Europese integratie
Europese integratie? De Euroburger haalt er
zijn schouders over op. Hij voelt zich geen Europeaan. Zijn beeld van de Europese Gemeenschap is negatief. De Europese Gemeenschap is
voor hem synoniem met landbouwoverschotten,
begrotingstekorten, besluiteloze politici en bureaucratic. Komt er eigenlijk wel eens wat goeds
uit Brussel?
Die burger heeft ongelijk. Niet wat de overschotten, tekorten, besluiteloosheid en bureaucratie betreft. Wel met zijn onverschilligheid. Hij
zou zich kwaad moeten maken. Hij zou moeten
eisen dat er een eind komt aan het Europese gezeur over de landbouw. Hij zou zijn volksvertegenwoordigers moeten opdragen dat zij de uitgaven onder controle brengen en de obstakels voor
de interne markt uit de weg ruimen. Waar betaalt
hij tenslotte zijn ecu’s voor? Toch niet alleen om
het mogelijk te maken dat de landbouwprijzen
worden opgedreven, waardoor hij zelf uiteindelijk
duurder uit is met zijn voedselpakket?
Maar er is geen lobby van Burgers voor een
Verenigd Europa. Er is geen opstand van belastingbetalers tegen Europese verspilling. Politici die de Europese integratie frustreren worden
niet afgezet, maar geprezen omdat zij het nationale belang, of het deelbelang van een of andere
pressiegroep, met verve hebben verdedigd. Het
is het bekende probleem van het tekortschietende aanbod van collectieve goederen. Het grotere
algemene belang, dat vaag en diffuus is en geen
krachtige voorvechters kent, wijkt voor specifieke
deelbelangen waarvoor gepassioneerde minderheden pal staan.
Sinds 1970, toen het politieke appel van een
verenigd Europa was uitgewerkt en de economische omstandigheden moeilijker werden, is het
Europese integratieproces gestagneerd. Weliswaar breidde de Gemeenschap zich nog met een
aantal nieuwe lidstaten uit, maar deze uitbreiding
leidde slechts tot verzwakking van de interne samenhang en vertraging van de besluitvorming.
Slechts de oprichting van het Europese Monetaire Stelsel in 1979 was een stap in de goede richting. Op andere terreinen, zoals het opruimen van
handelsbelemmeringen, de economische en politieke samenwerking en de versterking van de
besluitvormingsstructuur, werden alleen maar
stappen terug gedaan.
Sinds een jaar of twee echter lijkt het Europese
klimaat weer wat milder te worden. Het Witboek,
dat in 1985 is aanvaard, bevat een concrete agenda voor de voltooiing van de interne markt per ultimo 1992. De Europese Akte, die dit jaar in werking is getreden, kah een bescheiden stap Ibetekenen op de lange weg naar doeltreffender besluitvorming. Steeds openlijker wordt er gespeculeerd over versterking van de monetaire samenwerking in het kader van het EMS. Steeds sterker
ESB 16/23-12-1987
ook groeit de overtuiging dat er nu echt een eind
moet komen aan de agrarische overproduktie op
kosten van de Gemeenschap. Toegegeven, deze
zaken stonden dertig jaar geleden al in het Verdrag van Rome. Dat zij nu voor nieuwe impulsen
moeten doorgaan is een testimonium paupertatis.
Maar het zijn signalen dat de Europese integratie
weer enigszins serieus wordt genomen.
Deze verandering is niet van binnenuit gekomen. Zij is afgedwongen door de buitenwereld.
Terwijl Brussel delibereerde, werd de Gemeenschap bestormd. Japanse produkten veroverden
de markt. De Europese Gemeenschap werd jaar
in, jaar uit geconfronteerd met achterblijvende
economische groei, steil oplopende werkloosheid
en een steeds verder verslechterende concurrentiepositie op het gebied van de nieuwe technologieen. Het waren niet de Europese burgers noch
de Europese politici die in Brussel aan de bel trokken, maar de Europese bedrijven die hun kansen
om in de internationale concurrentiestrijd mee te
komen steeds kleiner zagen worden als er geen
voortgang werd gemaakt met de vorming van een
interne markt. Via een intensieve lobby slaagden
zij erin de Europolitiek van hun belang te overtuigen, dat tevens het belang van de Europese burger was.
Het realiseren van de interne markt voor 1992
wordt nog een enorme krachttoer. En zoals de
commissie-Padoa-Schioppa onlangs indringend
onder de aandacht heeft gebracht zal het niet lukken als niet tevens vorderingen worden gemaakt
op het punt van de stabilisatie en de redistributie 1). De landbouw- en financieringsproblemen
zijn torenhoog en zullen nog jaren de agenda bepalen 2). Over de institutionele zwakte van de Gemeenschap is het maar beter te zwijgen. Er is dus
geen reden voor overspannen verwachtingen. De
recente top in Kopenhagen zal de laatste mislukking niet zijn.
Maar toch zit er weer een vleugje optimisme in
de Europese lucht. Het klinkt ook door in de artikelen in dit nummer. Optimisme dat niet gemspireerd wordt door de idealen van de jaren vijftig,
maar door de nuchterheid van de jaren tachtig.
Want je kunt het op je vingers natellen: stilstand is
achteruitgang en de prijs van de verdeeldheid
stijgt met de dag.
L. van der Geest
1) Efficiency, stability and equity. A strategy for the evolution of
the economic system of the European Community, Rapport van
een studiegroep onder voorzitlerschap van T. Padoa-Schioppa,
Brussel, april 1987.
2) Zie WRR, De financiering van de Europese Gemeenschap,
Rapporten aan de regering nr. 32, ‘s-Gravenhage, 1987.
1173