Ga direct naar de content

De noodzaak van Europese integratie

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: december 16 1987

I
De noodzaak van Europese
integratie
De economische integratie van Europa biedt het bedrijfsleven goede kansen, maar vergt
ook veel aanpassingen. Voor het zover is zal er op politick niveau nog veel moeten
gebeuren. Dit artikel schetst de belangrijkste voorwaarden voor succesvolle Europese
integratie, waarbij de nadruk wordt gelegd op de monetaire integratie. Vervolgens
bespreekt de auteur vier scenario’s voor het bankwezen om op de ge’integreerde markt te
opereren. Het vormen van samenwerkingsverbanden met banken in andere lidstaten biedt
naar zijn mening de beste kansen.

W.E. SCHERPENHUIJSEN ROM*
De discussie rond de Europese integratie heeft de
laatste tijd aan kracht gewonnen, nu het tijdstip waarop de
integratie een feit moet zijn, met rasse schreden nadert.
Nadat in de jaren zeventig het integratieproces stagneerde, werd van dit proces in 1985 een nieuwe impuls gegeven door het witboek van Lord Cockfield, waarin ruwweg
driehonderd voorstellen werden gedaan voor de totstandkoming van de Europese markt in 1992. Hoewel tot dusver
de Raad van Europese ministers nog slechts een beperkt
deel van die voorstellen heeft geaccepteerd, hoop ik dat er
met zoveel voortvarendheid zal worden gewerkt dat wij in
1992 de interne markt ten doop mogen houden. De te nemen stappen betreffen onder meer het tot stand brengen
van een gemeenschappelijke markt voor industrieprodukten en (financiele) diensten en een herorientatie van het
landbouwbeleid. Daarbij gaat het zowel om vraagstukken
van administratieve aard, handelsbelemmeringen en fiscale vraagstukken als om belangrijke beleidsvraagstukken. Ten aanzien van het economische beleid ben ik voor
de overdracht van alle belangrijke bevoegdheden aan een
supranationale autoriteit, terwijl ik op monetair gebied het
concept voorsta van een Europese centrale bank en een
communautaire valuta.
Vanuit die optiek is dit artikel geschreven, waarbij ik de
lering uit de recente beurscrisis gebruik om de gebleken
onvolkomenheden in het financiele stelsel te repareren. In
het navolgende worden argumenten aangedragen waarom Europese integratie moet, welke belemmeringen moeten worden overwonnen en wat daarvoor nodig is. Daarbij
zal in het bijzonder naar de monetaire integratie worden
gezien en de implicaties daarvan voor het bankwezen.

Waarom Europese integratie?
Er zijn door de voorstanders, waaronder ik mij schaar,
vele redenen gegeven waarom een Europese integratie
moet. Zo zal door samensmelting van nationale markten
tot een gemeenschappelijke markt een consumentenmarkt ontstaan van 320 miljoen mensen, nog groter dan
die in de Verenigde Staten (245 mln). Met zo’n grote
thuismarkt kan de Europese Industrie onder meer veel

1176

meer van schaalvoordelen profiteren en kunnen innovatieen research-activiteiten rendabeler worden aangewend.
Daardoorzal het concurrentievermogen van Europese ondernemingen toenemen en zal dus een beter antwoord
kunnen worden gegeven op de marktstrategie van bij voorbeeld Japanse ondernemingen, die eerst een groot marktaandeel nastreven en dan pas winsten incasseren.
Ook de verkorting van de levensduur van produkten
pleit voor een interne markt, omdat het niet alleen van
groot belang is om als eerste een nieuw produkt te introduceren, maar ook de afzetmarkt voldoende groot moet zijn
om ontwikkelings- en introductiekosten snel te kunnen
goedmaken. Andere voordelen zijn een efficientere allocatie van produktiemiddelen en een optimalere uitwisseling
van technologische kennis.
Op het financiele vlak kan een efficientere allocatie van
de besparingen als een voordeel worden genoemd. Binnen een ge’integreerde markt kunnen de besparingen immers veel gemakkelijker daar terechtkomen waar zij economisch gezien het hoogste rendement opleveren. Ook
zouden door het toenemen van de investeringsopportuniteiten de besparingen van de Europese Gemeenschap
veel meer ten goede kunnen komen aan de eigen Europese bedrijven en de afvloeiing naar het buitenland worden
afgeremd.
Er is echter nog een argument dat ik zou willen noemen
om de noodzaak van een Verenigd Europa te illustreren.
De laatste jaren valt steeds duidelijker waar te nemen dat
nationaal-politieke overwegingen een belangrijke drijfveer
vormen voor (groeps)discussies over en optreden met betrekking tot economische en monetaire problemen, buiten
traditionele organisaties als het Internationale Monetaire
Fonds en de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling om. Zo is de G-71) de laatste jaren op
de voorgrond getreden als forum waarbinnen de Internationale economische problematiek wordt besproken en het
te voeren beleid wordt gecoordineerd. Waartoe een derge-

* Voorzitler van de Raad van Bestuur van de NMB Bank.
1) Verenigde Staten, Canada, Japan, West-Duitsland, Frankrijk, Verenigd Koninkrijk en Italie.

lijk optreden kan leiden, wanneer de beleidsuitkomsten
niet overeenstemmen met de perceptie van de financiele
markten, heeft de beurscrisis van oktober 1987 zeer duidelijk laten zien. Overigens wordt in dit forum te veel naar
de welvaartsverdeling op de korte termijn gekeken en weinig aandacht gegeven aan de welvaartseffecten op de lange termijn.
De discussies binnen de groep van economische grootmachten is na 1985 inhoudelijk veranderd omdat het
grootste land, de Verenigde Staten (40% van het bruto nationaal produkt van de landen die deelnemen aan de OESO), inmiddels een omvangrijke netto schuld aan het buitenland heeft opgebouwd. Eind 1987 zal deze een omvang
hebben bereikt van $ 365 mrd. en daarmee laten de VS
schuldenlanden als Brazilie ($110 mrd.), Mexico ($80
mrd.) en Argentinie ($ 55 mrd.) ver achter zich. De omslag
in de vermogenspositie van de Verenigde Staten is volgens mijn waarnemingen sterk bepalend voor de houding
die de Verenigde Staten innemen in Internationale discussies op welk vlak dan ook. Zo geven de Verenigde Staten
de laatste jaren steeds meer signalen af die met name Europa duidelijk moeten maken dat zij niet van zins zijn de
lasten van de noodzakelijke aanpassingen alleen te
dragen.
Ten aanzien van de economische en financiele problematiek zijn de Verenigde Staten van mening dat de lasten
van het Internationale betalingsbalansaanpassingsproces
(tekortvermindering) door Europa zullen moeten worden
gedragen. Ook stellen de Verenigde Staten zich terughoudend op met betrekking tot de rol die zij geacht worden te
spelen binnen de Wereldbank. Europa komt daardoor tussen twee vuren te zitten omdat Japan, en nieuwe industrielanden als Zuid-Korea en Taiwan, er weinig voor voelen
om veel aan dat internationale aanpassingsproces (terugbrengen van overschotten) bij te dragen. De export blijft
voor die landen van groot belang voor de ontwikkeling van
de binnenlandse economie.

Bouwen aan de Gemeenschap
ESB 16/23-12-1987

Een passend antwoord op het spel van de economische
grootmachten kan slechts worden gegeven door een in
economisch en financieel opzicht verenigd Europa. Pas
dan heeft Europa als grootmacht een grotere invloed in
plaats van de individuele regeringen van de verschillende
landen. Indien Europa ook nog in staat is een Europese valuta te creeren, zal zij een belangrijke rol kunnen spelen in
het wereldgeldstelsel. De dollar zal als internationale reservevaluta immers een pas terug moeten doen. Hoewel
aan de rol van internationale reservevaluta nadelen verbonden zijn, lijken mij de voordelen van een grote zone
van wisselkoersstabiliteit (een valuta) voor het Europese
bedrijfsleven daar ruimschoots tegen op te wegen. Ook de
grotere efficiency van het geldsysteem brengt mij tot die
mening. Als men in New York State over de Washington
Bridge naar New Jersey rijdt, hoeft men toch ook zijn dollars niet in te wisselen voor een andere valuta.

Noodzakelijke fundamenten
Een Europese integratie kan op de lange duur slechts
succesvol zijn indien zij op goede fundamenten berust.
Deze bestaan in elk geval uit de volgende elementen:
– de politieke wil om de Europese integratie tot een succes te maken;
– gelijke concurrentievoorwaarden voor het bedrijfsleven op alle markten van de Gemeenschap;
– een voortdurende afstemming van economische
doelstellingen en continue coordinate van de budgettaire en monetaire politiek;
– een harmonisatie van de fiscale politiek, alsmede
– een voor die taak berekend budgettair en monetair
instrumentarium.

Zonder politieke wil geen succes
De politieke wil tot Europese integratie is naar mijn mening het belangrijkste element van de fundering. Deze politieke wil, formeel verankerd in het EG-verdrag, moet gericht zijn op de overdracht van bevoegdheden van de nationale autoriteiten aan een supranationale autoriteit. Het
regelen van allerlei overeenkomsten in vele documenten
volstaat niet als de geest van en de wil tot samenwerking er
niet is.
Gelijke concurrentievoorwaarden
Gelijke concurrentievoorwaarden voor het bedrijfsleven
op alle markten van de Gemeenschap zijn een voorwaarde
om de voordelen van een interne Europese marktten voile
te kunnen uitbuiten. Bovendien kan het zicht op de daaraan verbonden voordelen ook de nodige ondersteuning
vanuit het bedrijfsleven geven aan het tot stand komen van
deze gelijke concurrentievoorwaarden. Niettegenstaande
het feit dat er nog veel werk verzet moet worden, zal in
1992 dat doel moeten zijn bereikt.
Voortdurende afstemming

Zolang de Europese Gemeenschap nog niet door een
supranationaal orgaan wordt geregeerd, is een voortdurende afstemming van economische doelstellingen een
onmisbare voorwaarde voor het goed functioneren van de
interne markt. Mede in het licht van de lange-termijnperspectieven zouden voor de Gemeenschap als geheel
doelstellingen moeten worden vastgesteld ten aanzien
van de na te streven prijsstabiliteit, werkgelegenheid. economische groei en het betalingsbalansresultaat ten opzichte van het buitengebied. Op grond daarvan zouden
dan de economische doelstellingen op nationaal niveau
op elkaar kunnen worden afgestemd. In een daarop volgend proces van planning en controle kan de feitelijke ontwikkeling worden afgestemd met de beoogde ontwikkeling, zodat tijdig de nodige correcties kunnen plaatsvinden.
Ik spreek mij er dus niet voor uit om het beleid van de EG
slechts te richten op een economische grootheid, zoals bij
voorbeeld prijsstabiliteit, omdat ik vrees dat te eng geformuleerde doelstellingen ook in het te voeren beleid zijn
sporen zal trekken. Ten einde dit afstemmings- en controleproces te versoepelen zou een consistente verzameling
van financieel-economische indicatoren goede diensten
kunnen bewijzen. Concreet denk ik dan aan de indicatoren
die daarvoor binnen het IMF zijn ontwikkeld.
Het spreekt voor zich dat een en ander in feite erop neerkomt dat het budgettaire en het monetaire beleid in de verschillende lidstaten nauw op elke taak worden afgestemd.
Voor het budgettaire beleid betekent zulks in concreto dat
afgewogen afspraken dienen te worden gemaakt ten aanzien van de teneur van dat beleid (stimulerend, neutraal of
restrictief). Binnen dat budgettaire beleid moet aan de fiscale politiek veel aandacht worden gegeven. De fiscale politiek is immers niet alleen de belangrijkste factor geworden van de concurrentiepositie van het bedrijfsleven maar
heeft ook directe invloed op de ontwikkeling van het feitelijke niveau van de arbeidskosten. Bovendien zal het fiscale
regime sterker dan voorheen van invloed zijn op de
spaarstromen in de Gemeenschap. Indien door maatregelen de f iscaliteit van land tot land sterk uiteenloopt dan zullen de besparingen vloeien naar die gebieden waar het fiscaal klimaat het vriendelijkst is.

Versterking budgettair beleid
Het spreekt voor zich dat een dergelijke zware taak ook
een daarop berekend instrumentarium vereist. Nauwgezet moet worden bezien in welke mate bestaande vormen
van institutionalisering van begrotingsposten dienen te
worden gehandhaafd. Daarbij kan worden gedacht aan
bepaalde koppelingsmechanismen en de aanwending van
begrotingsinstrumenten voor inkomenspolitieke doeleinden. Voorts zouden ook open-einderegelingen onder de
loep moeten worden genomen. Aan de inkomstenzijde
zouden de heffingsgrondslagen en het tarief onderwerp
van discussie dienen te zijn, omdat daarvan ook belangrij-

1178

ke effecten uitgaan op het concurrentievermogen van het |
bedrijfsleven en op de spaarstromen.
Versterking valuta- en kapitaalmarktbeleid
Het monetaire instrumentarium, waaronder ik zowel de
geld- en valutamarkt als de instrumenten ter beheersing
van de liquiditeitenmassa versta, verdient ook in beschouwing te worden genomen. De beheersing van de rente,
met name in de lange sfeer, dient naar mijn mening daarbij
voorop te staan, omdat het steeds tot stand kunnen brengen van voldoend grote rente-ecarts tussen de verschillende valuta’s onder geliberaliseerde financiele markten een
belangrijke voorwaarde is voor evenwichtige kapitaalstromen.
Op dit moment wordt het monetaire instrumentarium in
de lidstaten gekenmerkt door gradaties van directe
beheersings- tot marktconforme instrumenten. Gegeven
het feit dat de scheiding tussen de geld- en kapitaalmarkten steeds verder vervaagt en de omvang van de kapitaalstromen zeer aanzienlijk is pleit ik voor een hervorming
van het monetaire instrumentarium in een marktconforme
richting.
In mijn visie zou deze taak door een Europese centrale
bank moeten worden uitgevoerd, omdat daardoor het gevaar van inconsistenties in het monetaire beleid zijn geminimaliseerd. Zolang die situatie nog niet bereikt is, pleit ik
voor een federaal werkend centrale-banksysteem zoals in
de Verenigde Staten.
Mijn pleidooi voor een marktconform monetair instrumentarium is ingegeven door het feit dat directe kredietbeheersingsystemen het nadeel hebben, dat zij direct ingrijpen in het balans- c.q. portefeuillemanagement van het
bankwezen. Daardoor treden, zowel onderling als ten opzichte van andere financiele instellingen, concurrentieverstarringen op. Voorts wordt het bankwezen in een nadelige positie geplaatst ten opzichte van zogenaamde
‘near banks’. Marktconforme instrumenten hebben als
voordeel dat het financiele systeem het roer in eigen handen kan blijven houden. Daarbij pleit ik voor een nauwkeurige afstemming door de centrale banken van de voor bepaalde doelen in te zetten instrumenten, omdat ik anders
onbedoelde, maar daarom niet minder belangrijke, negatieve spill-over effecten zie van bij voorbeeld geldmarktinstrumenten naar de ontwikkeling van de liquiditeitenmassa en vice versa.
Ten behoeve van de interventiekracht van de centrale
banken (bij mij dus het federate centrale-bankensysteem)
op de valutamarkten komt het mij als gewenst voor dat de
convertibele deviezenvoorraad op een voldoend hoog niveau wordt gebracht. Op dit moment kan worden geconstateerd dat de deviezenvoorraad van de Bundesbank
ver uitsteekt boven het gemiddelde niveau bij de andere
Europese centrale banken (SDR 45 mrd. tegen gemiddeld
SDR10 mrd.). Naast het opbouwen van de deviezenreserves door middel van valuta-aankopen op de markt, zouden
de rechtsreekse aan- en verkopen van deviezen tussen
centrale banken daarvan ook deel moeten uitmaken. Men
zou kunnen overwegen onder omstandigheden delen van
de goudvoorraad te verkopen ten behoeve van de verhoging van de deviezenreserves. Natuurlijk kunnen kredietovereenkomsten binnen de EG ook soelaas bieden indien
er meer valuta’s nodig zijn voor interventies, maar kredietovereenkomsten leiden niet tot een structurele verhoging
van de deviezenvoorraad van de betreffende landen. Vastgesteld zal nog moeten worden waar, en in welke valuta’s,
binnen het federale systeem de deviezenvoorraad zal
moeten worden aangehouden.
Met betrekking tot de grip op de kapitaalmarktontwikkeling, van belang voor de beheersing van de liquiditeitenmassa, lijkt het geen luxe te zijn om te beschikken over een
behoorlijke interventieportefeuille. Het niveau van de portefeuille zal voor elke centrale bank anders zijn, omdat dat
sterk wordt bepaald door het dagelijkse transactievolume
op de verschillende kapitaalmarktsegmenten.
Afstemming micro- en macro-toezicht
Een ander instrument dat weliswaar niet binnen het mo-

netaire instrumentarium valt maar wel degelijk macro- c.q.
monetaire effecten heeft, is het micro-economische of het
bedrijfseconomische toezicht. Zo hebben bij voorbeeld
solvabiliteits-, liquiditeits- en kasreservevoorschriften zowel directs (rentabiliteit) als indirecte invloeden op het
geldscheppende bedrijf van de banken. Het zou goed zijn
indien men zich rekenschap geeft van deze macroeffecten, zodat een optimale mix kan worden bereikt tussen enerzijds het monetaire beleid en anderzijds het bedrijfseconomische toezicht. In dit licht is het verheugend te
constateren dat er overeenstemming lijkt te zullen ontstaan tussen de Europese, de Amerikaanse en de Japanse toezichthouders om dezelfde richtlijnen te hanteren ten
aanzien van de solvabiliteitsvereisten.
Versterking EMS
Naast de versterking van de positie van de centrale banken als hoeder van prijsstabiliteit en de externe waarde
van de valuta, lijkt het Europese Monetaire Stelsel te moeten worden versterkt. Zolang er geen communautaire valuta bestaat, lijkt het mij noodzakelijk dat het EMS ook die valuta’s van de lidstaten gaat omvatten die thans daar nog
geen deel van uitmaken. De vorming van een centrale
bank en van een gemeenschapsvaluta (de ECU) lijkt mij de
bekroning van de monetaire integratie.

Het bankwezen en de interne markt
Het tot stand komen van een interne markt zal vergaande consequenties hebben voor individuele banken en
nationale banksystemen. Ik voorzie daarbij vier mogelijke
scenario’s.
Zelfhandhaving
Een eerste scenario is dat de individuele banken kiezen
voor het openen van kantoren in de gehele interne markt.
In feite zet men dan het model voort dat men tot dusver op
de internationale markt heeft toegepast. Afgezien van het
feit dat een dergelijke beleidskeuze een groot beslag legt
op de solvabiliteitspositie van de individuele bank, moet
betwijfeld worden of men daarmee een voldoend sterke
marktpositie krijgt op het Europese of het mondiale niveau. De kans is bovendien groot dat men vanwege onvoldoende middelen of vanwege snel veranderende markten
er niet in slaagt om het beoogde Europese kantorennet te
voltooien, waardoor men binnen het eigen land in feite op
regionaal niveau werkzaam blijft. Dit scenario noem ik
daarom het zelfhandhavingsscenario.
Overnemingen
Een tweede scenario is dat men buitenlandse banken
overneemt of zich laat overnemen door een buitenlandse
bankengroep. Een voorbeeld daarvan is de overneming
door de Deutsche Bank van Banca d’America d’ltalia. Van
recente datum zijn de overneming door de Credit Lyonnais
Bank Nederland van de Nederlandse Credietbank en de
fusiegolf binnen het Spaanse bankwezen. Hoewel bij de
huidige beurskoersen zulks aantrekkelijker lijkt te zijn geworden, moet bedacht worden dat daar toch aanzienlijke
sommen gelds mee gemoeid zijn. Naar mijn inschatting
ontbreekt het vele banken aan de daarvoor benodigde
middelen. Dit scenario zal daarom in veel Europese landen niet het hoofdscenario kunnen zijn.
Samenwerking
Een derde scenario is dat de banken in Europa een samenwerkingsverband aangaan in de vorm van een bankholding of een daarop gelijkend samenwerkingsverband.
Een dergelijk model acht ik het meest waarschijnlijk vanwege het relatief geringere beslag op de solvabiliteit, terwijl er tevens aansluiting plaatsvindt op mondiaal niveau.
Daarmee bedoel ik dat er op wereldschaal geconcurreerd
wordt met de grote Amerikaanse en Japanse banken. Een
voorbeeld dat daarop duidt is de voorgenomen gedeeltelijke aandelenruil tussen Credit Lyonnais Frankrijk en de
Commerzbank in Duitsland.

ESB 16/23-12-1987

Kennis en complementariteit
Zowel in het overname- als in het samenwerkingsscenario is het van belang dat naar partners gezocht wordt die
qua kennis en ervaringsniveau goed bij elkaar aansluiten
en/of als complementair gezien kunnen worden bij de verlening van financiele diensten. Ten aanzien van het eerstgenoemde doel ik op de positie van de individuele bank op
de leercurve die ten aanzien van de verschillende vormen
van dienstverlening geldt. Met betrekking tot de complementariteit doel ik op partners waarvan de dienstverlening
goed op elkaar aansluit. In dat licht acht ik het ook niet uitgesloten dat er verschillende samenwerkingsvormen
gaan ontstaan tussen banken en verzekeringsmaatschappijen. Dit laatste vindt niet alleen zijn drijfveer in het kunnen aanbieden van een volledig dienstenpakket (financiele supermarkt), maar ook in de toegang die men daardoor
krijgt tot de markt van de lange particuliere besparingen.

Ter afsluiting
Een integratie van Europa wordt door mij ondersteund
vanuit de overtuiging dat zulks ten goede zal komen van
de financieel-economische stabiliteit en de welvaartsgroei
in Europa. Het succes van de integratie hangt sterk af van
de politieke wil van de nationale autoriteiten om op de lange termijn belangrijke bevoegdheden over te dragen aan
supranationale instanties. Dit zal moeten leiden tot het
stellen van doeleinden op Europees niveau ten aanzien
van economischegroei, werkgelegenheid, inflatieen betalingsbalansevenwicht, waarvan nationale doelstellingen
worden afgeleid. Voordat het zover is zullen instrumenten
van economische, budgettaire en monetaire aard op hun
merites moeten worden bezien en waar nodig moeten worden aangepast. Een marktconform instrumentarium staat
mij daarbij voor de geest. De vorming van een Europese
centrale bank en een communautaire valuta zal de kroon
zijn op de monetaire integratie.
Voor het bankwezen zal de tot standkoming van de interne markt ingrijpende consequenties hebben. Daarbij zal
met name de tendentie tot samenwerking respectievelijk
tot concentratie de voorkeur hebben, omdat anders de
kans groot is dat men de aansluiting met de mondiale ontwikkeling mist.

W.E. Scherpenhuijseta Rom

Auteur