Ga direct naar de content

Energieheffing: werkgelegenheid en technologische ontwikkeling

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: februari 16 1994

Mmeu
EnergieheHing: werkgelegenheid
en technologische ontwikkeling
Een algemene regulerende energieheffing leidt tot een toename van de
werkgelegenheid en een afname van het energieverbruik. Op langere
termijn gaat dit echter ten koste van de economische groei, het beschikbaar inkomen en de arbeidsbesparende technologische ontwikkeling.
Een heffing op alleen huishoudelijk energieverbruik heeft minder nadelige effecten, maar levert ook minder energiebesparing op.

Milieubelastingen staan op dit moment sterk in de belangstelling, zowel op politiek niveau als in de economische literatuur. In het op 21
december jongstleden verschenen
tweede nationaal milieubeleidsplan
(NMP2) wordt per 1 januari 1995 een
regulerende energieheffing voorgesteld voor alle zogeheten ‘kleinverbruikers’. Een verschuiving van de
lasten op arbeid naar milieubelastingen staat in verkiezingsprogramma’s
van diverse politieke partijen. Ook
aan dit blad is de discussie over het
‘tweesnijdend zwaard’, dat tegelijkertijd het milieu schoner zou maken en
de werkgelegenheid zou doen toenemen, niet voorbij gegaan.
Een recente bijdrage in dit verband
vormt het artikel van R.A. de Mooij
van 1 december jongstleden 1. De
Mooij onderzoekt het tweesnijdend
zwaard met behulp van een statisch
algemeen evenwichtsmodel en komt
tot de conclusie dat, in een langetermijn evenwicht, doelstellingen ten
aanzien van milieu en arbeidsparticipatie gezamenlijk kunnen worden
verwezenlijkt. Met het model dat De
Mooij gebruikt kunnen echter niet de
korte en middellange termijn effecten
Figuur 1. De produktiestructuur

van een energieheffing worden geanalyseerd. Bovendien heeft een regulerende energieheffing ook gevolgen voor de richting en snelheid van
de technologische ontwikkeling.
In dit artikel wordt een dynamisch
macro-economisch simulatiemodel,
het EnTech-model, geïntroduceerd,
dat de korte- en middellange-termijn
effecten van de invoering van een
energieheffing kan illustreren2. Daarnaast kunnen met dit model de gevolgen voor de technologische ontwikkeling geanalyseerd worden. In het
hiernavolgende zullen we eerst kort
het EnTech-model beschrijven. Vervolgens komen de mechanismen die
in het model werken aan de orde en
wordt aangegeven wat de verschillen
tussen het EnTech-model en het door
de Mooij gebruikte model zijn. Ten
slotte zullen we de gevolgen van een
regulerende energieheffing met het
EnTech-model empirisch toetsen.

Endogene technologie
Het belangrijkste kenmerk van het EnTech-model is dat de technologische
ontwikkeling geëndogeniseerd is.
Hierdoor wordt niet alleen rekening

van bet EnTecb-Model

gehouden met de toepassing van
bestaande produktietechnieken,
maar
ook met de ontwikkeling van nieuwe, energiezuiniger technieken. Een
regulerende energieheffing zal immers niet alleen gevolgen hebben
voor economische kernvariabelen zoals werkgelegenheid en economische
groei, maar ook voor de snelheid en
richting van de technologische ontwikkeling.
In het Energie-Technologiemodel
(EnTech-modeD worden naast arbeid, fysiek kapitaal en energie, algemeen technologiekapitaal,
energiebesparend technologiekapitaal en
menselijk kapitaal als produktiefactoren onderscheiden (zie figuur 1).
Technologiekapitaal wordt opgebouwd door uitgaven aan onderzoek
en ontwikkeling (0&0). Er wordt een
onderscheid gemaakt tussen algemeen 0&0 en energiebesparend
0&0,
waarmee resp. algemeen technologiekapitaal en energiebesparend technologiekapitaal wordt opgebouwd. Algemeen technologiekapitaal vergroot
niet alleen de produktiviteit van het
fysiek kapitaal, maar zorgt via uitstralingseffecten (spill-overs) ook voor
een groter menselijk kapitaal, waardoor de produktiviteit van de factor
arbeid toeneemt. Energiebesparend
technologiekapitaal verhoogt de produktiviteit van de produktiefactor
energie.

Complementariteit kapitaal-energie
Een energieheffing leidt bij producenten tot substitutie tussen de inputs in
het produktieproces en bij huishoudens tot substitutie tussen energieverbruik en overige consumptie. De
energie-intensiteit zal bij beide categorieën energieverbruikers dalen.
In diverse empirische studies wordt
gevonden dat kapitaal en energie op
korte termijn complementair zijn in
het produktieproces, maar op lange
termijn substituten3. In het EnTechmodel, dat de korte en middellange

1. R.A. de Mooij, Energieheffing
en werkgelegenheid, E5B, 1 december 1993, blz.
1100-1104.
2. Het EnTech-model wordt beschreven in
F.A.G. den Butter, R.B. Dellink en M.W.
Hofkes, Energy levies and endogenous

technology in an empirical simulation
model for the Netherlands, paper in voor-

Kapitaal
(excl, energie)

~~
Fysiek
kapitaal

Algemeen
technologie
kapitaal

ESB 16-2-1994

kapitaal

kapitaal

bereiding voor het International Institute
of Public Finance congres, 1994.
3. Zie B.E. Apostolakis, Energy-capital
substitutability/complementarity,
Energy
Economics, 1990, blz. 48-58.

termijn beschrijft, zijn kapitaal en
energie complementair, zodat de
kapitaalintensiteit van de produktie
daalt bij invoering van een energieheffing.

Substitutie energie-arbeid-kapitaal
De gekozen parameterwaarden
voor
de substitutie-elasticiteit tussen arbeid en kapitaal en de substitutieelasticiteit tussen kapitaal en energie
zijn zodanig dat arbeid en energie in
het EnTech-model goed substitueerbaar zijn 4. Arbeid en kapitaal worden
in beperkte mate substitueerbaar verondersteld.
De terugsluizing van de opbrengst
van een energieheffing naar een verlaging van de belasting op arbeid
leidt ertoe dat de loonkosten dalen
ten opzichte van de overige inputprijzen, waardoor de vraag naar arbeid gestimuleerd wordt. Voorts zorgt
substitutie van energie naar arbeid
voor een daling van de arbeidsproduktiviteit, hetgeen leidt tot een extra
neerwaartse druk op de lonen en zo
tot extra substitutie naar arbeid.

Kapitaal-technologie-energie
Aangezien het aandeel van energiebesparend 0&0 in de totale uitgaven
aan 0&0 onder andere bepaald wordt
door de prijs die producenten vopr
energie moeten betalen, zal een algemene energieheffing de prikkel voor
onderzoek en ontwikkeling van energiebesparende technieken versterken. De inspanningen voor 0&0 zullen dan ook verschuiven van
arbeidsbesparend
naar energiebesparend, hetgeen de groei van de werkgelegenheid kan bevorderen.
Substitutie tussen produktiefactoren kan anderzijds ook leiden tot een
daling van de totale uitgaven aan
0&0, aangezien kapitaal en technologie complementair zijn verondersteldS. Per saldo hoeft een energieheffing dus niet tot hogere uitgaven aan
energiebesparend
onderzoek te leiden.

Verschil tussen de modellen
Voordat we de resultaten van simulaties met het EnTech-modei presenteren zullen we eerst enige verschillen
met het model dat de Mooij gebruikt,
het zogenaamde entax-model, aangeven6. Zoals reeds eerder opgemerkt
is het EnTech-model een dynamisch
model dat de korte- en middellangetermijn effecten van beleid kan illus-

treren, terwijl het entax-model een langetermijn statisch evenwicht weergeeft. In
het EnTech-model kan
er bij voorbeeld sprake zijn van onvrijwillige werkloosheid. Verder kunnen met het
EnTech-model de gevolgen voor de technologische ontwikkeling geanalyseerd
worden.

Tabel 1. Effecten (t.o.v. het basispad) van een algemene energieheffing van 50% in Nederland, na 1, 3
en5jaar

Jaar

1

0,9

-0,5

-1,2

33,1

75,1

64,6

..{l,S

-1,1

-0,9

4,5

-0,2

-2,2

-12,0

-22,0

-26,4

Algemeen 0&0 (%)

0,2

-0,5

-2,0

Energiebesparend 0&0 (%)

4,4

3,7

2,1

Produktie

(%)

W~gelegetIDeid(1000 a.j).
Werkloosheid (%-punt)
Beschikbaar ink. werkn. (%)
E~ieverbruik
(%)

Naast deze structurele verschillen zijn
er een aantal belangrijke verschillen
in de gekozen parameterwaarden
tussen beide modellen. Met name de
elasticiteiten in de produktiefunctie
zijn anders ingeschat. Allereerst zijn
arbeid en energie in ons model, zoals
gezegd, relatief sterke substituten. In
het entax-model daarentegen zijn de
elasticiteiten zodanig gekozen dat de
substitutiemogelijkheden
tussen arbeid en energie gering zijn. De werkgelegenheidseffecten
van een heffing
op energie zullen daardoor in het EnTech-model naar verwachting groter
zijn.
Verder wordt in het entax-model
de prijselasticiteit van de industriële
energievraag vrij klein ingeschat.
Deze elasticiteit is in het EnTech-model groter, mede gebaseerd op empirisch onderzoek? en op het idee dat
de industrie verwacht dat de prijsstijging definitief zal zijn. Zij anticipeert
hierop door de richting en snelheid
van de technologische ontwikkelingen aan te passen, waardoor de prijselasticiteit van energie vergroot
wordë.

Algemene energieheff’mg
In het EnTech-modei is de invoering
van een regulerende energieheffing
gesimuleerd. Hiertoe is het model
voor Nederland doorgerekend over
de periode 1972 – 19879. De onderzochte energieheffing is een procentuele heffing op de geaggregeerde
energieprijs, waarbij de opbrengst
wordt teruggesluisd in de vorm van
een belastingverlaging op arbeid. De
resultaten van een regulerende energieheffing waarbij de geaggregeerde
energieprijs voor alle verbruikers met
50% wordt verhoogd (totaalvariant),
zijn in afwijking van een het door het
model gesimuleerde basis pad weergegeven in tabel 1.

Groei werkgelegenheid,
energieverbruik

daling

Uit de tabel blijkt dat de werkgelegenheid stijgt, terwijl het energieverbruik
terugloopt. Er zijn echter duidelijke
verschillen tussen de effecten op korte en middellange termijn. Op korte
termijn ligt de produktiestructuur
voor een groot gedeelte vast. Hierdoor kan het industrieel energieverbruik niet veel dalen en kan de werkgelegenheid in beperkte mate stijgen.
Ook de huishoudens hebben enige
tijd nodig om op het energieverbruik
te besparen.
Na verloop van tijd worden de
energiebesparingsmogelijkheden
groter, zoals ook blijkt uit de tabel. Hoewel de mogelijkheden om van energie naar arbeid te substitueren op de
middellange termijn groter zijn dan
op korte termijn, wordt het effect van
de teruglopende produktiegroei en
daarmee van de verminderde inzet
van alle inputs groter. In het vijfde
4. Dit wordt ondersteund

door J.R. Magnus, Substitution between energy and
non-energy inputs in the Netherlands

1950-1976, International Economie
Review, 1979, blz. 465-484.
5. Technologische
vooruitgang is in het
verleden gepaard gegaan met een toename van de kapitaalintensiteit.
6. Zie ook A.L. Bovenberg en R.A. de
Mooij, Environmental policy in a smalt

open economy witb distortionary labor
taxes: a general equilibrium analysis,
OCFEB research memorandum,
9304, Rotterdam, 1993.
7. Zie bij voorbeeldJ.L.
Seale Jr, W.E. Walker en I.M. Kim, The demand for energy,
Energy Economics, 1991, blz. 33-40.
8. Zie ook A.L. Bovenberg, Policy instruments for energy conservation and environmental policy in the Netherlands, in:
F. Laroui enJ.W. Velthuijsen, An energy
tax in Europe, SEO-rapport, nr. 281, Amsterdam, 1992.
9. Data met betrekking tot jaarlijkse
uitgaven aan 0&0 voor eerdere jaren ontbreken.

jaar is de werkgelegenheidsgroei
over het hoogtepunt heen.

al

Daling inkomen en produktie

wordt het teruglopen van de uitgaven
aan energiebesparend 0&0 ondersteund door de gedachte dat de belangstelling van het bedrijfsleven
voor energiebesparing vermindert als
de energiekosten relatief laag zijnlO.

In eerste instantie groeit de produktie
sneller dan in het basispad. Een van
de oorzaken hiervan is dat er bij de
consument substitutie van energie
naar de overige goederen plaatsvindt.
Na verloop van tijd daalt de produktie echter ten opzichte van het basispad, doordat de produktiekosten per
saldo stijgen. Hierdoor verslechtert
de internationale concurrentiepositie,
hetgeen ook resulteert in een vertraging van de economische groei.
Op korte termijn stijgt het beschikbaar inkomen voor de werkenden,
door de belastingverlaging op arbeid.
Op middellange termijn echter dalen
de lonen, terwijl de belastingdruk
weer toeneemt door de verminderde
heffingsopbrengst, hetgeen tot een
lager beschikbaar inkomen leidt.

De prijs die betaald moet worden
voor het terugdringen van het energieverbruik en het verminderen van
de werkloosheid zijn een vertraging
van de (arbeidsbesparende)
algemeen technologische ontwikkeling,
een daling van het beschikbaar inkomen en een (licht) produktieverlies
ten opzichte van het basispadll. We
kunnen concluderen dat wanneer
werkgelegenheid en milieu niet alleen boven inkomen, maar ook boven de algemeen technologische
ontwikkeling gaan, dat dan de regulerende energieheffing een doeltreffend instrument is.

Lagere uitgaven aan technologie

Resultaten huishoudvariant

De uitgaven aan energiebesparend
onderzoek nemen toe. Hierdoor
wordt niet alleen een extra stimulans
aan de energiebesparing gegeven,
maar er wordt ook een cómparatief
voordeel op het gebied van energiezuiniger produktietechnieken
opgebouwd ten opzichte van landen waar
(nog) geen heffing op energie is ingevoerd. Op langere termijn valt deze
impuls echter gedeeltelijk weg als
gevolg van de teruglopende totale uitgaven aan technologie.
Zoals eerder opgemerkt zullen met
name de uitgaven aan arbeidsbesparend 0&0 afnemen. Dit wordt onder
andere veroorzaakt door de geringere produktiegroei en de veranderde
inputprijsverhoudingen.
Intuïtief

Evaluatie

In tabel 2 worden de resultaten weergegeven van een regulerende energieheffing van 50%, die alleen op het
huishoudelijk energieverbruik drukt.
In de resultaten van deze ‘huishoudvariant’ komen de gevolgen van
de verlaging van de belasting op arbeid goed tot uitdrukking. Het bedrijfsleven heeft namelijk niet de hogere energiekosten zoals in de eerste
variant (tabell), maar profiteert wel
van lagere loonkosten door de terugsluizing naar een verlaging van de belasting op arbeid. Hierdoor treedt substitutie op van de input-factoren
kapitaal, energie en technologie naar
arbeid. De werkgelegenheid stijgt verder vanwege een expansie van de
produktie. Dus ook bij
deze beperkte energieheffing stijgt de werkTabel 2. Effecten (t.o.v. het basispad) van een energieheffing van 50% op huishoudelijk verbruik, na
gelegenheid en daalt
1,3 en 5jaar
het energieverbruik12.
De omvang van de
1
5
3
Jaar
effecten is hier echter
veel kleiner dan bij de
0,8
Produktie (%)
0,8
0,8
totaalvariant, terwijl
22,8
Werkgelegenheid
(1000 a.j).
19,6
2;4
ook de prijs van dit beWerkloosheid
(%-punt)
-0,0
-0,3
-0,3
leid veel kleiner is. De
1,0
Beschikbaar
ink. werkn. (%)
2,0
3,1
(arbeidsbesparende)
-6,0
-2,2
-4,7
Energieverbruik
(%)
algemeen technologi-0,2
0,0
Algemeen 0&0 (%)
0,1
sche ontwikkeling
-0,2
Energiebesparend
o&oa(%)
0,1
0,0
daalt op middellange
a. De uitgaven aan energiebesparend
0&0 stijgen in deze
termijn slechts licht.
variant niet ten opzichte van de algemene o&o-inspanninAnderzijds blijft de
gen, aangezien energiebesparend
0&0 niet afhankelijk
energiebesparende
wordt verondersteld
van de energieprijs voor huishoudens.
technologische ontwik~

ESB 16-2-1994

keling enigszins achter ten opzichte
van het basispad. Het beschikbaar
inkomen van werkenden kan zowel
op korte als op middellange termijn
boven het basispad blijven, doordat
de bruto reële lonen slechts in beperkte mate dalen.

Tot slot
De economische gevolgen van een
heffing op huishoudelijk energieverbruik in het EnTech-model kunnen
over het geheel genomen positief beoordeeld worden. De te verwachten
effecten zullen echter zeker op korte
termijn niet spectaculair zijn.
Een algemene energieheffing in
Nederland heeft enerzijds negatieve
gevolgen in termen van groei, algemene technologische ontwikkeling
en beschikbaar inkomen, maar snijdt
zowel aan de zijde van de werkgelegenheid als aan de zijde van het
milieu scherper dan een heffing op
alleen het huishoudelijk energieverbruik. Tevens wordt onderzoek en
ontwikkeling naar energiezuiniger
technieken door de algemene heffing
gestimuleerd. Ook bij een algemene
energieheffing geldt echter dat de
effecten op korte termijn beperkt van
omvang zullen zijn. Bovendien kan
de (arbeidsbesparende)
algemeen
technologische ontwikkeling achter
blijven.
Rob Dellink
Marjan Hofkes
De auteurs zijn beiden verbonden
aan de
vakgroep Algemene Economie van de
Vrije Universiteit. M.W. Hofkes is tevens
verbonden
aan het Tinbergen Instituut. Zij
bedanken Frank den Buner voor nunige
suggesties.

10. Zie ook].W. Velthuijsen, Incentives
for investment in energy efficiency: an
econometrie
evaluation and policy implications, in: F. Laroui en ].W. Velthuijsen,
An energy fax in Europe, SEO-rapport, nr.
281, Amsterdam,
1992.
11. Merk op dat het energiebesparend
0&0 ook op lange termijn nog boven het
basispad ligt.
12. Opgemerkt
moet worden dat het
grootste deel van de energiebesparing
in
deze variant bij de huishoudens
plaatsvindt.

Auteurs