Ga direct naar de content

Marktordening

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: september 27 1995

Marktordening
De WD en in het bijzonder haar politieke leider Frits
Bolkestein voeren nu al weer gedurende een decennium een ware kruistocht voor meer markt en minder ordening. In het paarse kabinet-Kok wordt deze
politieke filosofie met verve uitgedragen door de ministers Wijers (D66) en – in iets mindere mate – Zalm
(WD). Zij willen meer concurrentie, meer flexibiliteit
en meer creativiteit op onze markten. Zij willen dat,
omdat globalisering van economic en cultuur dat vereist. Het is een verlangen ingegeven door toenemende wereldwijde concurrentie. We hebben in Nederland te veel geregeld en vastgelegd waardoor we
onvoldoende in staat zijn alert te reageren op de veranderingen om ons heen. Veranderingen die we door
de internationalisering van maatschappij en economic niet meer buiten de deur kunnen houden. Met
name de moderne vormen van informatietechnologie, de uitbreiding van de elektronische snelweg en
de modulisering van de produktie van goederen en
diensten dwingen ons daartoe.
De rigiditeiten waar we last van hebben zijn
geconcentreerd in de uitgebreide en gedetailleerde
regelingen van onze sociale zekerheid, in de afscherming van onze arbeidsmarkt door cao’s en vooral het
algemeen verbindend verklaren daarvan en ten slotte
in allerhande vormen van marktordening en brancheorganisatie. Dat samenstel van regels en wetten dat
alle betrokkenen bindt, zorgt ervoor dat ons bestel
buitengewoon inflexibel is geworden. Het paradoxale nu, is dat het oogmerk van deze regelingen is geweest om het zwakke te beschermen en om de kwaliteit sterk te verbeteren. De uitwerking is echter dat
na verloop van tijd het zwakke wordt uitgesloten het systeem verstevigt de positie van de gevestigden
en verzwakt de positie van de buitenstaanders – en
dat de kwaliteitsverbetering gepaard gaat met de uitsluiting van concurrentie.
Een tegenbeweging tegen de roep om meer vrije
markt en minder afschermende regelgeving kon niet
uitblijven. Ook in ESB is daarvan verslag gedaan. In
het vorige nummer stonden twee artikelen, een van
S.K. Kuipers — naast wetenschapper ook kroonlid
van de SER – en een van F. van Waarden. De eerste
geeft een theoretische verhandeling ten beste over
het heil dat beperking van onzekerheid heeft voor
het goed werken van markten. De tweede laat zien
dat marktordening in het kader van de PBO heeft geleid tot sterke bedrijven en bedrijfstakken. De boodschap is duidelijk: het huidige stelsel van marktordening heeft uiterst positieve effecten. De impliciete
boodschap is, dat de adepten van te veel vrije markt
een halt dient te worden toegeroepen.
Naar mijn oordeel maken beide heren een forse
denkfout, die wordt veroorzaakt door nun a-historische kijk op de werkelijkheid. Natuurlijk kunnen in
bepaalde situaties marktordening en onzekerheidsbeperking een verstandige strategic zijn en bijdragen
aan kwaliteitsverbetering, concurrentiebevordering

ESB 18-10-1995

en forse economische groei.
Wat bepalend is, zijn de omstandigheden. Omstandigheden die naar
hun aard afhankelijk zijn van tijd
en plaats.
De marktordening in de landbouw en de daaraan gerelateerde
voedingsmiddelenindustrie is een
direct produkt van de grote landbouwcrisis in het interbellum. De
bedrijfstakken werden geconfronteerd met een zeer harde gulden,
gevolg van de gouden-standaardpolitiek van de kabinetten-Colijn,
die hun toch al slechte concurrentiepositie verder ondergroef. Daarnaast was er sprake van overproW.S.P. Fortuyn
duktie en van zeer kleinschalige produktie. In de
bedrijfstakken moest men dikwijls genoegen nemen
met minder dan de kostprijs. Een situatie die leidt tot
een keiharde sanering met schrijnende faillissementen. Omdat het hier om voedselvoorziening ging en
de regering dat van een vitaal nationaal belang vond,
hetgeen het in de toenmalige wereldorde ook was,
vond zij dat ze de vrije markt niet op zijn beloop kon
laten. Er werd besloten tot drastische marktordening
met als doel betere prijzen, modernere produktietechnieken en een zekere schaalvergroting. Na de oorlog
was deze noodzaak in nog veel sterkere mate aanwezig en is marktverordening geformaliseerd in de Wet
op de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie. Een wet
die particuliere belangenbehartigingsorganen de bevoegdheid geeft om binnen zekere kaders marktordening af te dwingen. Deze organen treden op als pseudo-overheden en zijn gemachtigd een ieder, binnen
het kader van de wet, die opereert binnen de bedrijfstak te binden. lets soortgelijks kan worden gesteld
voor de ordening op de arbeidsmarkt door het afsluiten van cao’s en door de algemeen verbindend verklaring van die cao’s. Heel zinnig in een tijd dat de
factor arbeid in het defensief was en bovendien zeer
collectief van karakter was.
Die omstandigheden zijn inmiddels veranderd.
De bedrijfstakken in de landbouw opereren intussen
op internationale markten waarop steeds minder
beschermend wordt opgetreden en ook de arbeidsmarkt begint – qua kostenstructuur – steeds internationaler trekken te tonen en verliest daarenboven
steeds meer van zijn collectieve verschijningsvorm.
Dat nu vereist een openbreken van de beschermende regelgeving, opdat de concurrentie op wereldschaal kan worden aangegaan, nieuwe initiatieven
een kans krijgen en de heilzame uitwerking van de
toetreding van buitenstaanders op deze relatief
gesloten markten kan plaatsvinden.
Alles wat te lang wordt volgehouden verkeert op
den duur in zijn tegendeel; in het menselijk leven is
niets voor de eeuwigheid gegeven.

Auteur