Internationale samenhang van de Nederlandse conjunctuur
Aute ur(s ):
De Nederlandsche Bank
Ve rs che ne n in:
ESB, 81e jaargang, nr. 4052, pagina 307, 3 april 1996 (datum)
Rubrie k :
Monitor
Tre fw oord(e n):
conjunctuurindicator
De DNB-conjunctuurindicator laat een verdergaande verslechtering zien tot en met juni van dit jaar. Dit terwijl – zoals rond 1989 ook
al eens het geval was – de opgang van de realisatie wel hapert, maar een omslag nog niet heeft plaatsgevonden (zie figuur 1). In het
conjunctuurbericht van februari werd getoond dat de omslag in het beloop van de industriële productie in Duitsland al wel plaatshad.
Het is dan op het eerste gezicht vreemd dat een omslag in Nederland nog steeds uitblijft. Als gevolg van het feit dat Duitsland onze
belangrijkste handelspartner is, zou de Duitse economische ontwikkeling immers een grote invloed op de Nederlandse uitoefenen.
Figuur 1. DNB-conjunctuurindicator gestandaardiseerde afwijkingen van de trend van de industriële productie
Bij een nadere beschouwing is deze situatie echter minder vreemd dan ze lijkt. Een conjunctuurbeweging wordt veroorzaakt door een
veelheid van factoren, waarvan handelsstromen een onderdeel uitmaken. Voor een kleine open economie als de Nederlandse zijn deze
handelsstromen van majeur belang; onze uitvoer bedraagt ruim 50% van het bbp. De uitvoer naar Duitsland maakt echter slechts een
deel uit van de totale Nederlandse export, zij het met ongeveer een kwart van het totaal wel een belangrijk deel. Voor een goed inzicht in
de samenhang van het Nederlandse conjuncturele beloop met de economische ontwikkelingen in het buitenland is het dan beter om te
kijken naar de gezamenlijke ontwikkeling bij een aantal landen.
Het voor Nederland relevante, d.w.z. naar exportaandeel gewogen, buitenland zou dan wellicht voor de hand liggen, maar het is bekend
dat de fase van de conjunctuurcycli in de wereld uiteen lopen 1. Om de internationale samenhang van de Nederlandse conjunctuur te
bepalen lijkt een vergelijking met de andere landen van Continentaal Europa daarom het meest aangewezen. In figuur 2 is daartoe de
industriële productie van Nederland en Continentaal Europa weergegeven 2. Uit de figuur blijkt niet alleen dat er een sterke samenhang
bestaat tussen het Nederlandse conjuncturele beloop en dat in Continentaal Europa, maar ook dat de omslag van de industriële
productie in Continentaal Europa evenmin als in ons land al heeft plaatsgehad.
Figuur 2. Conjunctuur in Nederland en continentaal Europa
Als we niet de industriële productie alleen, maar de ontwikkeling van de economie als geheel in de afgelopen jaren beschouwen dan ziet
het beeld er wat anders uit. De Nederlandse economie, gemeten aan het bbp-beloop, presteerde in de jaren negentig over het algemeen
wat beter dan de ons omringende landen met name door een gunstigere ontwikkeling in 1992 en 1993 (zie tabel 1). Er moet echter in het
oog worden gehouden dat de realisatiecijfers naast een conjuncturele component ook een (zich) ontwikkelende structurele component
en incidentele factoren weerspiegelen. In Nederland werkte de relatief gunstige werkgelegenheidsontwikkeling, als belangrijkste
drijvende kracht achter de stijging van de particuliere consumptie, positief uit op de economische groei. De toename van de consumptie
legde als het ware een bodem in de groei van het bbp. Dat is een belangrijk verschil met de ons omringende landen waar het particuliere
verbruik veel meer fluctueerde en gemiddeld lager lag dan in ons land. Verder is het ene land conjunctuurgevoeliger dan het andere als
gevolg van verschillen in de productiestructuur. Nederland is met een internationaal bezien sterke nadruk op landbouw en diensten,
relatief ongevoelig voor de conjunctuur. Het niveau van de bbp- groei kan door al deze factoren afwijken van die in het buitenland, maar
dat neemt niet weg dat de conjunctuurbeweging in ons land in dezelfde richting blijft wijzen als die in Continentaal Europa.
Tabel 1. Volumegroei bbp (in procenten)
1990
Nederland
Cont. Europa
1991
4,1
3,4
2,3
2,2
1992
2,0
1993
0,2
1,2
1994
2,7
-1,2
1995
2,4
2,6
2,3
Zowel uit de ontwikkeling van de industriële productie als uit de ontwikkeling van het bbp blijkt dus een sterke samenhang met de
conjuncturele ontwikkeling elders in Europa. En dat kon op grond van het karakter van een kleine open economie als de onze ook niet
anders worden verwacht
1 Zie M.M.G. Fase en G.J. de Bondt, Duitsland als spil van economische activiteit, ESB, 28 september 1994, blz. 864-868.
2 Continentaal Europa bestaat uit Duitsland, België, Frankrijk, Italië, Spanje, Denemarken, Zweden, Zwitserland en Oostenrijk.
Copyright © 1996 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)