De economie van de Sovjetunie
Terugblik en vooruitzichten
Van de economische ontwikkeling in de Sovjetunie is weinig met zekerheid bekend. De
gegevens die verstrekt worden door het Russische centrale bureau voor de statistiek en
de Amerikaanse CIA zijn niet betrouwbaar. Wel is duidelijk dat de economische groei in
de Sovjetunie vanaf 1979 ernstig is gestagneerd. Wanneer de dalende trend van de
groeivoet doorzet, zal nog voor het eind van de eeuw een negatieve groeivoet bereikt zijn.
De auteur van dit artikel is echter van mening dat het doortrekken van een trend in dit
soort gevallen een onbetrouwbare voorspelmethode is. Op grond van een kwalitatieve
analyse van de Russische economie concludeert hij dat een groei van het bruto nationale
produkt van – 1 a 2% per jaar in de periode tot 1990 niet onwaarschijnlijk is.
PROF. DR. M. ELLMAN*
,,Niet alleen de dynamiek van de economische verschijnselen wordt door vele (officiate) macro-economische indicatoren niet nauwkeurig weerspiegeld, ook de trends in
die verschijnselen niet” (G.I. Khanin) 1).
In zijn belangrijke toespraak van 6 September 1985 in
Tyumen, het centrum van de olie- en gasindustrie in WestSiberie, merkte Gorbatsjov op: ,,de belangrijkste kwestie
voor de toekomst van zowel Siberie als het land in zijn geheel is die van de economische groei”. Hij heeft hierin onmiskenbaar gelijk. Het voortduren van de stagnatie van
1979 -1982 zou de Sovjetunie op economisch terrein een
achterstand bezorgen, zou de VS in staat stellen in militair
opzicht een (relatieve) voorsprong te nemen, zou ook de
droom de kapitalistische landen voorbij te streven in duigen doen vallen en zou de legitimiteit van het ‘reeel
bestaande socialisme’ ondergraven. Bovendien stelt nulgroei, zowel in het Westen als in het Oosten, de maatschappelijke orde voor problemen. Zonder groei beschikt
het apparaat van partij en staat niet langer over overschotten die het kan herverdelen. Daarmee ontvalt het een belangrijke functie. Tegelijkertijd wordt het economische beleid een nulsom-spel, met alle bekende en veelbesproken
gevolgen. Een beoordeling van de vooruitzichten voor de
economische groei van de Sovjetunie is daarom tegelijk
belangrijk en actueel.
Een zware handicap voor een dergelijke evaluatie is het
ontbreken van betrouwbare gegevens. Zowel de huidige
toestand als de ontwikkelingen in het verleden zijn niet
nauwkeurig gedocumenteerd, hoewel een belangrijk nationaal Sovjet-instituut, de Tsentralnija Statistica Ufficia
(TsSU), een gigantisch nationaal dataverzamelingsprogramma organiseert en een belangrijk Amerikaans instituut, de CIA, zich zeer veel moeite getroost om eigen cijfers over de Sovjet-economie te verzamelen. De beperkingen van de TsSU-gegevens zijn uitvoerig besproken 2) en
zijn alom bekend. De tekortkomingen van de ClA-gegevens zijn ook uitgebreid besproken 3) en zouden even bekend moeten zijn. Door de slechte kwaliteit van de gegevens zijn de gebruikelijke voorspelmethoden weinig bruikbaar en zijn alle projecties omgeven met een grotere dan
gebruikelijke onzekerheidsmarge. Puntschattingen mogen financiers van onderzoek bekoren, ze missen in dit geval elke grond.
FSR 10,-2-lCiRfi
Basisprojectie van de economische groei
De TsSU-statistieken van de groeivoet van het netto materiele produkt (nmp) van de Sovjetunie voor de laatste
dertig jaar vertonen een dalende trend. De groeivoet daalt
gemiddeld met een kwart procent per jaar. In 1979 bereikt
de groei een historisch laagterecord van 2,2 %. Op grond
van eenvoudige extrapolatie zou de groei tot nul dalen in
het midden van de jaren negentig en zou daarna de economie inkrimpen (ziefiguur 1). Een aantal schrijvers heeft beweerd dat de TsSU-cijfers de economische groei van de
Sovjetunie aanzienlijk overschatten doordat men een gebrekkige prijsdeflatieprocedure toepast 4). Zij suggereren
dat zeker in de periode 1979 – 1982, en mogelijk de gehele
periode vanaf 1979, het nmp per hoofd in (werkelijk) vergelijkbare prijzen is gestagneerd. Extrapolatie van de gecorrigeerde TsSU-eijfers geven aan dat de negatieve groei
zich al in de jaren tachtig zal gaan voordoen.
* Universiteit van Amsterdam. Dit artikel is de bewerkte versie van
een paper gepresenteerd op het derde-wereldcongres voor Sovjet en
Oosteuropese Studies, Washington DC, oktober/november 1985. De
auteurdanktC. Davis, S. Gomulka, P. Hanson, V. Kontorovich en H.J.
Wagener voor nun welwillend commentaar en M. Bos-Karczewska
voor haar onderzoeksassistentie.
1) G.I. Khanin, Puti sovershenstvovaniya informatsionnogo obespecheniya svodnykh planovykh narodnokhozyaistvennykh raschetov,
Izvestiya AN SSSR, Seriya ekonomicheskaya nr. 3, 1984.
2) A.L. Vainshtein, Narodnyi dokhod floss// / SSSR, Moskou, 1969;
A.S. Becker, National income accounting in the USSR, in: V.G. Treml
en J.F. Hardt (red.), Soviet economic statistics, Durham (NC), 1972;
S.H. Cohn, National income growth statistics, in: Treml en Hardt,
op.cit.; en Khanin, op.cit.
3) F. Seton, An estimate of Soviet industrial expansion, Soviet Studies, jg. 7, nr. 2, oktober 1955; idem, Measuring Soviet industrial expansion, Soviet Studies, jg. 8, nr. 2, oktober 1956; idem, Soviet progress in Western perspective, Soviet Studies, jg. 12, nr. 2, oktober
1960; P. Hanson, Estimating Soviet defence expenditure, Soviet Studies, jg. 30, nr. 3, juli 1978.
4) M. Ellman, Did Soviet economic growth end in 1978?, in: J. Drewnowski (red.), Crisis in the East European economy, Londen, 1982; P.
Wiles, The worsening of Soviet economic performance, in: Drewnowski, op.cit.
Figuur 1. Groeivoet van het geproduceerde netto materiele produkt van de Sovjetunie, 1951 – 1984, in constante
prijzen, in procenten per jaar
Figuur 2. Groeivoet van de industriele produktie in de
Sovjetunie, 1952- 1984, in constante prijzen, in procenten per jaar
per jaar
14.
13.
12.
11 10-
9-
–
I • • • • • I I I • • I i
11,3-0,241
(18,3) (-7,9)
R> – 0,66
DW = 2,3
q
» 12,6-0,281
(35.8) (-15.4)
R’ = 0,88
DW = 1,3
01
Bron: statistische handboeken van de Sovjetunie.
Bron: statistische publikaties uit de Sovjetunie.
De TsSU-statistieken van de industriele produktie over
de laatste dertig jaar leveren een soortgelijk somber resultaat (zie figuur 2). De groei neemt af met ca. 0,3 % per jaar
en extrapolatie wijst op nulgroei vanaf het midden van de
jaren negentig. Ook hier kan worden geargumenteerd dat
deze cijfers een overschatting van de werkelijke groei
inhouden.
Westerse specialisten die zich verlaten op de TsSUgegevens, neigen naar sombere verwachtingen ten aanzien van de toekomstige groei in de Sovjetunie. Auteurs
als Kontorovich 5) en Birman 6) schijnen een voortzetting
van de trendmatige daling van de groei de meest waarschijnlijke ontwikkeling te achten 7). In hun ogen is de periode vanaf 1979 er waarschijnlijk een van stagnatie in de
ontwikkeling van het inkomen per hoofd en is de kans op
feitelijke daling in de produktie per hoofd zeer groot. Ik
deel de zienswijze van auteurs als Birman met betrekking
tot de periode 1979 tot nu. Met hun toekomstperspectief
ben ik het echter niet eens. Het schijnt mij toe dat het soort
lineaire extrapolatie dat zij plegen, een armzalige methode
is voor het doen van macro-economische voorspellingen.
Deze methode gaat voorbij aan de mogelijkheid dat voortgezette achteruitgang economische en politieke readies
oproept die de achteruitgang omkeren of ten minste een
halt toeroepen.
Als bij voorbeeld de arbeidsproduktiviteit in de Industrie
daalt ten opzichte van die in Japan en de VS, worden de
potentiele voordelen van het overnemen van technologie
en managementmethoden steeds groter. De snelle technologische veranderingen in het Westen creeren, zij het
met een vertraging, additionele mogelijkheden voor groei
door middel van Internationale verspreiding van technische kennis. Een trendmatig groter wordende technologische achterstand is dus geen erg waarschijnlijke ontwikkeling, hoewel zij niet kan worden uitgesloten. Bovendien
veroorzaakt de militaire en politieke concurrentie tussen
de Sovjetunie en de VS politieke ondersteuning voor maatregelen om de achterstand te beperken. Ook een stagnerende of dalende consumptie per hoofd zal de politieke
druk tot verandering doen toenemen.
De ‘extrapolationisten’ zijn geneigd de Sovjetunie als
een bijzonder geval te zien alsof lange-termijndaling van
de groei nergens anders voorkomt. In feite echter gebeurt
hetzelfde ook in andere landen. In Japan b.v. bedraagt de
groei nu ca. 4%, terwijl die in de periode 1959 – 1973 gewoonlijk met meer dan 9% per jaar steeg” 8). Als de ontwikkeling van de Japanse economie op middellange termijn
zou worden voorspeld door extrapolatie van deze trend,
zou iedereen vreemd opkijken. Stabilisering van de groei
om en nabij de (historisch gezien) lage groeivoeten van 3
194
a 5% per jaar lijkt veel waarschijnlijker.
Gegeven de wereldwijde ervaringen sinds de industriele
revolutie, lijkt het meer in overeenstemming met de feiten
om perioden van hoge groei (Japan van 1959-1973, de
Sovjetunie in de jaren vijftig) te beschouwen als noodzakelijkerwijs tijdelijk 9). De hoge groei hangt samen met technologische achterstand, absorptie van ge’i’mporteerde
technologie, hoge investeringen, sterke uitbreiding van de
industriele beroepsbevolking en dergelijke. Als deze tijdelijke factoren zijn uitgewerkt kan men verwachten dat de
groei zich zal stabiliseren op een lager peil, dat wordt bepaald door de meer fundamentele factoren als efficiency,
technische vooruitgang en factorinzet.
Gezien het bovenstaande ben ik het niet eens met degenen die als basisprojectie voor de toekomst de scherp
neerwaartse trend in de TsSU-cijfers tot in de eeuwigheid
doortrekken. Naar mijn mening zal op een gegeven moment een trendbreuk optreden en zal vanaf dat moment
een nieuw, lager groeipad worden gevolgd.
Opmerkelijk is dat het beeld dat de CIA van de dynamiek
van de Sovjet-economie geeft, veel opgewekter is (zie f iguren 3 en 4). De CIA gaat uit van een in vergelijking veel geringere trendmatige daling van de lange-termijngroei. Volgens de CIA zal de trendmatige groeidaling van het bruto
binnenlands produkt van de Sovjetunie slechts ca. 0,1%
per jaar bedragen. Extrapolatie levert voor de rest van deze eeuw positieve groeicijfers op.
Dienovereenkomstig zijn Westerse economen die zich
verlaten op de ClA-gegevens veel optimistischer over de
economische vooruitzichten voor de Sovjetunie dan degenen die zich baseren op de TsSU-gegevens. Bond en Levine b.v. beschouwen op basis van het bekende econometrische model Sovmod, een bnp-groei van 3,15% per jaar als
5) V. Kontorovich, The current state of the Soviet economy: deepening crisis or recovery, paper gepresenteerd op het tweede PWPAcongres, Geneve, augustus 1985.
6) I. Birman, Economic reforms for the future: possibilities and probabilities, paper gepresenteerd op het tweede PWPA-congres, Geneve,
augustus 1985.
7) Een andere visie is te vinden in V. Kontorovich, Can the tightening
of discipline accelerate Soviet economic growth?, niet gepubliceerd,
Princeton, 1985.
8) Het deel van de groei dat door het tijdsverloop kan worden verklaard, is veel kleiner in het geval van Japan dan in dat van de
Sovjetunie.
9) S. Gomulka, Inventive activity, diffusion and the stages of economic growth, Aarhus, 1971; F. Janossy, The end of economic miracle,
New York, 1971.
Figuur 3. Groeivoet van het bruto nationale produkt van
de Sovjetunie, 1951 – 1983, in constante prijzen, in procenten perjaar
Figuur 4. Groeivoet van het bruto nationale produkt exclusief landbouwproduktie van de Sovjetunie, 1951 – 1983, in
constante prijzen, in procenten perjaar
Groeivoet
Groeivoet
in %
per jaar
y
« 6,5-0.121
(7.9) (-2,8)
R* – 0,2
DW – 2.4
Bron: ClA-publicaties.
een redelijke basisprojectie voor 1980-2000 10). Deze
voorspelling van een lange-termijngroei van ca. 3% per
jaar wordt in brede kring als gezaghebbend beschouwd.
Geven nu de (gecorrigeerde) TsSU-cijfers of de CIAcijfers een beter beeld van de trendmatige groeidaling en
de huidige economische groei in de Sovjetunie? Het antwoord op deze vraag is belangrijk, omdat indien de CIAcijfers min of meer correct zijn, de vooruitzichten voor de
Sovjetunie veel minder slecht zouden zijn dan in het geval
de TsSU-cijfers juist zijn. Heeft de snelle daling van de
trend in de groei die de TsSU-cijfers aangeven, reele betekenis of is zij een illusie of overdrijving die haar oorsprong
vindt in de stijgende nauwkeurigheid van de TsSU? bit lijkt
misschien een vreemde opmerking, maar een overeenkomstige ontwikkeling kan haar verduidelijken. In een bekende studie beweren Davies en Feshbach, die de demografische statistieken van de Sovjetunie voor correct houden, dat in de Sovjetunie zich een dramatisch proces voltrok van stijgende kindersterfte 11). Deze bevinding werd
in de pers breed uitgemeten. Uiteindelijk bleek echter dat
de stijging voor een deel een illusie was die veroorzaakt
wordt door de geleidelijke verbetering van de Sovjetstatistieken 12).
Het cosmetisch effect op de index van de economische
groei dat het gevolg is van onderschatting van inflatie, is
waarschijnlijk de laatste jaren sterker dan in de jaren vijftig. De jaren vijftig kenden dalende prijzen en dalende tekorten 13), terwijl gedurende de laatste tien jaren de prijzen en de tekorten stegen. Ook steeg volgens Khanin 14)
het nationale inkomen feitelijk sneller in de vroege dan in
de late jaren zestig (in weerwil van de officiele statistieken). Als dat waar is, stijgt het belang van de tijdsfactor in
de verklaring van de economische groei van de Sovjetunie. De mogelijkheid dat de nauwkeurigheid van de statistiek op een andere manier is verbeterd, kan echter niet
geheel worden uitgesloten.
De ClA-cijfers voor het recente verleden (1979 en later)
lijken mij overigens te hoog. Ik deel de mening van Wiles
15) dat de officiele cijfers na globale correctie voor de onderschatting van prijsstijgingen een beter beeld van de
werkelijkheid geven. Onderzoek van de gegevens over afzonderlijke sectoren (b.v. vrachtvervoer per spoor, de
delfstoffenwinning) wijst ook in deze richting. Afgezien van
de weinig florissante officiele cijfers, is het overtuigendste
bewijs van het slechte f unctioneren van de Russische economie in de laatste jaren wellicht de duidelijke bezorgdheid van de politieke top en de economen ten aanzien van
de situatie. Vandaar dat ik de economische toestand van
de Sovjetunie na 1979 als slechter beoordeel dan de CIA.
Wat de projecties op basis van ClA-gegevens betreft,
dient er op gewezen dat deze systematisch de groei hebPSR l
ben overschat en de groeivertraging van na 1978 geheel
hebben gemist. De eerste projectie met Sovmod 16) voorspelde een constante groei van het bnp met 5% per jaar
voor 1971 -1990. Een latere projectie van Green, ook met
behulp van Sovmed 17), kwam uit op een bnp-groei van
4,2% per jaar voor 1980-1985. Deze voorspellingen lijken nu veel te hoog, zelfs op basis van d ClA-cijfers. Gezien de overschatting van de groei sinds 1978 door de CIA
en gezien de onjuist gebleken voorspellingen met behulp
van Sovmod en ClA-gegevens, acht ik het nu als gezaghebbend geldende cijfer voor de verwachte groei van 3%
per jaar onbetrouwbaar en waarschijnlijk te hoog.
Op grand van bovenstaande argumenten verwacht ik
voor de economische groei van de Sovjetunie gedurende
de rest van de jaren tachtig dat de basisprojectie op grand
van gecorrigeerde TsSU-gegevens een groeivoet in termen van het nmp zou moeten opleveren tussen de 1 Vz en
41/2°/o per jaar, en dat de feitelijke (dus geen CIAschattingen) groei van het bnp zal liggen tussen -1 en
+ 2% perjaar. Een basisprojectie is uiteraard geen voorspelling, maar een hulpmiddel bij de discussie over de
vraag welke factoren de ontwikkeling zullen bepalen.
Arbeidsaanbod
Een voorname factor met betrekking tot het verloop van
de produktie is de ontwikkeling van de arbeidsinzet. De
snelle daling van de jaarlijkse toename van de beroepsbevolking sinds het einde van de jaren zeventig is bekend
18). Tussen 1971 en 1978 steeg de beroepsbevolking met
meer dan 2 mln. mensen perjaar. Sinds 1976 is de jaarlijkse netto stijging van de beroepsbevolking voortdurend gedaald, te weten van 2,7 mln. in 1976 tot 0,4 in 1985. De re10) D.L. BondenH.S. Levine, An overview, in: A. BergsonenH.S. Levine (red.), The Soviet economy: towards the year 2000, Londen,
1983.
11) C. Davies en M. Feshbach, Rising infant mortality in the USSR in
the 1970s, Washington DC, 1980.
12) Jones en Grupp, Infant mortality trends in the USSR, Population
and Development Review, nr. 9, juni 1983; A. Babyonyshev, The challenge from the side of demography, paper gepresenteerd op het tweede PWPA-congres, Geneve, augustus 1985.
13) Khanin, op.cit., en idem, Puti obespecheniya tovarno-denezhnoi
sbalansivovannosti, Ekonomicheskie Nauki, 1984, nr. 3.
14) Khanin, op.cit., Puti sovershenstvovaniya …, biz. 6.
15) Wiles, op.cit.
16) D.W. Green en C.I. Higgins, Sovmod I. A macroeconometric model of the Soviet Union, Londen/New York, 1977.
17) D.W. Green, The Soviet Union and the world economy in the
1980s. A review of alternatives, in: H. Hunter (red.), The future of the
Soviet economy 1978- 1985, Boulder, 1978.
18) M. Feshbach, Population and labourforce, in: Bergson en Levine,
op.cit.
gionale verschillen hierin zijn nog alarmerender: vanaf
1982 tot 1995 zal de beroepsbevolking in de RSFSR dalen;
ook in de Oekraine zal zij langzaam afnemen en zal het peil
van 1980 niet voor het einde van de eeuw worden gee’venaard. Omdat dit de traditionele industriegebieden zijn en
bovendien de lokatie van nieuwe aan de winplaatsen van
grondsstoffen gekoppelde industrieen zijn, betekent dit
dat het traditionele overaanbod van industriearbeiders in
de Sovjetunie tot het verleden behoort. Het dreigende arbeidstekort in de Sovjetunie is in veel commentaren genoemd als een acute rem op de toekomstige economische
groei.
Niettemin zal de beroepsbevolking van 1987 af beginnen te stijgen. Ook kan het arbeidsaanbod worden vergroot door het verhogen van de pensioengerechtigde leeftijd, het verlengen van de werkweek, het stimuleren van
immigratie uit regie’s met een sterk groeiende bevolking
en het verminderen van verborgen werkloosheid (in de bedrijven). Het einde aan de snelle groei van de beroepsbevolking heeft enerzijds het voordeel dat investeringen louter om werkgelegenheid te scheppen niet meer nodig zijn.
Anderzijds eist deze ontwikkeling alle aandacht van de autoriteiten voor het verhogen van de arbeidsproduktiviteit.
De sterke daling in de jaarlijkse groei van de bevolking in
de werkzame leeftijd is zonder twijfel een belangrijke oorzaak van de groeivertraging. In 1985 en 1986 is de groei
van de beroepsbevolking het kleinst; vanaf 1987 zal de situatie op dit punt verbeteren. De groei van de beroepsbevolking zal voor 1999 echter niet boven de 1% per jaar
uitkomen.
Vanzelfsprekend is de hele idee van een arbeidstekort
dat de produktiegroei remt, een illusie, die als zodanig het
produkt is van het economische systeem in de Sovjetunie.
Verscheidene auteurs hebben hierop gewezen 19). Een
ander economisch stelsel zou de arbeidsproduktiviteit
sterk kunnen doen stijgen en zou veel ‘werkgelegenheid’
ontmaskeren als verspilling. Volgens Mikul’skii 20) bedraagt de gebruikelijke schatting van de omvang van de
overtollige werkgelegenheid in de Industrie 15 a 20%. Deze schatting is volgens hem onnauwkeurig en wellicht te
laag.
Behalve het aantal werknemers, is nun houding en arbeidsmoraal van grote betekenis. Wiles stelde 21): ,,The
trouble with ‘homo economicus’ is that he has no labour
morale, let alone fluctuations in labour morale. Yet anyone
who has ever worked in any organisation – or by himself
– knows that labour morale is the most important factor of
production”. Een veel gehoorde mening is dat de arbeidsmoraal als gevolg van de toenemende tekorten en de
corruptie in de late jaren zestig is gedaald, en dat daarin
sindsdien geen verandering is gekomen. De campagne tot
verhoging van de arbeidsdiscipline onder Andropov c.q
Gorbatsjov lijkt geen effectieve manier om de lage arbeidsintensiteit aan te pakken. De toeneming van de produktie
van consumptiegoederen en diensten, die Gorbatsjov
heeft beloofd (het,,grote programme voor de ontwikkeling
van consumptiegoederen en diensten”) zal als die wordt
gerealiseerd, op dit punt waarschijnlijk meer succes hebben. Andere mogelijke maatregelen om de tekorten te verminderen en daarmee de arbeidsmoraal op te vijzelen, zijn
een grotere rol voor het prijsmechanisme in de huisvesting, prijsverhogingen, monetaire hervorming of legalisatie van kleinschalige particuliere dienstverlening. Daar
staat tegenover dat de anti-alcoholcampagne als zij succes heeft, tekorten aan alle andere goederen zal veroorzaken (doordat het bestedingspatroon verandert). Vooral
een drastische verbetering van de voedselsituatie zou de
arbeidsmoraal heel sterk kunnen verbeteren.
een reeks van misoogsten plaatsgevonden, die een zeer
omvangrijke graanimport noodzakelijk maakte. Ondanks
enorme investeringen en omvangrijke invoer van graan,
vlees en boter zijn er op het gebied van de voedselvoorziening voortdurend problemen geweest. De moeilijkheden
stapelen zich op als gevolg van de gebrekkige verwerking
en distributie. Daarbij treden geweldige verliezen op, terwijl de van staatswege vastgestelde consumentenprijzen
leiden tot tekorten en rijen voor de winkels. In 1981 ging
men op grote schaal over tot rantsoenering van viees en
zuivel. Parallelle distributiekanalen (bedrijfswinkels,
staatswinkels en markten van collectieve boerderijen) zijn
nog steeds gebruikelijk. Lage produktiviteit in de landbouw draagt bij aan de slechte macro-economische resultaten: direct door het aandeel in het nationale inkomen en
indirect door het effect van tekorten op de arbeidsmoraal
en het absenteTsme (vanwege de noodzaak om in de rij te
staan voor schaarse goederen).
De betekenis van de landbouw voor de economische
ontwikkeling van de Sovjetunie (en ook de betekenis van
de Sovjet-landbouw voor de agrarische wereldhandel) is
bekend en op dit gebied zijn talloze voorspellingen gedaan. In 1978 probeerden de ClA-medewerkers Severin
en Carey 22) in de toekomst te kijken. Gebleken is dat zij
gelijk hadden met nun voorspelling van vleestekorten en
graaninvoer. Toch is de feitelijke ontwikkeling slechter geweest dan zij verwachtten. De graanproduktie lag ruim onder nun projecties en de graan- en vleesinvoer ruim erboven. Diamond, Bettis en Ramson 23) misten de slechtere
economische resultaten sinds 1980 ook. Hun projectie van
de graanproduktie voor de eerste helft van de jaren tachtig
was significant te hoog. De verbanden waarop zij zich baseerden, bleken in de vroege jaren tachtig niet doorslaggevend. Zijn er dan nog andere verbanden waarop voorspellingen kunnen worden gestoeld?
De problemen in de Sovjetunie rond de voedselvoorziening worden grotendeels veroorzaakt door het gevoerde
beleid (vaste detailhandelsprijzen, slechte verwerkingsen distributiefaciliteiten, bureaucratische bestuursmethoden in de landbouw). Ander beleid zou dus veel betere resultaten kunnen opleveren. De slechte gang van zaken in
de laatste zeven jaar heeft ruime mogelijkheden opgeleverd om met verstandiger beleid goede resultaten te boeken. Bovendien is een goede oogst als gevolg van goed
weer niet uitgesloten, zelfs niet bij ongewijzigd beleid. Ik
verwacht dat onder Gorbatsjov succesvolle maatregelen
ter verbetering van de situatie in de landbouw zullen worden genomen, zoals ook in 1953 onder Chroetsjov en in
1965 onder Breznjev gebeurde.
Een goed voorbeeld van de resultaten die een verandering in het beleid kan opleveren is irrigatie. Onder Breznjev
werden enorme bedragen uitgetrokken voor irrigatie en
verbetering van de waterhuishouding. Het doel was de
problemen als gevolg van de geringe natuurlijke neerslag
het hoofd te bieden en droogte te voorkomen. In 1971 1980 werd ca. 61,5 mrd. roebel op dit gebied uitgegeven.
Wat betreft de gebieden met zwarte aarde in Rusland en
de Oekraine, lijkt dit programma meer kwaad dan goed le
hebben gedaan. In 1985 was 30% van de gei’rrigeerde oppervlakte ongeschikt voor landbouwdoeleinden door verzilting en vervening. Andere maatregelen (b.v. anti-erosiemaatregelen, sneeuwvoorraadvorming, bebossing, wisselbouw, organische bemesting, afschaffing van zeer
zware landbouwmachines, verbetering van opslag-,
transport- en verwerkingsfaciliteiten) zouden waarschijnlijk tot veel betere resultaten leiden. Volgens veel gebruikte schattingen varieert het verlies- en verspillingspercentage bij landbouwgewassen tussen de 20 en 50. Door het
Landbouw
19) K.I. Mikul’skii, Ekonomicheskii rost pri sotsializme, Moskou,
1983; V. Kirichenko, Sovremennyi etap intensifikatsii obshchestvennogo proizvodstva, Voprosy Ekonomiki, 1984, nr. 11.
Een andere belangrijke oorzaak van de slechte economische situatie sinds 1978 is de uiterst slechte gang van
zaken in de landbouw. Sinds 1978 heeft in de Sovjetunie
196
20) Mikul’skii, op.cit., biz. 243.
21) Wiles, op.cit., Introduction.
22) Severin en Carey, in: H. Hunter (red.), op.cit.
23) D.B. Diamond, L.W. Bettis en R.E. Ramsson, Agricultural production, in: Bergson en Levine, op.cit.
De aanleg van de pijpleiding waardoor de Sovjeteconomie nauwer met olie van West-Europa wordt verbonden
ontmantelen van dure irrigatie-installaties en door de nadruk te leggen op de vorengenoemde maatregelen zou
geld kunnen worden bespaard en de netto opbrengst in de
landbouw kunnen worden verhoogd 24).
Investeringen
De groeivoet van de bruto investeringen daalde in de jaren zeventig scherp 25). Dit weerspiegelt de bij planners
gebruikelijke benadering van de investeringen als restpost
te beschouwen in perioden dat de economische groei afneemt. Bovendien wordt hierdoor de toekomstige groei
van het nationale inkomen bemoeilijkt. Als de prijsstijgingen in de kapitaalgoederensector zo hoog zijn geweest als
sommige Sovjet-economen hebben gesuggereerd, heeft
zich in de late jaren zeventig mogelijk een feitelijke daling
van de investeringen voorgedaan.
Berucht is de geringe efficiency van de enorme investeringen in de landbouw. Investeringskosten in de produktie
van fossiele energiedragers en metalen stijgen omdat
goedkoop winbare voorraden uitgeput raken en een kostbaar kernenergieprogramma wordt uitgevoerd. Het aandeel van de netto investeringen in de totale investeringen
is gedaald 26). Volgens Val’tukh 27) maken de vervangingen ten minste 50% uit van de bruto investeringen en in
enkele delfstoffensectoren en de landbouw dient 80 a 90%
van alle geleverde uitrusting ter vervanging van versleten
kapitaalgoederen. Er heeft zich sinds de vroege jaren zeventig ook een stijging voorgedaan van het relatieve volume van onderhanden investeringsprojecten. Hetwegdrukken van uitbreidingsinvesteringen blijft waarschijnlijk een
belangrijke rem op de economische groei van de Sovjetunie. Toch zouden hiervan ook enige positieve effecten
kunnen uitgaan, b.v. een gedwongen uitstel, of afstel, van
grote projecten met een laag rendement, zoals de verlegging van rivieren van Noord naar Zuid.
De kosten van het buitenlandse beleid
Defensie-uitgaven, of militaire uitgaven en uitgaven met
FSR lQ-9-lQRfi
(ANP-fOtO)
betrekking tot de buitenlandse politiek, hebben ongetwijfeld hoge opportuniteitskosten voor de Sovjetunie. De investeringen die niet worden gedaan omdat de benodigde
produktiecapaciteit is ingezet bij de produktie van militaire
uitrusting, de technische verbeteringen in de civiele sfeer
die niet worden doorgevoerd omdat de noodzakelijke ingenieurs en gespecialiseerde instituten militair onderzoek
verrichten, de civiele produktie die niet plaatsvindt omdat
de daarvoor noodzakelijke arbeiders in het leger dienen,
zijn alle omvangrijk. Op dezelfde manier is de oorlog in Afganistan zonder twijfel ook kostbaar (zelfs als rekening gehouden wordt met gas en olie uit Afganistan). Hetzelfde
geldt voor de hulp aan bondgenoten als Cuba, Vietnam en
Polen.
Een verdere kostenstijging van de invloedsfeer, samenhangend met verbreiding van het staatssocialisme in
Latijns-Amerika, Zuidoost-Azie of Zuidelijk Afrika, of de
noodzaak de militaire modernisering in de VS bij te houden, zou de Sovjetunie zwaar belasten. De binnenlandse
kosten van het buitenlandse en het militaire beleid zullen
in de komende jaren ongetwijfeld van invloed zijn op het
beleid van de Sovjetunie. Men dient echter wel te bedenken dat de daling van de energieprijzen op de wereldmarkt
de opportuniteitskosten van de hulp aan de bondgenoten
voor de Sovjetunie verlaagt (omdat gegeven olieleverenties in termen van wereldmarktprijzen minder gaan
kosten).
Harde valuta
De stagnatie in de olie-industrie en de dalende prijzen
24) Zie voor een uitgebreide bespreking van deze kwesties Zemlya i
khleb, Nash Sovremnik, 1985, nr. 7.
25) R. Leggett, Soviet investment policy in the 11th five-year plan, in:
Soviet economy in the 1980s, JEC US Congress, Washington DC,
1982.
26) B.Z. Rumer, Investment and ^industrialization in the Soviet economy, Boulder/Londen, 1984, hfst. 2.
27) K. Valtukh, Teknicheskii progress i razvitie investionnogo kompleksa, Kommoenist, 1985, nr. 10, biz. 28.
van olie op de wereldmarkt vormen beide ernstige bedreigingen voor de harde-valuta-betalingsbalans van de Sovjetunie. Men gaat er over het algemeen van uit dat in 1983
en 1984 de energie-export van de Sovjetunie ca. 60% van
de zichtbare export naar kapitalistische landen (OECD en
derde wereld) bedroeg. Een daling in het volume van de
olieuitvoer is een directe bedreiging van deze deviezenstroom. Een olieprijsdaling is dat ook (tenzij die kan
worden gecompenseerd door volumestijging). Ook een
andere belangrijke harde-valutabron komt hierdoor onder
druk te staan, te weten de wapenexport naar de derde wereld. Het enige lichtpuntje met betrekking tot de betalingsbalans is de snelle stijging van de aardgasproduktie en
-export. Niettemin zal de harde-valutaopbrengst van de
aardgasexport in 1990 fors lager zijn dan die van de olieexport in het begin van de jaren tachtig, zelfs volgens de
gunstigste projecties.
Aangezien de olieproduktie van de Sovjetunie in 1983
zijn hoogtepunt bereikte en de energieprijzen op de wereldmarkt laag zijn, zijn de vooruitzichten voor de betalingsbalans ongunstig.
Grondstoffen
Behalve de grote arbeidsreserves zowel buiten als binnen het agro-industriele complex die met diverse beleidsmaatregelen zouden kunnen worden benut, is er tegenwoordig een aanzienlijke verspilling van grondstoffen,
energiedragers en metalen. Zou de Sovjetunie deze verliezen beperken door een verkleining van de verschillen tussen de grondstofintensiteiten die in de Sovjetunie worden
gehaald en die internationaal als optimaal gelden, dan zou
een welkome groeistijging worden bereikt. De overheid
weet dit heel goed. Ik verwacht dan ook enige vooruitgang
op dit gebied, ondanks het ontbreken van systeemgebonden krachten die kapitalistische ondernemingen dwingen
tot het doorvoeren van kostenbesparende innovaties (een
‘buyers market’, concurrentie en winststreven) en ondanks de aanwezigheid van systeemgebonden krachten
die een hoge energie- en grondstoffenintensiteit bevorderen (produktie voor het plan in plaats van voor afnemers,
zwakke budgettaire taakstellingen, ‘cost plus’ prijzen en
een ‘sellers market’). Hiermee zou een groot deel van de
daling van de olieproduktie en de kostenstijging van
grondstoffen kunnen worden opgevangen.
Het zou onjuist zijn te veronderstellen dat efficiente inzet
van grondstoffen zonder een verandering van het economisch systeem voor altijd onmogelijk is. Elektriciteitscentrales in de Sovjetunie zijn reeds lange tijd efficienter dan
die in de VS (vanwege warmte-krachtkoppeling). Ook wijzen Sovjet-publikaties er met grote trots op dat men bij de
oliewinning relatief minder olie als onwinbaar in de grond
laat zitten dan in de VS 28). Omdat de oliebron-uitputtingscoefficient een maatstaf voor succes is in de Sovjetunie,
het verhogen van deze coefficient een zekere prijs in termen van opportunitykosten heeft en het schatten van de
olievoorraden problematisch is, is het onduidelijk hoeveel
waarde men aan deze bewering moet hechten. Toch is het
verhogen van de efficiency bij de winning van fossiele
brandstoffen en bij het gebruik daarvan een internationale
trend, waarvan alle landen kunnen profiteren. Daarbij hebben de landen die nu het inefficientst met energie omspringen het meeste te winnen.
geremd door het gebrek aan doorstroming onder het kader, de corruptie, de opvolgingsstrijd en de ouderdom van
de top zelf. Nu heeft de Sovjetunie een dynamische leider
die bezig is de bureaucratic op grote schaal te verjongen
en die zich duidelijk zorgen maakt om de slechte economische situatie. Hoewel de nadruk die Aganbegyan 29) legt
op het slechte leiderschap bij de verklaring van de groeivertraging het gevolg van zijn partijdigheid in dezen zou
kunnen zijn, zou het nieuwe leiderschap niettemin een
gunstig effect moeten hebben op de economische ontwikkeling van het land. Een belangrijk voorbeeld van de positieve invloed van het leiderschap van Andropov en Gorbatsjov zal (en is in sommige sectoren) wellicht de stijgende activiteit op leidinggevend gebied zijn als gevolg van ingrijpende mutaties onder het hoger personeel 30).
Conclusie
Een beoordeling van de economische vooruitzichten
van de Sovjetunie wordt bemoeilijkt door de slechte kwaliteit van de beschikbare gegevens met betrekking tot de
economische groei in het verleden. Gebruikejijke voorspelmethoden verliezen daardoor hun waarde en de enige
relevante mogelijkheid is het geven van kwalitatieve oordelen over mogelijke onder- en bovengrenzen waarbinnen
de groeivoet zal liggen. Naar mijn mening zijn zowel de
projecties van de TsSU-extrapolationisten’ als die van de
‘gelovers in ClA-gegevens’ weinig plausibel. Ik denk dat
de meest waarschijnlijke basisprojectie voor de periode
1985 – 1990 een gemiddelde groei van het geproduceerde
netto materiele produkt (nmp) op basis van ongecorrigeerde TsSU-cijfers is van 1,5 a 4,5% per jaar; de meest waarschijnlijke basisprojectie voor de gemiddelde groei van het
bnp (feitelijk, geen ClA-schattingen) is een bereik van -1
tot + 2% per jaar.
Factoren die de waarschijnlijke groei laag houden, zijn
de geringe groei van de beroepsbevolking, de druk op de
netto investeringen, de slechte vooruitzichten voor de
harde-valuta-betalingsbalans en de kosten die de rol van
supermacht met zich meebrengt. Positieve punten zijn de
slechte produktieresultaten in de landbouw, de kunstmatigheid van het arbeidstekort, de toenemende jaarlijkse
aanwas van de beroepsbevolking na 1986, de gunstige effecten van de nieuwe bezem in de persoon van Gorbatsjov, snelle technische vooruitgang in het Westen, de hoge
energie- en grondstoffenintensiteiten van de produktie en
de mogelijkheid om de arbeidsmoraal te verbeteren door
tekorten en rijen voor de winkels te verminderen (b.v. door
geld een grotere rol te laten spelen in de huisvestingsector, monetaire hervorming, prijsverhogingen, legalisatie
van kleinschalige particuliere dienstverlening of een verbetering in de voedselverwerkende Industrie en de distribute).
Waar de economische groei werkelijk op zal uitkomen,
wordt bepaald door de interactie van de genoemde factoren en exogene factoren (het militaire beleid van de VS, de
wereldenergieprijzen, de duur van de Afghaanse oorlog,
de competentie van de regering onder Gorbatsjov, het
handhaven van de mogelijkheden en middelen van de
KGB om de oppositie het zwijgen op te leggen enz.). Aangezien de groeivertraging van na 1978 door geen enkele
voorspeller in het Westen was voorzien, kan niet worden
uitgesloten dat de Sovjetunie in de late jaren tachtig weer
een belangrijke periode van niet-voorspelde economische
ontwikkeling zal doormaken. Hetzij omhoog, hetzij
omlaag.
Politick
In een hierarchisch systeem als dat van de Sovjetunie,
hebben de alertheid, vindingrijkheid en flexibiliteit van de
machthebbers ongetwijfeld invloed op de economische
ontwikkeling. De hofintriges tijdens de laatste jaren van
Breznjev hebben de groei van de Sovjetunie waarschijnlijk
M. Ellman
28) N.A. Tikhonov, Soviet economy, Moskou, 1983, biz. 72.
29) A.G. Aganbegyan, Na novom etape ekonomicheskogo stroitel’stva, EKO, 1985, nr. 8.
30) Kontorovich, op.cit., Can the tightening…