Economische motieven voor
bewapening
De tweeledige doelstelling van het
,,Strategic Defense Initiative”
PROF. DR. G.C.A. JUNNE*
Het zogenaamde ,,Strategic Defense Initiative” (SDI) van de Amerikaanse regering kan als dubbele
strategic worden begrepen: als een strategic die niet alleen gericht is op een nieuwe voorsprong van
de Verenigde Staten op het gebied van militaire technologie ten opzichte van de Sovjetunie, maar ook
op het versterken van een technologische voorsprong ten opzichte van de eigen alliantiepartners.
Economische motieven spelen een vooraanstaande rol in de nieuwe ronde van de
bewapeningswedloop. Zij zijn niet altijd van even groot belang geweest. Het gewicht van
economische motieven verschilt van land tot land en is in de ene periode groter dan in een andere. Dit
artikel geeft eerst een overzicht van deze verschillen. Daarna worden de economische redenen
gespecificeerd die tot acceptatie van de SDI-plannen hebben bijgedragen. Tegen de interpretatie dat
SDI ook bedoeld is om een economisch voordeel op de eigen bondgenoten te behalen, spreekt
weliswaar de uitnodiging aan de bondgenoten om aan het onderzoek naar afweermogelijkheden in de
ruimte mee te doen. De auteur betwijfelt echter of het hier inderdaad gaat om een uitnodiging tot
evenwichtige samenwerking. De historische ervaringen doen anders vermoeden.
Tegenstrijdige economische motieven
Twee soorten economische motieven spelen een rol in de besluitvorming over bewapening. Bewapening kan noodzakelijk
worden geacht om door middel van de dreiging met of de toepassing van militair geweld economische doeleinden te verwezenlijken (zoals het veiligstellen van de grondstoffenaanvoer, een ongehinderde toegang naar de zee, het openleggen van markten).
Deze mogelijke economische motieven voor bewapening zullen
hieronder buiten beschouwing worden gelaten. Het gaat op deze
plaats veeleer om economische motieven die te maken hebben
met het proces van bewapening zelf, ongeacht het eventuele gebruik van de wapensystemen nadat zij geproduceerd en geinstalleerd zijn.
Daarbij richt deze bijdrage zich uitsluitend op economische
motieven die het proces van bewapening bevorderen. Het mag
echter niet worden ontkend dat economische motieven even
vaak ook een rem op bewapening kunnen vormen. Uit de tijd
van de kabinetsoorlogen is de leuze bekend dat je drie dingen nodig hebt om oorlog te kunnen voeren (of voorbereiden): geld,
geld en geld. Is de schatkist leeg (en valt er niets meer te lenen),
:dan houdt het op 1). Met deze beperkingen houden ook die modellen van bewapening rekening, die bewapeningsprocessen in
eerste instantie als interactie tussen vijandige partijen beschrijven, waarbij de uitgaven voor bewapening van de ene partij afhankelijk zijn van die van de andere, – indien ter beschikking
staande middelen dit toelaten 2). De tegenwoordige discussie in
de VS over de bijdrage van de militaire uitgaven aan het begrotingstekort, de hoge rentestand en het recorddeficit op de betalingsbalans laat zien, dat belangrijke economische redenen een
uitbreiding van de uitgaven voor bewapening ook in de weg
staan. Economische (net zo als andere) motieven werken nooit
1280
alleen in een richting en kunnen elkaar in evenwicht houden en
compenseren.
Verschillen tussen Oost en West
De relaties tussen economie en bewapening lopen bovendien
per economisch systeem uiteen. In de Oosteuropese landen, met
name in de Sovjetunie, zijn bij voorbeeld de militaire en de civiele produktie veel sterker gescheiden dan in het Westen, waar dezelfde ondernemingen 3) en met wapenproduktie en met civiele
* Hoogleraar Internationale betrekkingen aan de Subfaculteit der algemene politieke en sociale wetenschappen, Universiteit van Amsterdam.
1) Volgens de Militaire batons 1983/84 van het Internationaal Instituut
voor Strategische Studies (IISS) is er thans ook geen sprake meer van een
algemene wapenwedloop waarbij de aantallen wapens bij ontwikkelde
landen sterk blijven toenemen; in sommige gevallen is – gedwongen
door economische oorzaken – zelfs sprake van een afname. Alleen de
supermogendheden (en een aantal rijke olielanden) voeren hun militaire
uitgaven nog op.
2) Vgl. het klassieke model van bewapeningswedlopen van Lewis F. Richardson, Arms and Insecurity, Pittsburgh/Chicago, 1960.
3) Dit ondermijnt een van de uitgangspunten van de theorie van het
,,militair-industrieel complex”. De theorie suggereert het bestaan van
een onafhankelijke bewapeningsindustrie door uit te gaan van een bepaalde vorm van belangenversmelting van de toppen van de bewapeningsindustrie, met die van het leger of van het Pentagon. In de realiteit zijn
daarentegen de grootste wapenproducenten tegelijk ook de grootste producenten van civiele goederen. Er moet daarom al binnen de grote ondernemingen een belangenafweging plaatsvinden tussen de op een uitbreiding van de militaire produktie gerichte belangen en die van de overige
bedrijfsonderdelen. Vgl. Duco Hellema, Kanttekeningen bij de theorie
van het militair-industrieel complex, Cahiers voor de politieke en sociale
wetenschappen, I, 1 (juni 1977), biz. 19.
I
produktie bezig zijn. Terwijl van een uitbreiding van de militaire
Tabel 1. Aandeel van de uitgaven voor defensie find, lucht- en
uitgaven in het Westen ook stimulerende effecten op de rest van
ruimtevaart) aan de totale overheidsuitgaven voor research en
de economic uit (kunnen) gaan, is dit in de Sovjetunie niet het ge-
ontwikkeling (in procenten)
val, in tegendeel: Een verhoging van de investeringen in bewapening gaat direct ten laste van de uitbreiding van de civiele produktie 4).
Het feit dat de Sovjeteconomie weinig macro-economische ba-
Land
1975
1980
Verenigde Staten
67.5
63.2
45.6
63.7
29.4
19.5
24.4
16.8
Groot-Brittannie
64.8
49.3
ten ondervindt van een verhoging van de militaire produktie
Frankrijk
neemt niet weg, dat de afzonderlijke bij de wapenproduktie betrokken bedrijven en nun managers daarbij gebaat kunnen zijn.
Japan
Een hogere prioriteit voor militaire uitgaven verhoogt tegelijk
Bron: OECD Science and Technology Indicators, Parijs, 1984, biz. 87.
ook hun status. Zij spannen zich echter niet om economische redenen in voor meer bewapening, maar veeleer om politieke of
sociologische redenen (behoud of uitbreiding van hun eigen politieke macht en status).
In de economische sfeer zijn op bedrijfsniveau duidelijke verschillen in de drijfveer achter de bewapening tussen Oost en
West te vinden. In een markteconomie waar de afzonderlijke bedrijven om defensieopdrachten moeten concurreren, is de prikkel groter voortdurend nieuwe wapensystemen te ontwikkelen,
ook al is er op een gegeven moment geen vraag naar van de kant
van de militairen, al was het maar om hooggekwalificeerde specialisten in de research-afdelingen in dienst te kunnen houden
die anders naar een concurrerende firma zouden kunnen overstappen. Alleen al om bedrijfseconomische redenen bestaat in
het Westen een sterkere dynamiek op het gebied van de ontwikkeling van de wapentechnologie die tot een zekere , .technology
push” in de bewapening leidt: zijn nieuwe wapensystemen technologisch mogelijk gebleken, dan is de druk meestal ook groot
de nieuwe wapens inderdaad aan te schaffen. Anders zou de tegenstatider een kans maken soortgelijke wapensystemen sneller
in te voeren.
Bondsrepubliek
Tabel 2.
VS handelsbalans in ,,high-tech” produkten,
1983-1984 (in miljoenen dollars)
Verandering 1983-1984
1983
1984
-7.207
11.981
in dollars
in procenten
– 13.784
9.857
– 6.577
– 2.124
– 91,3
– 17,7
–
– 1.427
– 1.038
583
260
219
173
125
–
182,0
19,4
38,0
21,4
23,0
41,5
16,3
–
1,2
Communicatie-apparatuur en
elek)ronische onderdelen
Vliegtuigindustrie
Wetenschappelijke
instrumenten
Kantoorapparatuur
Motoren, turbines
Medicijnen
Ruimtevaart, geleide raketten
Chemische industrie
Militair materieel
Plasticmaterialen, synthetische
stoffen
Totaal
784
5.351
1.535
1.215
954
417
643
4.313
952
955
735
767
244
642
3.002
2.965
37
18.801
6.237
-12.564
– 68,8
Bron: US Department of Commerce (International Trade Administration), United
Verschillen tussen de Westerse landen
States Trade. Performance in 1984 and outlook, Washington, 1984, biz. 16.
Europese landen is dat de wapenproduktie voor de export in de
Niet alleen tussen Oost en West, ook tussen de industrielanden
met een markteconomie bestaan grote verschillen in de relatie
tussen economic en bewapening. Er zijn dan ook opmerkelijke
verschillen tussen de Westerse bondgenoten in de ontwikkeling
van hun uitgaven voor bewapening. De externe bedreiging, zo
die er is, kan hier geen reden voor zijn. Zij is immers voor de afzonderlijke NAVO-landen even groot (en voor de Europese landen eerder groter dan kleiner, maar toch verhogen zij hun defen-
sieuitgaven niet in hetzelfde tempo als de VS). Zo verschilt de relatie tussen economic en bewapening in de kleine landen van die
in de grote landen. Kleine landen kunnen meestal zelf slechts in
een beperkt deel van de eigen materieelbehoefte voldoen. Een algemene stijging van de militaire uitgaven zou daarom minder de
eigen economic stimuleren, omdat veel opdrachten in het buitenland geplaatst moeten worden. In ruil hiervoor passende com-
pensatie-orders te verkrijgen blijkt vaak een moeilijke zaak te
zijn. Vaak steken de resultaten van de compensatieovereenkomsten schril af bij de verwachtingen 5). De onderhan-
delingen over de aarischaf van het Patriot-systeem voor de luchtverdediging hebben laten zien, dat ,,het uitvoeren van een prach-
tige compensatieafspraak heel wat moeilijker blijkt te zijn dan
het maken van de afspraak zelf” 6).
Uit deze situatie vloeit een eigen dynamiek in richting op de
versterking van de militair-industriele capaciteit voort, zoals het
Nederlandse voorbeeld laat zien: als een van zijn doelstellingen
noemt de staatssecretaris van Defensie, J. van Houwelingen, in
de onlangs aan de Tweede Kamer voorgelegde nota Defensie en
de Nederlandse Industrie de intensivering van het defensie-
Europese landen een veel grotere rol speelt dan in de VS. In 1984
hebben de Europese landen gezamenlijk meer wapens geexpor-
teerd (ter waarde van $ 8,1 mrd.) dan deVS (voor $ 7,7mrd.)9).
Frankrijk neemt bijna de helft van de Europese exporten voor
4) Dit feit heeft in het verleden aanleiding gegeven tot een ander economisch(-politiek) motief voor meer bewapening in het Westen: door verhoogde militaire bestedingen zou de Sovjetunie gedwongen moeten wor-
den eveneens haar militaire uitgaven op te voeren. Omdat de Sovjetunie
echter armer is, maken dezelfde uitgaven daar een veel groter gedeelte uit
van het bruto nationaal produkt. Sommige politici in het Westen koesteren daarom de verwachting dat deze hoge uitgaven tot dermate grote economische problemen zullen leiden dat het regime uiteindelijk zal instorten of omver zal worden geworpen. Dergelijke overwegingen getuigen
echter van weinig historisch besef.
5) Dit blijkt b.v. uit het onderzoek van E.P.A. van Alphen en P.W. van
Ooijen, Compensatie-orders — een lege huls?, ESB, 4 juli 1984, biz.
598-604, naar de compensatie-opdrachten die samenhangen met de aanschaf van de Leopard-2-tank door Nederland.
6) P. Maessen, De defensie-industrie: groter, gevarieerder en moderner,
NRC Handelsblad, 23 oktober 1985.
7) Tweede Kamer, vergaderjaar 1984-85, 19 157, nrs. 1-2.
8) Op militair gebied is de kloof tussen wat technisch mogelijk is en wat
inderdaad gekocht wordt minder groot dan op civiel gebied, dit om de
volgende reden: Indien b.v. een kanon slechts vier km ver kan schieten,
terwijl de tegenstander over een kanon beschikt dat vijf km ver schiet,
dan is het eerste kanon niet vier vijfde waard van het tweede, maar veel
technologiebeleid teneinde de positie van de bij de produktie van
defensiematerieel betrokken Nederlandse ondernemingen te
minder. Het kan namelijk door de tegenstander op een veilige afstand
uitgeschakeld worden, zonder zelf enig schade te kunnen berokkenen.
Alle landen staan daarom onder een constante druk hun defensiematerieel op de modernste stand te houden om niet het risico te lopen dat
het eigen defensiematerieel plotseling een dramatische devaluatie onder-
versterken 7). Hierdoor zou het voor hen gemakkelijker moeten
gaat als de tegenstander geavanceerdere wapens koopt. Op het gebied
worden om militaire tegenorders te verkrijgen voor in het bui-
van defensie is daarom ook veel meer sprake van een ,,technology push”
dan van een ,,demand pull” dan bij innovatieprocessen in de civiele
industrie.
9) Europese wapenfabrikanten bereiken daarmee een wereldmarktaan-
tenland geplaatste materieelbestellingen. Wordt deze doelstelling verwezenlijkt, dan betekent dit dat de omvang van de defensie-industrie wordt uitgebreid en dat de ontwikkeling van de wapentechnologie wordt versneld. Indien inderdaad nieuwe systemen worden ohtwikkeld, zou dit ook tot een verhoging van de
(wereldwijde) militaire uitgaven bijdragen 8).
Een ander belangrijk verschil tussen de VS en de middelgrote
ESB 18/25-12-1985
deel van 23 procent en producenten uit de VS een marktaandeel van 22
procent. De grootste exporteur blijft de Sovjetunie met 27 procent. Fabrikanten uit de Derde Wereld beschikken intussen over een marktaandeel van 15 procent. — Shwan Tully, Europe learns to sell arms, Fortune,
5 augustus 1985, biz. 34.
1281
haar rekening. Ondernemingen zoals Thomson en Aerospatiale
exporteren intussen meer dan 70 per cent van hun wapenproduk-
In de VS was het echter politick niet mogelijk een civiel industriebeleid zoals in de andere Westerse landen door te zetten 13).
tie. Frankrijk verdient aan de wapenuitvoer meer deviezen dan
Tegelijk verslechterde echter de concurrentiepositie van de
aan de uitvoer van welke andere produktgroep ook, als de land-
Amerikaanse industrie op de wereldmarkt, – ook bij ,,high-
bouwprodukten buiten beschouwing worden gelaten 10).
De snelle uitbreiding van de wapenexporten werd als noodza-
tech”-produkten, een proces dat nog steeds aanhoudt, zoals label 2 laat zien.
Deze verslechiering van de Amerikaanse concurrenliepositie
is niet alleen te wijten aan de overwaardering van de dollar, maar
kelijk gezien om na de olieprijsstijgingen in de jaren zeventig de
betalingsbalans weer in evenwicht te brengen. De wapenexport
bood de kans een segment van de wereldmarkt voor technologisch geavanceerde produkten te penetreren, omdat hier de prijs
niet de uitslag geeft, maar politieke overwegingen vaak een be-
slissende rol spelen.
De expansie van de Europese wapenexporten heeft wereldwijd
waarschijnlijk tot een verhoging van de uitgaven voor bewape-
ning geleid, zowel in de importerende als in de exporterende landen: de importerende landen kwamen in Europa terecht wanneer de twee supermogendheden niet tot de verkoop van wapens
bereid waren (b.v. om politieke redenen of om de transfer van
geavanceerde technologic te voorkomen). Voor de exporterende
landen bestond een aanvullende reden om het materieel van de
eigen bewapeningsindustrie te kopen – namelijk om vertrou-
vindt zijn reden eveneens in een verminderde voorsprong van de
VS op technologisch gebied 14). Deze heeft enoe bijgedragen
dat de overschot op de handel mel ,,high-lech”-goederen tussen
1980 en 1984 van $ 26,6 mrd. gedaald is naar $ 6,2 mrd. 15). Elders is uilgebreider beschreven hoe al vanaf hel einde van de regeringsperiode van Carler, maar verslerkl onder presidenl Reagan, van de defensie-uilgaven gebruik is gemaakl om de lechnologische voorsprong van de Amerikaanse induslrie te handhaven
en te vergroten, en hoe het Pentagon hierbij een soortgelijke rol
op zich heeft genomen als hel MITI in Japan 16). Hieronder zal
geschetst worden welke functie hel SDI-programma in dit kader
vervult.
wen in de produkten te tonen en daarmee tot de markelinginspanningen in het buitenland bij te dragen.
Economische motieven voor het SDI-programma
De rol van de wapenindustrie in de technologische ontwikkeling
in de lotale overheidsuitgaven in de VS gestaag was teruggelo-
In een aantal landen hebben de uitgaven voor militair onderzoek en ontwikkeling een belangrijke rol gespeeld bij de inspan-
diens ambtsperiode omgegooid. Presidenl Reagan heeft dit be-
Na een periode, waarin hel aandeel van de mililaire uilgaven
pen, werd het roer al door president Carter legen het einde van
ningen van de overheid om de technologische ontwikkeling te
bevorderen. De vijf grote OECD-landen kunnen hierbij in twee
groepen onderverdeeld worden (vgl. label 1): aan de ene kant de
VS, Groot-Brittannie en Frankrijk, aan de andere kant Japan en
de Bondsrepubliek. De eerste groep geeft een groot gedeelte van
de overheidsuitgaven voor research en ontwikkeling voor mili-
taire doelstellingen (en ruimtevaart) uit, de tweede groep daarentegen relatief weinig.
Kennelijk speelt de bewapeningsindustrie in die twee landen,
die in de Tweede Wereldoorlog werden verslagen en daarna geen
belangrijke wapenindustrie mochten onderhouden, nog steeds
een minder belangrijke rol bij de ontwikkeling van nieuwe technologieen. Met name voor de VS daarentegen hebben de uitgaven voor defensie- en lucht- en ruimtevaartonderzoek sinds WO-
leid van alle halfslachtigheid ontdaan en een tol nog toe in vredeslijd ongekende loeneming van de mililaire uilgaven kunnen
doorzelten. Deze groei is niel alleen bedoeld om een mililaire
voorsprong len opzichle van de Sovjetunie te behalen, maar ook
om de eigen bondgenoten in de ,,herstruclureringswedloop” een
slap voor le blijven 17). SDI brengl hierin geen verandering
maar accenlueerl dil streven alleen maar. Weliswaar wordt vanuil Europa vaak verwezen naar de enorme omvang van de SDIinspanningen, toch worden de uitgaven voor mililair onderzoek
en onlwikkelingen door SDI nauwelijks opgevoerd.
Jaarlijks worden in de VS bijna $ 25 mrd. aan militair onderzoek en ontwikkeling besteed (1984: $ 24668 mln. 18). Voor SDI
daarentegen zijn in 1985 slechls rond $ 2,7 mrd. gereserveerd.
Dal wil zeggen dat het nieuwe van SDI niet in de omvang van de
bestedingen voor militair onderzoek moet worden gezochl, die
II een centrale rol in de bevordering van de technologische ontwikkeling vervuld. De ontwikkeling van de micro-electronica-
zijn mel of zonder SDI giganlisch. Hel SDI-programma heefl
veeleer — naasl de mililaire doelslellingen, die hier niet ontkend
industrie werd in feite uit middelen van het Pentagon gefinan-
worden – tot doel:
cierd 11). Sinds de tweede helft van de jaren zeventig is de bete-
– de geplande uitgaven voor onderzoek en onlwikkeling tegen
bezuinigingspogingen vanuit het Congres te beschermen
kenis van de bewapeningsindustrie voor de technologische vooruitgang een belangrijk onderwerp van discussie geworden 12).
De aandacht voor deze problematiek groeide parallel aan de toename van de aandacht voor het technolegievraagstuk in het algemeen.
In de openbare discussie over de oorzaken van de economische crisis werd steeds duidelijker dat deze niet aan een tijdelijke
economische inzinking te wijten was, maar dat in de loop van de
door voldoende publieke steun voor het programma te mobiliseren;
— het onderzoek slerker op basisonderzoek le concenlreren dal
de weg zou kunnen bereiden naar een nieuwe generatie van
produkten en procestechnologieen;
staan: in de geinduslrialiseerde landen waren de markten voor
10) Tully, op. cit., biz. 36.
11) Vgl. A comparison of the US semiconductor industry and biotechnology. Appendix C in: Commercial biotechnology: an international
duurzame consumptiegoederen toenemend verzadigd. Gelijktij-
analysis, Washington, U.S. Congress, Office of Technology As-
dig zagen de producenten in de Westerse wereld zich toenemend
blootgested aan een concurrentie uit de ,,Newly Industrializing
Countries” (NICs). Een uitweg werd in de ontwikkeling van
nieuwe lechnologieen gezocht. Produktinnovatie moest nieuwe
sessment, 1984, biz. 531-541; R. DeGrasse, The military and semiconductors, in: J. Tirman, The militarization of high technology, Cambridge/Mass. 1984, biz. 77-104.
12) J. Tirman, The defense-economy debate, in: J. Tirman (ed.), The
Militarization of high technology, biz. 13-21.
13) Vgl. C.R. Foster, Warum gibt es in den USA keine koordinierte Industriepolitik?, Politische Vierteljahresschrift, 26,2 juni 1985, biz.
146-159.
14) VS Department of Commerce (International Trade Administration), United States Trade. Performance in 1984 and outlook, Washington, 1984, biz. 47.
15) United Stales Trade, biz. 16.
16) Gerd Junne, Het Amerikaanse defensiebeleid: een substituut voor
industriepolitiek?, Internationale Spectator, 38, 7 (juli 1984), biz.
419-427.
naoorlogse groei een aantal structurele problemen waren ont-
markten scheppen, terwijl nieuweproces-technologieen, met name de flexibele automatisering van produktieprocessen, de in-
ternationale concurrentiepositie van de eigen Industrie moesten
verbeteren.
We zien daarom dat in alle OECD-landen sinds het midden
van de jaren zeventig de aandacht voor Industrie- en lechnologiepolitiek toeneemt en er overal nieuwe programma’s worden
geformuleerd om de ontwikkeling van veel belovende technologieen te bevorderen. Naast marktverzadiging en concurrentie
van de NICs hebben de betalingsbalans-deficits als gevolg van de
17) Gerd Junne, Der strukturpolitische Wettlauf zwischen den kapita-
olieprijsverhogingen, het fiasco van de steun aan traditionele industrietakken, de hoge werkloosheid en de demonstratie-
listischen Industrielandern, Politische Vierteljahresschrifl,
effecten van de Japanse ,,succesformule” hiertoe bijgedragen.
18) NRC Handelsblad, 23 oktober 1985.
1282
1984), biz. 134-155.
25,2 (juni
– dit basisonderzoek in de sfeer van de militaire geheimhou-
geboekt c.q. over veel ervaring op speciale onderzoekterreinen
ding te trekken waardoor de vruchten voor het Amerikaanse
beschikken, bij het onderzoek betrokken kunnen worden.
bedrijfsleven gereserveerd kunnen worden en niet al vroegtijdig naar het Oostblok of de concurrenten binnen de eigen alliantie uitlekken.
buitenlandse ondernemingen, die Europese regeringen in nun
hoofd hadden, was door de Amerikaanse regering nooit ge-
De beroemde ,,Star Wars”-rede van president Reagan in 1983
was in eerste instantie een verkiezingsstunt. Uit opinie-onder-
een bedrag van $ 1,5 mrd. voor opdrachten aan Engelse ondernemingen opzij te zetten 22), kreeg zij te horen dat de Ameri-
zoek was gebleken dat talloze Amerikanen zich door het bewa-
kaanse minister van Defensie, toen hij in maart 1985 zijn uitnodiging voor deelname aan SDI aan 18 regeringen verstuurde,
meer een ,,gradual co-operation on what (the U.S. Administrati-
Aan de orde van grootte van de onderzoeksopdrachten aan
dacht. Toen de Britse regering in oktober 1985 het voorstel deed
peningsprogramma van de administratie niet veiliger voelden, in
tegendeel. Naarmate er meer geld aan raketten en andere wapensystemen werd besteed, groeide het gevoel van onveiligheid 19).
deze uitgaven niet alleen ertoe zouden leiden dat de wapenarse-
on) termed ,,pathfinder projects” in zijn hoofd had gehad 23).
Volgens H. Diirr, voorzitter van de raad van bestuur van de
Duitse onderneming AEG, die graag mee wil doen aan het SDI-
nalen steeds meer gevuld zouden raken (met een stijgende kans
onderzoek, zal het totale bedrag dat in het kader van SDI aan
dat dit toch eens tot een ontploffing zou kunnen leiden), maar
Europese ondernemingen wordt aangeboden, slechts $ 100 mln.
uitmaken 24).
Het SDl-programma moest juist in het vooruitzicht stellen dat al
dat de dreiging van een nucleaire vernietiging voor alle tijden de
wereld uit zou kunnen worden geholpen. Bovendien kon Reagan
Ondanks de verzekering van Amerikaanse zijde dat de deel-
zich door deze klemtoon op, ,puur defensieve” wapens enigszins
van zijn imago van ,,havik” ontdoen.
nemers aan het SDI-programma vrij zullen zijn de door hun ontwikkelde technologie ook voor commerciele doeleinden te
zet in een voor de economic wel degelijk relevant gegeven als deze steun wordt gebruikt om in het Congres de uitgaven te beschermen, die voor militair onderzoek en ontwikkeling zijn gereserveerd. Het inleidend genoemde begrotingstekort, de hoge
gebruiken, moeten hierbij toch een reeks twijfels naar voren
worden gebracht. De ervaringen in het verleden met de compensatie-overeenkomsten met de Amerikaanse regering, de tevergeefse pogingen om de wapenhandel over de Atlantische Oceaan
tot een tweerichtingsverkeer uit te bouwen, het Amerikaanse
embargo op het gebruik van onderdelen die met behulp van
rentestand in de VS (voor een groot deel het gevolg van de overheidsleningen die noodzakelijk zijn om het begrotingstekort te
financieren) en het deficit op de betalingsbalans hebben tot ster-
gaspijpleiding naar Siberie, en gezamenlijk onderzoek in het verleden nopen tot grote voorzichtigheid.
Dit is natuurlijk in eerste instantie eenpolitiek en geen economisch argument. Voldoende publieke steun wordt echter omge-
Amerikaanse technologie zijn vervaardigd in leveranties voor de
ke kritiek op de defensie-uitgaven geleid, niet alleen bij de oppo-
Een sprekend voorbeeld voor de onevenwichtige samenwer-
sitie, maar ook binnen de partij van de president zelf. Om te
voorkomen dat inderdaad het mes zou worden gezet in de militaire uitgaven, was een programma nodig dat tot de verbeelding
king in het onderzoek biedt het Amerikaans-Britse Tridentpro-
sprak en dat tegelijk suggereerde dat het een keer afgelopen zou
zijn met de nucleaire bedreiging, indien de inspanningen nu op
peil konden worden gehouden.
De concentratie op onderzoek naar de mogelijkheden van een
afweer in de ruimte geeft daarbij de kans een groot aantal fundamentele problemen aan te pakken, zoals kunstmatige intelligen-
tie, geautomatiseerde ,,software”-produktie, het ,,design” van
supersnelle computers en de ontwikkeling van nieuwe materia-
len. De SDI-projecten behelzen meestal twee aspecten tegelijk:
de oplossing van een fundamenteel probleem op het gebied van
basisonderzoek, en de toepassing van de oplossing in het ontwerp van onderdelen van het ,,ruimteschild”.
Het onderbrengen van het basisonderzoek onder het dak van
het SDI-programma biedt daarbij de mogelijkheid, economisch
interessante resultaten lang genoeg geheim te houden en er verder aan te werken zonder de concurrenten in Japan en Europa op
congressen of in de vakliteratuur op de hoogte te stellen 20).
Dat het om een dubbele strategic gaat die zich niet alleen tegen
de Sovjetunie maar ook tegen de eigen bondgenoten richt, is in
de Amerikaanse discussie duidelijk geworden. Vaak wordt er-
naar verwezen dat de militaire doelstellingen niet of slechts ten
dele haalbaar zijn 21). Het tegenargument is altijd dat het programma, hoe militair effectief of ineffectief dan ook, in ieder ge-
val veel nieuwe technologische kennis zal opleveren die de positie
van de Amerikaanse Industrie zal versterken.
De uitnodiging aan de bondgenoten voor deelname aan SDI
gramma met een omvang van rond $ 30 mrd. Hoewel Britse ondernemingen in beginsel op gelijke voet met Amerikaanse onder-
nemingen mochten concurreren, kwamen er tot nog toe slechts
opdrachten ter waarde van minder dan $ 50 mln. in Groot-
Brittannie terecht. De Britse industrie wijt dit niet aan een gebrek aan eigen concurrentiekracht, maar aan de obstakels die
het Congres tegen het mededingen van buitenlandse ondernemingen bij dit soort opdrachten opwerpt 25).
Gezien de ervaringen in het verleden en de discussies die tot nu
toe over een Europese deelname aan SDI met de Amerikaanse
regering zijn gevoerd, wijst alles erop dat het de Amerikaanse regering er alleen om te doen is, slechts met een klein aantal Europese ondernemingen en onderzoekers samen te werken. De resultaten van hun onderzoek worden het eigendom van de Amerikaanse regering. Zij zullen van hun eigen onderzoeksresultaten
(laat staan van de resultaten van de instellingen met wie zij hebben samengewerkt) in de toekomst slechts met toestemming van
de Amerikaanse regering gebruik mogen maken. Naast het feit
dat de Amerikaanse regering toegang krijgt tot de onderzoeksresultaten verwerft zij tegelijk ook een vetopositie ten opzichte van
het gebruik van door Europese ondernemingen ontwikkelde
technologie in Europa. Dit vormt duidelijk een eenzijdig concurrentievoordeel.
De Amerikaanse regering heeft echter herhaaldelijk in de discussies met Europese delegaties onderstreept dat toegang tot en
gebruik van de in het kader van het SDI-onderzoek ontwikkelde
technologies op een ,,faire” manier geregeld zullen worden.
Aan de eerlijke intenties van de regering hoeft men niet bij voorbaart te twijfelen. De regering is echter niet de enige acteur op
het Amerikaanse politieke toneel.
Tegen het argument dat SDI een dubbele doelstelling heeft en
ook bedoeld is om de technologische voorsprong op de eigen
bondgenoten te vergroten, kan worden ingebracht dat de uitnodiging aan de alliantiepartners om mee te doen aan SDI, dit dui-
delijk tegenspreekt.
Zeker heeft de Amerikaanse regering er belang bij als een aantal vooraanstaande wetenschappers en ondernemingen met een
geavanceerd researchprogramma bijdragen aan het SDI-onderzoek. Echter, er wordt niet gestreefd naar gezamenlijke onderzoekresultaten, maar naar een technologietransfer vanuit Europa (Japan, Australie en Israel) naar de VS en niet in omgekeerde
richting. Het zou het Amerikaanse onderzoek bevorderen als
buitenlandse onderzoekers, die al interessante resultaten hebben
ESB 18/25-12-1985
19) Mechanismen van cognitieve dissonantie laten het gevoel van onveiligheid toenemen, omdat onwillekeurig op de volgende manier geredeneerd wordt: Er worden meer raketten geplaatst — dus, de bedreiging
moet toegenomen zijn – anders hadden wij de raketten niet hoeven
plaatsen.
20) K. Haeffner, Quelle der Innovation, Wirtschaftswoche, 20 September 1985, biz. 109.
21) Zie b.v. OTA Report, Ballistic missile defense technologies, vgl. Financial Times, 25 September 1985.
22) NRC Handetsblad, 28 oktober 1985.
23) Financial Times, 25 oktober 1985.
24) Financial Times, 26 oktober 1985.
25) Financial Times, 31 oktober 1985.
1283
In het verslag van de Amerika-reis van de Westduitse SDIdelegatie wordt genoemd dat weliswaar regering en onderzoeks-
zegt daarom niets over de kracht van de belangen die achter de
projecten staan. De grote ondernemingen nemen aan tientallen
instellingen in de VS bereid zijn tot cooperatie met Europese in-
deelprojecten tegelijk deel. Deze grote ondernemingen hebben
stellingen en ondernemingen, maar dat de Amerikaanse onder-
weinig belang bij een nauwe samenwerking met bedrijven buiten
nemingen zich duidelijk gereserveerder opstellen, naarmate het
de VS. Voor de jaren negentig wordt algemeen een intensievere
om technologies gaat die de fase van concrete toepassing naderen. En met leden van het Congres, traditioneel een bolwerk van
protectionisme, had de delegatie nauwelijks contact. Industrie
concurrentie tussen de Amerikaanse wapenleveranciers ver-
wacht 32). De animo is daarom gering de kring van potentiele
concurrent en verder uit te breiden.
en Congres kunnen echter zodanig druk uitoefenen dat het voor
de regering moeilijk wordt aan het streven naar internationale
samenwerking vast te houden.
Belangen van de Amerikaanse Industrie
De voorstellen voor het SDI-programma waren niet uit de in-
dustrie afkomstig, noch kwamen ze uit de koker van het Pentagon of het State Department (waar men op de Reagan-rede van
23 maart 1983 nogal verbaasd reageerde). Een belangrijke rol bij
de conceptie van de SDI-plannen speelde daarentegen de Herita-
ge Foundation, die het in eerste instantie om een herstel van de
Amerikaanse militaire superioriteit te doen is, en de lobbygroep
High Frontier, die industriepolitieke belangen duidelijker arti-
Slotopmerking
SDI als ,,dubbele strategic” is niet een bewuste strategic van
een acteur (de Amerikaanse regering, de President, het Pentagon), maar het resultaat van verschillende (en soms uiteenlopende) belangen die met het programma verbonden zijn. Terwijl
voor de regering politieke en militair-strategische aspecten voorop staan (en een zekere cooperatie met de bondgenoten daarom
gewenst is), staat voor de industrie (en voor een deel van het
Congres) de concurrentiecapaciteit van afzonderlijke bedrijven
of de nationale industrie sterker op de voorgrond. Het uiteindelijk gevoerde beleid is daarom niet altijd coherent, maar draagt
trekken van een compromis. Economische motieven hebben
culeerde dan de Heritage Foundation 26). Het zal echter nie-
daarbij een zwaar gewicht. In de openbare discussie worden zij
mand verbazen dat de grote wapenleveranciers en ,,high-tech”ondernemingen het voorstel van Reagan toejuichen en hielpen
om aarzelingen ook binnen het overheidsapparaat zelf te overwinnen. De Industrie heeft hierbij duidelijke belangen. De grote
vaak minder beklemtoond, maar ze zijn bepalend voor de verve
waarmee bepaalde acteurs zich voor het programma inspannen.
Economische motieven waren vooral belangrijk voor de acceptatie van het programma en ook voor de concrete gestalte die het
miljardenprogramma’s, – zoals de Bl-bommenwerper en de
aangenomen heeft.
mobiele MX-raketten, ,,bread and butter” van de Amerikaanse
G.C.A. Junne
wapenindustrie 27), die in het begin van Reagans ambtsperiode
goedgekeurd werden, raakten in toenemende mate bedreigd.
Wanneer de Sovjets niet net een civiele Koreaanse Boeing neergeschoten hadden, dan zou Reagan moeite hebben gehad het
MX-programma in het Congres te redden 28). Als er al een
67-voudige ,,overkill”-capaciteit bestaat, valt de verdere expansie steeds moeilijker te beargumenteren. Over vier jaar zal de
produktie van raketten en atoomkoppen haar hoogtepunt overschrijden. Een verdere groei van de industrie kan dan alleen
26) Vgl. E.P. Thompson, Why is star wars?, in: E.P. Thompson (red.),
Star wars, Hammondsworth 1985, biz. 18-19.
27) J. Nielsen, In the US, the weapons spending spree could be over,
Fortune, 5 augustus 1985, biz. 39.
plaatsvinden, als er iets nieuws komt. En dit nieuwe is SDI 29).
28) Thompson, op. cit., biz. 22.
29) Der Spiegel, Nr. 48/1985, biz. 145: 30 jaar lang heeft de wapenin-
Weliswaar bestaat het SDI-onderzoekprogramma ,,voor het
dustrie van de levering van het materieel voor een nucleaire landmacht,
grootste deel uit erg veel doorgaans kleine tot zeer kleine projecten. Tot dusver zijn ongeveer 800 contracten gesloten” 30). Het
ger niveau, de ruimtedefensie, aan te bieden, zou daarmee opdrachten
luchtmacht en marine geleefd. Wie nu in staat is een strategic op een ho-
1983/84 op de vier belangrijkste contractpartners en de tien
grootste namen bij elkaar 87,4 percent voor hun rekening 31).
voor de komende 30 jaar kunnen winnen.
30) Brief van de Ministers van Defensie en van Buitenlandse Zaken aan
de Voorzitter van de Tweede Kamer, Tweede Kamer, vergaderjaar
1985-1986, 18 979, nr. 8.
31) Der Spiegel, Nr. 48/1985, biz. 148.
Het feit dat het om relatief kleine afzonderlijke projecten gaat,
32) Nielsen, biz. 39.
leeuwedeel van het SDI-budget gaat echter naar een klein aantal
grote bedrijven: 57 percent van het budget concentreerde zich in
1284