten of Buiter. Om de beperking van het nationaliteitscriterium minder knellend te maken, wordt de
Nederlandse economentop dit jaar aangevuld met een citatielijst van ‘Nederlandse buitenlanders’ en ‘buitenlandse Nederlanders’.
De volgende vraag is: wie is er econoom? Dit criterium is in de loop der jaren verruimd, tot ‘het zich bezig houden met onderzoek op het
gebied van de economie’. Dat blijkt meestal uit de plek waar men werkt: aan een economische faculteit of instelling zoals het CPB of CBS.
Op de lijst komen mensen voor met zeer verschillende onderzoeksgebieden: van econometristen tot een organisatiedeskundige. Van de
laatste richting is er weliswaar maar één op de lijst aanwezig, maar die staat (nog steeds) bovenaan.
De top-30 in 1996
De top-30 van 1996 (tabel 1) heeft betrekking op de citaties die behaald zijn van 1991 t/m 1995. Ten opzichte van de top van vorig jaar telt
1990 nu niet meer mee, en 1995 wel. Inherent aan deze werkwijze is, dat de veranderingen niet schokkend zijn.

Tabel 1. De top-30 in 1996 (citaties uit de jaren 1991-1995)

Plts (vorig jaar)

Instelling Citaties Hoogste notering

1. (1) G. Hofstede
emer. UM 774
1 1992-1996
2. (2) S.J.G. van Wijnbergen UvA
204
2 1994-1996
3. (3) E.E.C. van Damme
KUB
185
3 1994-1996
4. (4) P. Nijkamp
VU
151
2 1981-1988
5. (6) J.R. Magnus
KUB
95
4 1991, 1996
6. (5) F. van der Ploeg
Tw. kamer/UvA 92
5 1994-1995
7. (9) P.P. Wakker
UM
88
8. (8) A. Klamer
EUR
86
7 1994
9. (15) J.J.M. Kremers
Min. Fin/EUR 85
(7) B.M.S. van Praag
SEO/UvA
85
3 1984-1985
11.(10) A.L. Bovenberg
CPB/EUR
77
8 1994
12.(15) W.P.M.M. van de Ven EUR
73
13.(12) P. Rietveld
VU
71
9 1988
(11) G. Ridder
VU
71
9 1994
15.(12) A. Kapteyn
KUB
69
5 1988
16.(15) J. Hartog
UvA
65 15 1995
17.(-) H.J. Bierens
KUB
64 10 1988
18.(14) J.S. Cramer
UvA
62
4 1981
19.(22) J. Hagedoorn
UM
56
20.(15) J. Pelkmans
Euroscoop/UM 54
8 1993
21.(25) J.P.C. Kleijnen
KUB
53
22.(21) T. Kloek
EUR
52
6 1986
23.(20) W.F. van Raaij
EUR
49
9 1985-1986
24.(15) J.F. Kiviet
UvA
46
8 1991
25.(30) W.T.M. Molle
NEI/EUR
43
26.(-) A.W.J. Kolen
UM
39
(27) H. Linnemann
emer. VU
39
4 1976-77, 1982
28.(-) A.W.A. Boot
UvA
37
(24) J.J. van Duijn
Robeco/UvA 37
3 1986-1988
30.(23) P. Kooreman
RUG
34 23 1993-96
(30) P.C. Schotman
UM
34
Gebruikte afkortingen: EUR = Erasmus Universiteit Rotterdam; KUB = Katholieke Universiteit Brabant; SEO = Stichting voor
Economisch Onderzoek (Amsterdam); RUG = Rijksuniversiteit Groningen; RUL = Rijksuniversiteit Leiden; UM = Universiteit
Maastricht; UvA = Universiteit van Amsterdam; VU = Vrije Universiteit (Amsterdam).

De beweging die zich op de lijst afspeelt, is het beste zichtbaar aan de hand van de in 1995 behaalde citaties (vermeld in tabel 2). Dan
blijkt dat de positie van Geert Hofstede meer dan ooit onbedreigd is. In 1995 haalde hij, net als in de voorgaande jaren, meer citaties dan
het jaar ervoor en ook meer dan de nummer 2 op de lijst, zodat het verschil almaar groter wordt. De telling over de eerste negen maanden
van 1996 (tabel 3) bevestigt dit beeld.

Tabel 2. Behaalde citaties in 1995

Instelling cit.
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.

G. Hofstede
emer. UM 190
E.E.C. van Damme
KUB
45
J.J.M. Kremers
Fin./EUR
31
P.P. Wakker
UM
26
S.J.G. van Wijnbergen UvA
23
P. Nijkamp
VU
22
W.P.M.M. van den Ven EUR
20
H.J. Bierens
KUB
18
J.R. Magnus
KUB
18
10. A. Klamer
EUR
16
11. A.W.A. Boot
UvA
15
J. Hagedoorn
UM
15
T. Kloek
EUR
15
14. J.P.C. Kleijnen
KUB
14
F. van der Ploeg
Tw. kamer/UvA 14
G. Ridder
VU
14
17. J. Hartog
UvA
13
18. Ph.H. Franses
EUR
12
W.T.M. Molle
NEI/EUR
12
P. Rietveld
VU
12

Tabel 3. De tipparade: citaties verzameld in de eerste negen maanden van 1996

Instelling cit.
1. G. Hofstede
emer. UM 165
2. E.E.C. van Damme
KUB
37
3. P. Nijkamp
VU
25
S.J.G. van Wijnbergen UvA
25
5. P.P. Wakker
UM
21
6. J.J.M. Kremers
Fin./EUR
20
7. A.W.A. Boot
UvA
16
8. J.R. Magnus
KUB
15
9. J. Hagedoorn
UM
14
10. A.L. Bovenberg
CPB/EUR
12
Het verschil tussen de nummers twee en drie is veel kleiner, en neemt steeds verder af. Eric van Damme, nu nog op de derde plaats, heeft
in 1995 opnieuw meer citaties verzameld dan de nummer twee, Sweder van Wijnbergen. Wellicht heeft de lijst dus volgend jaar een
nieuwe nummer twee. De speltheoreticus Van Damme behaalt zijn citaties in belangrijke mate met zijn boek Stability and perfection of
Nash equilibrium uit 1987.
Ook rond de plaatsen vijf en zes zit er beweging in de lijst. De Tilburgse econometrist Magnus heeft in 1995 meer citaties behaald dan de
politicus-econoom Van der Ploeg, en dat kost de laatste nu zijn vijfde positie. Magnus heeft samen met H. Neudecker van de UvA
(helaas, de tweede auteur …) een veel geciteerd boek op zijn naam staan over matrix-berekeningen.
De ruimtelijke economen Nijkamp (ook als auteur present in deze ESB) en Rietveld bestendigen hun posities, net als Arjo Klamer. De
‘coryfeeën’ Van Praag en Kapteyn behaalden in 1995 minder citaties dan in de jaren ervoor en verliezen enkele plaatsen, net als J.S.
Cramer en J. Pelkmans.
In de top-30 komen dit jaar drie nieuwe namen voor. Als eerste zien we op nummer 17 H.J. Bierens. Hij kwam enkele jaren geleden ook op
de lijst voor, totdat hij in de Verenigde Staten ging werken. Nu is hij verbonden aan de Katholieke Universiteit Brabant, en telt dus weer
volop mee. Op plaats 25 staat de volgende nieuwe naam, Anton Kolen, hoogleraar kwantitatieve economie (in het bijzonder besliskunde)
aan de Universiteit Maastricht. Zijn onderzoek richt zich op planning van productie (bijvoorbeeld bij nieuwe, flexibele
productiesystemen) of van het gebruik van netwerken (zoals bij mobiele telefonie). De derde nieuwkomer heeft zich vorig jaar al
aangekondigd, door hoog in de tipparade te verschijnen: Arnoud Boot, hoogleraar ondernemingsfinanciering en financiële markten aan
de Universiteit van Amsterdam. Boot schrijft ook regelmatig voor ESB, in het afgelopen jaar bijvoorbeeld over ondernemingsfinanciering,
pensioenen en een nieuwe beurs voor kleine, innoverende bedrijven. Hij is aan een snelle opmars bezig, getuige de behaalde citaties in
1995 en 1996. Tegenover drie nieuwe namen staan dit jaar vijf mensen die het minimum van 34 citaties (zes meer dan vorig jaar) niet
haalden: W.J. Keller, M.M.G. Fase, S. Cnossen, P.S.H. Leeflang en J.B. Opschoor.
In de citaties van 1995 komt één nieuwe naam voor: Philip-Hans Franses, econometrist aan de Erasmus Universiteit. Hij houdt zich onder

andere bezig met de wijze waarop tijdreeksen voor seizoenseffecten gecorrigeerd kunnen worden.
Het buitenland
In de ESB top-30 tellen de buitenlandse economen die in Nederland werken, en de Nederlanders die in het buitenland werken, niet mee.
Dit jaar hebben we voor deze twee groepen een aparte ‘parade’ opgesteld. Om de vergelijking zuiver te houden, zijn hierop alleen degenen
opgenomen die 34 of meer citaties hebben behaald van 1991 tot 1995; hetzelfde aantal als benodigd was voor een plaatsje in de
‘Nederlandse’ economentop.
Buitenlanders in Nederland
In tabel 4 zijn de buitenlanders opgenomen die in Nederland werkzaam zijn. We hebben ons beperkt tot degenen met een aanstelling van
meer dan 50%. Op de eerste plaats komt nu de in Groningen werkzame A. Maddison. Maddison onderzoekt lange-termijntrends in de
economische groei, en heeft hiervoor een databestand van o.a. de groei en kapitaalgoederenvoorraad voor veel landen en een lange
periode opgesteld. Hier wordt dankbaar gebruik van gemaakt.

Tabel 4. Citaties van buitenlanders die in Nederland werkzaam zijn

Instelling cit.
1.
2.
3.
4.
5.

A. Maddison
RUG
L.L.G. Soete
UM
P. Bolton
KUB
M. Ellman
UvA
A.H. Kleinknecht
VU

312
83
80
76
54

Daarna komt Luc Soete, die voor ESB regelmatig columns schrijft. Soete is Belg van nationaliteit. In zijn onderzoek houdt hij zich bezig
met het ontstaan en verspreiden van technologische innovaties. Momenteel geeft hij leiding aan het Maastricht Economic Research
Institute on Innovation and Technology, kortweg MERIT, van de Universiteit Maastricht.
De derde plaats is voor Patrick Bolton. Bolton schreef onlangs nog in ESB over het werk van de Nobelprijswinnaars Vickrey en Mirrlees.
Zijn onderzoeksinteresse betreft echter vooral de contracttheorie.
Op de vierde plaats komt M. Ellman, gespecialiseerd in de centraal geleide economieën. De liberalisering in Oost-Europa noopte tot een
uitbreiding van het vakgebied, maar heeft de belangstelling ervoor allicht vergroot. Plaats vijf is voor Alfred Kleinknecht. Kleinknecht
heeft zich bezig gehouden met onderzoek naar de lange golf in de economie, en daarnaast met technologische ontwikkeling (en de
gewenste ontwikkeling van de lonen, natuurlijk).
Nederlanders overzee
Een aantal Nederlandse economen dat in het buitenland (tabel 5) werkt, is goed voor een flink aantal citaties. Dat is in de eerste plaats
Henri Theil. Theil is econometrist. Toen hij nog aan de EUR verbonden was, heeft hij samen met Barten (de nummer 4 op deze lijst), een
model voor het consumentengedrag ontwikkeld dat in de wereld bekend is geworden als ‘het Rotterdamse model’. Verder behaalt hij
citaties met een handboek voor de econometrie, Principles of econometrics, uit 1971, en natuurlijk met de bekende Theil-coëfficiënt
waarmee ongelijkheid (bijv. van inkomens, of aantal behaalde citaties) gekwantificeerd kan worden.

Tabel 5. Citaties van Nederlanders werkzaam in het buitenland

Instelling
1.
2.
3.
4.
5.

cit.

H. Theil
Univ. of Florida 677
W.H. Buiter
Cambridge univ. 320
H.S. Houthakker
Harvard
203
A.P. Barten
KU Leuven
132
J.J. van der Gaag
Wereldbank
51

Ook W.H. Buiter scoort hoog. Buiters binding met Nederland is gering; hij heeft zijn economie-opleiding in Groot-Brittannië en in de VS
genoten, en is nu werkzaam aan de Cambridge University. Daarnaast heeft hij een aanstelling aan de Universiteit van Amsterdam, maar
deze is voor een dermate gering aantal uren, dat we hem niet als ‘werkzaam in Nederland’ willen betitelen. Buiter is macro-econoom. Hij
hield zich bezig onder andere met de optimale omvang van het overheidstekort en de beperkingen van de nieuw-klassieke economie.
Momenteel is hij een bekend criticus van de EMU.
Op de derde plaats komt Hendrik Houthakker. Houthakker was redacteur van de Review of Economics and Statistics (dat kan natuurlijk
nooit kwaad bij het verzamelen van citaties), en heeft onderzoek verricht naar gewoontevorming in het consumentengedrag.

Tot besluit
Citatie-analyse zal wel altijd verguisd en aanbeden blijven. Om met een voorbeeld van het laatste af te sluiten: in Vrij Nederland (25 mei
1996) stelde de nummer twee van de ESB-lijst, Sweder van Wijnbergen: “In andere landen wordt meer gepresteerd en minder naar elkaar
gekeken. In het buitenland tellen alleen citatenlijsten mee. Dat is de manier om objectief te meten hoeveel invloed iemand heeft.”
Zie ook: De Polderparade

Copyright © 1996 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteur