Ga direct naar de content

Wiize mannen

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: februari 16 1994

Wiize mannen
In zijn standaardwerk Economie policy: principies and
design (956) onderscheidt). Tinbergen drie vormen
van economische politiek: kwantitatieve maatregelen,
kwalitatieve maatregelen en hervormingen1. Kwantitatieve maatregelen zijn bedoeld om de economie op
onderdelen bij te sturen, maar laten de structuur ongewijzigd; denk aan een verandering van belastingtarieven of een vermindering van sociale premies. Kwalitatieve maatregelen gaan verder: zij brengen een verandering teweeg in de aard van een bepaald beleid, bij
voorbeeld een verschuiving van de belasting op arbeid naar een heffing op het gebruik van het milieu.
Hervormingen veranderen niet alleen de aard van het
beleid, maar zetten de hele structuur ervan en de wijze van besluitvorming op zijn kop; denk aan een hervorming van de gezondheidszorg waarbij budgettering door de overheid wordt vervangen door werking
van de markt. Wat opvalt, als men de verkiezingsprogramma’s bekijkt en de discussies in de SER beluistert,
is dat de aandacht zich sterk richt op kwantitatieve
maatregelen, beperkte aanpassingen binnen de bestaande structuur. Hoe valt dat te rijmen met de recente uitspraken van prominente Nederlanders dat de
nationale economie “een monumentale crisis” doormaakt (Timmer), dat de “wal al door de scheepshuid
is gedrongen” (Geelhoed) en dat het er “niet meer om
gaat enkele dingen te corrigeren, maar om het vinden
van nieuwe verhoudingen op essentiële onderdelen
die het ondernemingsklimaat en daarmee ook het
maatschappelijk klimaat bepalen” (Wijffelsi.
Het kan niet liggen aan een verschil in diagnose.
Regering, politieke partijen, sociale partners en onafhankelijke deskundigen zijn vrijwel eensluidend in
hun analyse van de problemen. De Westeuropese
economieën zijn in een werkloosheidscrisis verzeild
geraakt door een volstrekt tekortschietende reactie
op de uitstoot van arbeid als gevolg van technologische ontwikkelingen en de intensivering van de internationale concurrentie. Het banenverlies heeft niet
geleid tot een aanpassing van de reële loonvoet,
maar is opgevangen in het stelsel van sociale zekerheid, waardoor de arbeidskosten zijn opgelopen.
Door een gebrek aan concurrentie en allerlei wettelijke en institutionele belemmeringen zijn ook niet in
voldoende mate nieuwe banen geschapen om het
verlies in de traditionele sectoren op te vangen. Daardoor is een vicieuze cirkel ontstaan met een per recessie hoger oplopende werkloosheid. De steeds
sneller wordende technologische ontwikkeling en de
scherpe toename van de internationale concurrentie
hebben dit proces nu in een stroomversnelling gebracht. De remedie ligt voor de hand: om afbraak
van werkgelegenheid tegen te gaan, moeten Westeuropese economieën hun hoge arbeidskosten omlaagbrengen (defensieD. Tegelijkertijd moeten ze proberen nieuwe werkgelegenheid te creëren, door beter
te worden in waar ze goed in zijn en nieuwe markten te veroveren (offensieD. Bij een steeds korter

ESB 16-2-1994

wordende produktlevenscyclus vereist dat veel sneller en doeltreffender reageren op nieuwe technologische ontwikkelingen en veranderingen in markten.
Het is duidelijk dat hiervoor geen marginale aanpassingen nodig zijn, maar structuurveranderingen
en op sommige terreinen zelfs hervormingen. Niet de
uitkeringen bevriezen, maar het stelsel van sociale zekerheid zodanig herinrichten dat het de arbeidsparticipatie bevordert in plaats van remt. Niet de lonen
vier jaar lang vastprikken, maar de loonstructuur
meer in overeenstemming brengen met verschillen in
produktiviteit. Niet volstaan met het financieringstekort anderhalve procentpunt omlaag te brengen,
maar een concurrentievoorsprong
zien te behalen
wat betreft de kwaliteit van het onderwijs, de infrastructuur en de technologische vernieuwing.
Waarom kiezen politieke partijen en sociale partners niet voor ingrijpender maatregelen als zij zien
dat een kaasschaafbeleid spaak loopt? Uit een studie
die de OESO enkele jaren geleden verrichtte naar het
tot stand komen van grote beleidswijzigingen in de
lidstaten, blijkt dat dit het gebruikelijke patroon is3.
Uit politieke overwegingen wachten regeringen met
radicale maatregelen, die voor sommige groepen onvermijdelijk inkomensachteruitgang
betekenen, tot
het echt niet anders kan. Pas nadat men is geconfronteerd met een harde externe schok, bij voorbeeld
een valutacrisis, gaat het roer om. Het is een illusie
dat zittende regeringen het initiatief nemen voor politieke omwentelingen; zij maken onderdeel uit van
een gevestigde economische orde en het is in hun
belang die orde, met kleine aanpassingen, in stand te
houden. Vaak komt een beleidsommezwaai dan ook
pas tot stand na de installatie van een nieuwe regering die met een schone lei kan beginnen.
Hoe kan deze impasse worden doorbroken? In
het eerder aangehaalde artikel is geopperd dat een
‘nationale elite’ van onafhankelijke deskundigen de
economie moet redden. Politici en sociale partners
hebben direct afwijzend gereageerd. Maar tijdens de
vorige recessie 0979-1982), toen de werkloosheid in
drie jaar tijd verdubbelde en de openbare financiën
gierend uit de hand liepen, heeft zo’n onafhankelijke
club van zwaargewichten (de commissie-Wagner)
goed gewerkt. Zij doorbrak de politieke patstellingen
en bereidde de weg voor waarlangs het eerste kabinet-Lubbers aan de slag kon. Is het geen tijd voor
een nieuwe commissie-Wagner? Of wachten we nog
op de klap?

L van der Geest
1. J. Tinbergen,
Economie policy: principies and design,
Amsterdam,
1956.
2. Reddingsplan
voor een nationale economie, NRC Hande/sb/ad, 5 februari 1994, Zaterdags bijvoegsel, blz. 5.
3. OESO, Why economie policies change course. Eleven
case studies, Parijs, 1988.

Auteur