OUdook
-2’#
Doorkiikie
naar
structurele
oplossingen
Traditiegetrouw heeft het OESOsecretariaat net voor het einde van
het jaar haar Economie Outlook
gepresenteerd1. In het navolgende
wordt eerst een overzicht gegeven
van de inhoud. Daarna worden
enkele thema’s nader belicht.
Overzicht
Zoals de laatste jaren gebruikelijk,
laten de voorspellingen in de Outlook een keer ten goede zien aan het
einde van de projectieperiode (995).
De thans nog trage economische
groei in delen van Europa en in
Japan zal volgens de OESO in 1994
aantrekken. Daarbij zal echter in
Duitsland in de eerste helft van dit
jaar opnieuw sprake zijn van een
negatieve groei (‘double dip’). Dit is
een gevolg van de beteugeling van
de budgettaire problemen op de overheidsbegroting. In de tweede helft
van dit jaar zal de huidige forse groei
in de Verenigde Staten wat afzwakken. De groeivoeten in de belangrijkste landen zullen dan in 1995 zijn geconvergeerd naar een kruissnelheid
van 2,25 Ã 2,75%.
De inflatie in het OESO-gebied
(exclusief Turkije) zal hierbij belanden op het historisch gezien lage
niveau van 2,25 Ã 2,5%. In Duitsland
wordt wel een zeer forse afname van
de inflatie voorzien van circa 3,5%
thans, tot minder dan 2% begin 1995,
een belangrijk gegeven voor het
monetaire beleid in Europa. In Japan
verdwijnt de geldontwaarding, dank
zij de yen-appreciatie, vrijwel uit
beeld 0994: 0,3%), terwijl in de VS
een stabilisatie wordt voorzien rond
3%. Het OESO-secretariaat concludeert hoopvol: “The emerging very
favourable price situation, if sustained, will help to establish an economic environment more conducive to
increases in productive investment,
output, and employment than has
existed since the early 1960s”.
Toch herbergt de OESO-projectie
eveneens een aantal minder optimistische boodschappen. De belangrijkste
is dat de groeiversnelling in Europa
niet voldoende is om ‘Europees
staatsvijand nummer één’, de hoge
werkloosheid, te ‘arresteren’. Volgens
de Outlook stijgt het werkloosheidspercentage in de Europese Unie (EU)
dit jaar naar 12% en blijft het ook volgend jaar op dat peil. Het gevaar is
dat, net als begin jaren tachtig, de
werkloosheid voor velen zolang gaat
duren, dat ze structureel wordt. Een
tweede schaduwkant die de Outlook
noemt, is dat nog valt te bezien of de
zo bejubelde lage inflatie op termijn
stand houdt. “The war on inflation
would appear to be proceeding weil,
although a judgement that it has
been won cannot be made until inflation performance during the recovery
phase proves to be satisfactory.”
Weliswaar heeft het recente GATTakkoord nog eens een extra drukkend effect op de inflatie, doch daar
staat tegenover dat bij een aantrekkende economie de grondstoffenprijzen, de winstmarges en de loonstijgingen wellicht weer toenemen.
Thema’s
De Outlook bevat ook een tweetal
speciale thema’s. De eerste gaat over
de voortgang in en de economische
gevolgen van de balanssanering van
de private sector in diverse landen.
Dit onderwerp werd een jaar geleden
ook al uitgebreid in de Outlook besproken. De conclusie toen, dat
“establishing comfortabie debt levels
may require considerable adjustment
in some countries”, bleek juist. Uit de
jongste Outlook blijkt dat het saneringsproces het verst is gevorderd in
de VS, doch in geen van de betreffende landen – VS, Japan en Scandinavië
– compleet is. De (monetaire) beleidsconclusie die het OESO-secretariaat
hieruit trekt, is dat voor landen buiten de VS “lower real interest rates
than in previous recessions will be
necessary to sustain recoveries”.
Het tweede thema geeft een inventarisatie van de mogelijkheden om
efficiënter met overheidsgeld om te
gaan: een actueel thema, vanwege de
bezuinigingsnoodzaak
van de meeste
overheden. De efficiencyverhoging
moet met name worden bereikt door
in het overheidsapparaat waar mogelijk – en dat is nogal eens mogelijk marktmechanismen
in te bouwen.
Een voorbeeld hiervan: voorzie ouders (of leerlingen) van vergelijkende
informatie over de prestaties van de
verschillende scholen waar ze uit
kunnen kiezen.
Policymix
Het secretariaat gaat ervan uit dat in
de VS zowel het begrotings- als het
monetaire beleid wordt verkrapt, dat
beide in Japan nauwelijks wijzigingen ondergaan en dat in continentaal
Europa een restrictief begrotingsbeleid wordt gecompenseerd door
een verder verruimend monetair beleid. De bespiegelingen in de Outlook over beide macro-economische
beleidsterreinen nodigen uit tot het
maken van een paar kanttekeningen.
Allereerst het begrotingsbeleid. De
OESO signaleert dat in geen van de
grote landen ruimte is voor een substantiële budgettaire impuls, zelfs niet
in Japan. In laatstgenoemd land is de
tot voor kort nog aanwezige ruimte
inmiddels opgesoupeerd door terugvallende belastinginkomsten
en ‘significant expansief beleid’. Een eventuele nieuwe budgettaire impuls moet
dan ook worden teruggedraaid “in
due course”. Uit de bijgeleverde
cijfers blijkt overigens van het expansieve karakter van het tweede (april
1993) en derde (augustus) stimuleringspakket van de overheid niet zoveel. Na een afname van het structurele (= voor conjunctuur-invloeden
gecorrigeerde) overheidstekort in
1992 met l,5%-punt, wordt voor 19931995 geen verdere daling voorzien,
uitgaande van ongewijzigd beleid.
Uit de gepresenteerde cijfers blijkt
ook dat Duitsland op een zeer restrictieve koers zit, met een afname van
het structurele tekort in de periode
1993-1995 van 3%-punt (ter vergelijking: Nederland 1,8%-punt). De stabilisatie van het feitelijke tekort in die
periode is dus volledig door de conjunctuur bepaald. Van de grote landen overtreft alleen Italië de Duitse
(structurele) prestatie. Ook uit de vergelijking met het Amerikaanse budgettaire beleid blijkt de forse ombuigingsinspanning van de Duitsers. Het
veel geroemde $ 500 mrd pakket van
1. OESO, Economie Outlook, nr. 54, december 1993.
Clinton levert in de periode 19931995 ‘slechts’ een structurele tekortreductie op van 1,7%-punt. In de VS
zijn volgens het secretariaat dan ook
extra budgettaire maatregelen nodig.
“With little scope for expansionary
macroeconomic action on the fiscal
side, support for recovery in current
circumstances must rely largely, if not
solely, on monetary policy”, aldus de
Outlook. Bij nader inzien blijkt echter
alleen de EU ruimte te hebben voor
een substantiële renteverlaging; in
Japan zijn eerder andere maatregelen
nodig die de ‘credit crunch’ verminderen. In Duitsland wordt een daling
van het driemaands interbancaire
tarief voorzien van 6% thans, tot 5%
halverwege dit jaar en 4% op de jaarultimo. Nederland en andere EMSlanden volgen. Het secretariaat houdt
echter rekening met de mogelijkheid
de Duitse geldmarktrente minder snel
omlaag komt, in welk geval de overige EMS-landen in een “increasingly
difficult situation” geraken. Vervol.gens wordt gesuggereerd dat deze
landen in dat geval overschakelen
van een wisselkoers- op een inflatiedoelstelling en los van Duitsland de
rente verlagen. Een uiterst twijfelachtige optie, dunkt ons. Als meerdere EMS-landen dit ‘Britse scenario’
zouden volgen, zou dat wel eens het
definitieve einde van het EMS kunnen inluiden en daarmee van de
EMU (althans volgens de huidige
verdragstekst).
Veronderstellingen
Zoals gebruikelijk gaat de Outlook
uit van constante wisselkoersen vanaf
de afsluitdatum, in dit geval 2 november. De dollar/DM-koers was toen
DM 1,70. Mede als gevolg van de
voorziene verhoging in de VS van het
tarief op driemaands schatkistpapier
van 3% thans tot 5% ultimo dit jaar,
zal het Amerikaans/Duitse geldmarktrente-ecart omslaan van -3o/o-punt
naar + 1%-punt (I), bij een vanaf nu
vrijwel onveranderd kapitaalmarktrente-ecart. Bij deze uitgangspunten
is een constante dollarkoers echter
onwaarschijnlijk. Overigens is de dollarkoers meer afhankelijk van de reële dan van de nominale rente-ecarts2. Doch ook gecorrigeerd voor de
door de OESO geprojecteerde inflatie
zal het geldmarktrente-ecart
nog fors
afnemen met 3%-punt. Hierbij zou
een substantieel stijgende dollarkoers
mogen worden verwacht.
ESB 5-1-1994
Tabell. Kernegevens OESO-outlook (%-mutaties t.o.v. vorige periode, seizoengecorrigeerd)
1993
Bbp (volume)
Verenigde Staten
Japan
Duitsland
Nederland
1994
1995
2,8
3,1
0,5
0,8
0,6
1,4
2,7
2,3
2,2
2,2
2,5
3,3
0,8
-0,6
n.a.
1,0
2,9
2,4
2,4
n.a.
2,4
~7
2,9
0,2
3,9
n.a.
3,5
2,9
0,3
2,1
n.a.
2,8
1994 (le halfj)
1994 (2e half))
I1lfJatie (constante ~)
VeremgdeStaren
Japan
Duitsland
Nederland
~7
0,9
4,1
2,0
0,3
3,2
3,0
0,4
1,9
2,2
2,0
Europese Unie
3,8
3,3
2,5
Een meer waarschijnlijk scenario is
dat de Amerikaanse rente minder
omhoog gaat en de Duitse minder
omlaag. De Amerikaanse inflatie blijft
immers voorlopig onder controle,
geholpen door de recente olieprijsdaling. Voorts is de gevoeligheid van
de Amerikaanse economie voor een
renteverhoging groot, gezien de nog
altijd hoge schuldenlast. De Bundesbank wil daarentegen een al te sterke
verzwakking van de Dmark en een
stijging van de lange rente, die het
gevolg zouden kunnen zijn van een
snelle korte-rentedaling, voorkomen.
In dit scenario kan de dollarkoersstijging beperkt blijven. Gevolg van de
voorzichtige houding van de Bundesbank is wel dat de door de OESO
geschetste ‘gevarenzone’ voor het
EMS in zicht komt.
tributed the most to expenditure
increases over the last 15 years”.
Vervolgens worden echter (bij de
speciale thema’s) de niet-overdrachtsuitgaven behandeld. Een
bijdrage aan de actuele discussie
over de ‘grenzen aan de welvaartsstaat’ ware zeer welkom geweest;
• het toenemende belang van de
Aziatische niet-OESO-landen. De
Outlook wijst kort op de positieve
invloed voor het OESO-gebied van
de snel stijgende importbehoefte
van deze landen. Doch deze Aziatische landen zijn ook gretige exporteurs; hierdoor komen in het
OESO-gebied hele sectoren in
moeilijkheden (denk aan de textiel, de chemie, de elektronica, en
dergelijke). Hoe valt het saldo
voor bij voorbeeld Europa uit? De
Outlook zwijgt.
Structurele ontwikkelingen
Het OESO-secretariaat wijst in het
begin van de Outlook op het dominante belang van ‘structural reform’.
Het recente welslagen van de Uruguay-ronde is in dit licht bezien een
welkome ontwikkeling. Toch is haar
waarschuwing tegen ‘managed trade’
tussen landen(blokken) ons inziens
nog niet achterhaald. Er worden nog
enkele andere structurele ontwikkelingen kort aangestipt, zoals:
• de werkloosheidsproblematiek,
die overwegend Europa treft. Te lezen valt: “macroeconomic policies
.that promote economic recovery
will help; but the largest part of
most countries’ unemployment
problems are structural in nature
and require structural remedies”;
• de snelle stijging van de overdrachtsuitgaven, “which have con-
Concluderend kan over deze Outlook worden gezegd: interessant, genuanceerd, doch de lezer wordt in
een aantal gevallen slechts een bescheiden doorkijkje gegund naar
structurele oplossingen voor een aantal actuele problemen. Voor een wijdsere blik op deze structurele zaken
moet worden gewacht op de aangekondigde, weldra te verschijnen
studie over ‘structural reform,3. Vol
verwachting klopt ons hart …
S.K.H. Hoekerd
De auteur is medewerker van het Economisch Bureau van de ING Bank. Het artikel is op persoonlijke titel geschreven.
2. Zie ING Bank, Infograph, 1993/6, december 1993.
3. OESO, Assessing Structural Reform: Lessonsfor the Future, te verschijnen.