De Zweedse desillusie
De Zweedse modeleconomie is in de problemen geraakt. De economische opleving na devaluaties van de
Zweedse kroon in 1981 en 1982 is ten einde. Met
economische beleid van de achtereenvolgende sociaaldemocratische regeringen combineerde een marktconform industriebeleid waarin geen plaats was voor steun
aan noodlijdende bedrijven, met een succesvol werkgelegenheidsbeleid. De overheidsschuld werd weggewerkt. Deze combinatie van beleidselementen kreeg de
steun van zowel werkgevers als werknemers. De werkgevers kregen door de devaluaties een goede concurrentiepositie op de wereldmarkt, die nog werd ondersteund door een vaste wisselkoers ten opzichte van een
mandje valuta’s waarin de (dalende) dollar een groot
gewicht heeft. De vakbonden konden instemmen met
het saneringsbeleid, omdat werkgevers, de overheid en
zijzelf bereid bleken eendrachtig samen te werken om
de ontslagen werknemers via omscholing of tijdelijk
werk aan een nieuwe baan te helpen. Geholpen door de
internationale conjunctuur en het krappe budgettaire
beleid bleek het mogelijk een zeer lage werkloosheid te
paren aan een gematigde inflatie. Vooral het werkgelegenheidsbeleid raakte door het succes van de Zweedse
economieinde mode. Nu blijktechterdatookde Zweedse economie niet eeuwig als ideaalbeeld kan blijven
dienen. De krappe arbeidsmarkt heeft uiteindelijk toch
een loon-prijsspiraal in gang gezet.
De aanleiding voor de politieke en economische crisis
die in Zweden is uitgebroken, zijn de loononderhandelingen. Het vrijwel ontbreken van werkloosheid heeft de
vakbonden in een bijzonder sterke positie gebracht. Ze
kunnen vragen wat ze willen en de werkgevers betalen.
Na een staking van drie weken is met de banken een
loonstijging van 13% overeengekomen. Ook in andere
sectoren van de economie zijn looneisen gesteld van
meer dan 10%. De stijging van de arbeidsproduktiviteit
is hiermee in schril contrast; die ligt rond de 2%. De
Zweden zetten de stijging van hun beschikbare inkomen
onmiddellijkom in consumptiegoederen. Ze sparen niet.
De industrie draait op voile toeren, zodat de loonstijging
die uitkomt boven de stijging van de arbeidsproduktiviteit geheel tot uitdrukking komt in inflatie en in een
verslechtering van de handels- en dienstenbalans. De
hoge rente remt de bestedingsdrift nauwelijks af.
Is het Zweedse Model mislukt? Voor een deel kunnen
de problemen op de arbeidsmarkt worden verklaard uit
het ontbreken van economische prikkels. De hoge marginale belastingtarieven kunnen de Zweden ervan weerhouden meer dan een part-time baan te nemen. Door
de uitstekende sociale voorzieningen is er geen reden
om zelf te sparen. De grote mate van inkomensnivellering heeft mogelijk een negatieve invloed op de arbeidsproduktiviteit. Er is weinig reden om harder te werken of
voor een hogere opleiding te kiezen.
Naast het gebrek aan economische prikkels is de
invloed van de Zweedse vakcentrale van groot belang
voor de uitkomst van het economische proces. Er is een
groot verschil tussen de rol die de Zweedse vakcentrale
speelt in de economische politiek en de rol van bij
voorbeeld de Nederlandse vakcentrales. De vakcentrale, waarin 80% van de werknemers is georganiseerd,
heeft een belangrijke invloed op de machtige sociaaldemocratische partij van de demissionaire premier
ESB 21-2-1990
Carlsson. Indirect is de vakcentrale medeverantwoordelijk voor het ondernemingsbeleid door zeggenschap
over de werknemersfondsen (in centrale fondsen ondergebrachte winstuitkeringen van bedrijven in de vorm van
aandelen, beheerd door werknemers i.e. vakbondsbestuurders).
De invloedrijke en verantwoordelijke positie van de
Zweedse vakcentrale lijkt geheel in strijd met de hoge
looneisen. Geheel anders dan in Nederland, waar de
vakbonden loonmatiging bijna even hoog in het vaandel
hebben staan als de werkgevers, gelden voor de
Zweedse vakcentrale de inflatoire impulsen, de verslechtering van de concurrentiepositie en het daarmee
gepaard gaande verlies aan werkgelegenheid, nauwelijks als argumenten. Hoe is dit merkwaardige verschil
te verklaren? Allereerst zijn noch de werkgevers, noch
de werknemers bereid het verlies in reeel inkomen
respectievelijk winst te nemen om de loon-prijsspiraal te
doorbreken. Voor de vakbonden is het onaantrekkelijk
om niet minimaal prijscompensatie te eisen en daarmee
de steun van de achterban te verliezen. Bovendien staat
er niets tegenover. De werkloosheid is al zo laag dat
door loonmatiging geen extra mensen aan werk worden
geholpen, want die zijn er niet. Hier geldt een vooral
psychologisch verschil met Nederland. Ook in Nederland dreigt, ondanks de grote groep langdurig werklozen, schaarste op de arbeidsmarkt te ontstaan. De
werklozen maken echter wel zichtbaar wat excessieve
loonstijgingen in het verleden voor gevolg hebben gehad. In Zweden daarentegen wordt 3,5% van de beroepsbevolking, die tegen de geldende lonen niet produktief genoeg is, door de overheid tewerkgesteld. Nu
kan men zich daarmee nog geruststellen, maar als de
economische malaise doorzet en de werkloosheid stijgt,
kan dat voor de Zweedse overheid en de Zweedse
economie weleens een onmogelijke opgave worden.
Het inbouwen van meer economische prikkels, zoals
de voor 1991 geplande verlaging van de hoogste belastingtarieven, kan wellicht een bijdrage leveren aan het
vergroten van de economische groei en het verminderen van de krapte op de arbeidsmarkt. In hoeverre dit
soort maatregelen helpt is echter moeilijk te zeggen,
omdat niet duidelijk is of een minder gelijkmatige inkomensverdeling inderdaad van invloed is op het economische gedrag. Het is daarom van belang dat de vakbonden het nut gaan inzien van een gematigde loonkostenontwikkeling. Werkloosheid kan hierbij helpen. Het
zorgt voor lagere looneisen, zodat de inflatie vermindert
en de concurrentiepositie van Zweden op de wereldmarkt verbetert. Werkloosheid zou echter wel een bitter
medicijn zijn voor een maatschappij die zoveel belang
hecht aan volledige werkgelegenheid. De Zweedse vakcentrale zou daarom het Nederlandse Model eens moeten komen bestuderen. In ons land is de les van een te
snelle loonstijging geleerd ten koste van veel langdurig
werklozen. Misschien zijn het er genoeg om ook de
Zweden te overtuigen.
D.E. Ernste
169