Ga direct naar de content

Kopen in ontwikkelingslanden

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: november 27 1991

Kopen in ontwikkelingslanden
De internationalisering van de economie voltrekt
zich in een hoog tempo. Al vele jaren vermindert
het aandeel van het Nederlandse produkt op de binnenlandse markt om plaats te maken voor gei’mporteerde goederen en diensten. Op onze exportmarkten treden dezelfde verschijnselen op: ‘de economie
met open grenzen’ is een ontwikkeling van deze tijd.
Niet alleen binnen de Europese Gemeenschap gaan
de grenzen verder open. Tijdens een van de vele discussies die de laatste tijd over hulp aan de Sovjetunie worden gevoerd, werd opgemerkt dat Nederland steun moet geven aan de ontwikkeling van dat
immense land om te voorkomen dat veel Russen in
West-Europa hun heil zoeken. De voorzitter van het
Nederland-USSR-instituut, drs. H.G. van Buren,
geeft aan deze hoop geen voeding. Hij verklaarde
onlangs: “Met of zonder Westerse hulp, de Russen
komen toch”.
Ook met betrekking tot de ontwikkelingslanden zijn
protectionistische maatregelen op hun retour. Mede
dank zij de Westerse steun aan een aantal landen in
Zuidoost-Azie bloeit de economie daar op en haasten Westerse ondernemingen zich om van de nu
nog lage loonkosten te profiteren. In de jaren zestig
werden deze landen afgeschreven, nu gaan velen
met een bocht om grote delen van Afrika heen.
Intussen zijn er tekenen die crop wijzen dat de euforie rond Europa ’92 verbleekt. De belofte van een
groot en sterk Europa dat de ‘cost of non-Europe”
niet langer behoeft te betalen en meer werkgelegenheid en welvaart als het ware in de schoot krijgt geworpen, wordt naar het gevoel van het gemene publiek niet ingelost. Steeds meer landen sluiten zich
immers bij Europa aan, de spoeling wordt dun. Beperkende handelsakkoorden boeten aan kracht in
en zowel Oost-Europa als de derde wereld mogen
in toenemende mate op onze open grenzen rekenen. Een nieuw tijdperk van wereldhandelsliberalisatie is aangebroken.
Nederland – nog in de ban van WAO en ziektewet is niet klaar voor nieuwe avonturen op de wereldmarkt, noch voor ‘joint adventures’ met de Sovjetunie, zoals KPMG Klynveld in een onlangs gepubliceerd onderzoek de risico’s van investeringen in de
Sovjetunie karakteriseerde. Ook de ontwikkelingssamenwerking heeft het moeilijk. Moeten de grenzen
nog verder open? Wie hierover nu het debat wil aangaan, moet van goede huize komen. Minister Pronk
is een campagne gestart om het tij van de afkalvende politieke bereidheid om veel geld aan de derde
wereld beschikbaar te stellen, te keren. De media
voelen de stemming aan en verzamelen kritiek op
de besteding van de gelden die voor dit doel beschikbaar zijn. Deze kritiek is al jaren bekend en
heeft goeddeels betrekking op onvermijdelijke situaties. Niet voor niets wordt al decennia gezocht naar
de effectiefste bestedingswijze. Telkens worden
nieuwe vormen bedacht, steeds vallen de resultaten
tegen, totdat – zoals in sommige landen het geval is
– de eigen economische motoriek gaat draaien en
de concurrentie met de Westerse industrie wordt
aangegaan.

ESB 27-11-1991

Ook voor de initiatiefnemers van
consumentenacties op dit gebied is
het moeilijk zich te orienteren. ‘Max
Havelaarkoffie’, ‘Kappen met kappen’, ‘Schone kleren kampagne’ en
“Stof tot nadenken’ roepen consumenten op om bepaalde produkten
uit de derde wereld juist wel of juist
niet te kopen. Hun motieven als het
steunen van boeren die zich in koffiecooperaties hebben verenigd, behoud van tropische bossen en verbetering van de arbeidsomstandigheden en de lonen van textielarbeiders zijn onomstreden. Wel blijft de
vraag of deze consumentenacties
ook daadwerkelijk de gestelde doeleinden dichterbij kunnen brengen.
Moreel gezien is dit appel op de consument begrij- W.J. deRidder
pelijk, maar de consument is gezien het verminderde vertrouwen in de kracht van Europa niet zeer ontvankelijk om de gevolgen van deze zeer ver opengaande grenzen te accepteren.
Niettemin, de derde wereld dient zich aan: op de
consumentenmarkt, op de industriele markt. ‘If you
can’t beat them, join them’ is een bekend gezegde.
Daarom wordt op 11 december a.s. tijdens een
NCO/SMO-symposium te Amsterdam het voorstel
gelanceerd een publiek-private innovatiegroep ‘Kopen in ontwikkelingslanden’ op te richten1. Deze
groep krijgt tot taak de lange-termijninkoopbehoefte van de Nederlandse economie met betrekking tot
de produkten uit ontwikkelingslanden te inventariseren en op basis hiervan de toevloed van deze produkten naar de Nederlandse markt te stimuleren.
Deze actie die aansluit bij de hierboven aangegeven
lange termijn economische trend, staat haaks op de
korte-termijnvisie van velen in Nederland die hun
hoop op Europa ’92 hebben gevestigd. Het lijkt dan
ook onbegonnen werk om aan te sluiten bij de ervaringen van idee’le consumentenacties. Het lijkt onrealistisch om consumenten te interesseren voor
kwalitatief hoogwaardige produkten uit landen met
een andere cultuur. Het lijkt hoogst ongewenst om
in de derde wereld industriele activiteit te stimuleren terwijl ons land de eigen werkgelegenheid wil
bevorderen. Toch zijn er wel ‘zeloten’ te vinden die
deze uitdaging willen aangaan, al staan zij voor de
taak tegen de stroom op te roeien, tenminste wanneer slechts de korte termijn in aanmerking wordt
genomen.
Ook degenen die hen een dergelijke opdracht geven, moeten innovatiebloed in de aderen hebben.
Beleidsverantwoordelijke mensen die onderkennen
dat het beter is om nu ankers in derde-wereldlanden te slaan, dan straks van de Nederlandse markt
te worden gedrukt door collega-concurrenten die
dezelfde trend eerder onderkenden.

1. Nadere informatie bij: SMO, tel. 070-3528513.

1175

Auteur