Reseaf\:hmemorandum nr. 8-111. Depanmenr of economies
1\
Internationaal
periode 1983-1984 groeide de arbeidsproduktiviteit, maar deze lag eind 1984 toch
nog onder het niveau van vóór de crisis. De
vooruitzichten voor een verdere groei van
de arbeidsproduktiviteit
zijn minder
gunstig.
Het aantal in 1983 opgeleverde huizen
bedroeg 96.000 (t.o.v. 1982 een stijging
met 5,1 0J0),hetgeen bij benadering een derde minder is dan het aantal opgeleverde
huizen in 1979. In 1984 stagneerde de
bouw. De bruto investeringen (in volume)
stegen op jaarbasis met 8,5070 in de periode
1983-1984, waarmee de geplande groeicijfers voor de investeringen ruimschoots
werden overtroffen. Daarentegen lag het
Recente ontwikkelingen in de
Poolse economie
Stagnatie of herstel?
DRS. B. SIMATUPANG*
De economische ontwikkeling
de 1983-1984
in de perio-
De economie van Polen in de periode
1976-1983 vertoonde een dramatische ontwikkeling. Het netto binnenlandse “materiële” produkt I), de industriële produktie,
de arbeids- en kapitaalproduktiviteit
enz.
daalden sterk. Vanaf 1983 verbetert de situatie (zie tabel I): er zijn ontwikkelingen
– die ik hier kort de revue laat passeren die wijzen op economisch herstel.
Op jaarbasis groeide het binnenlandse
netto “materiële” produkt weer voor het
eerst: met 50J0, bij een geplande groei van
2,0-2,60J0. Tegen de achtergrond van de
economische malaise van de voorafgaande
jaren is een zekere relativering van dit succes op zijn plaats. Het dieptepunt in de economische ontwikkeling werd bereikt in
1982: het netto binnenlandse “materiële”
produkt was in dat jaar ca. 240J0lager dan
in 1978. Zelfs bij een optimistisch geraamde groei van 4 à 50J0op jaarbasis, zal het niveau van het netto binnenlandse “materiële” produkt pas in 1988 het niveau van
1978 hebben bereikt; het jaar waarin de
economische teruggang inzette. Het per capita inkomen zal in dat geval aanzienlijk
lager zijn dan vóór de crisis als gevolg van
een bevolkingsgroei van ca. 90J0in de periode van 1978-1988. Het netto nationale
“materiële” produkt groeide in 1983 minder dan het binnenlandse netto “materiële” produkt ten gevolge van zowel een verslechtering van de internationale ruilvoet
als de noodzaak een overschot te creëren in
de handel met”het Westen in verband met
de schuldverplichtingen.
In de nabije toekomst lijkt deze ontwikkeling zich door te
zetten. Het niveau van het netto nationale
“materiële” produkt in 1982 lag ca. 280J0
onder dat van 1978. Om deze redenen zal
het herstel van het inkomen dat beschikbaar is voor consumptie en kapitaalaccumulatie waarschijnlijk wat langzamer op
gang komen.
De industriële produktie steeg in 1983 en
1984 respectievelijk met 6,70J0 en 5,30J0,
waarmee de geplande groei ruimschoots
werd overschreden. De groei in de in740
dustrie ging gepaard met een min of meer
gelijk blijvend
werkgelegenheidsniveau,
nadat in 1982 de werkgelegenheid in de industrie met ca. 40J0was afgenomen. In de
• De auteur is verbonden aan de vakgroep
micro-economie van de Universiteit van Amsterdam. Hij is dank verschuldigd aan prof. dr. M.
Ellman voor een aantal waardevolle suggesties
en Wouter Zant voor de vertaling uit het Engels.
I) Het netto binnenlandse “materiële” produkt
is een Marxistische term, en is gelijk aan het nationale inkomen dat beschikbaar is voor verdeling, gecorrigeerd met het saldo op de lopende
rekening.
Tabel I. Enige determinanten van de economische ontwikkeling in de periode 1976-1983
(groeivoeten in percentages en in constante prijzen, 1977 = 100)
1977
1976
1978
1979
1980
1981
1982
1984
1983
1983
–
1978
Netto binnenlandse .. materiële”
produkt a)
Netto nationale “materiële”
produkt a)
Industriële
produktie
6,8
5,0
3,0
-2,3
-6,0
-12,1
-5,5
5,0
5,0
0,81
7,0
2,7
0,5
-3,7
-6,0
-12,3
-11,5
4,0
5,0
0.76
(omzet)
8,3
6,3
3,6
1,9
-1,2
13,5
-2.0
6,7
5,3
0,95
-1,1
10,3
1,4
0,4
4,1
1,5
-1,5
-1,2
-10.7
-1,9
3,8
-16,9
-2,8
-13,7
3,6
3,5
5,7
9,0
0,92
0,72
7,8
11,4
12,3
-10,9
8,8
4,0
-2,0
2,4
-7,2
-4,2
-6,3
-31,5
-19,0
-5,6
-24,2
2,9
4,4
8,9
5,5
0,95
5,7
1,7
-4,5
6,8
13.2
9,0
0,48
0,98
7,5
2,9
9,6
2,1
-9,5
5,0
-17,0
-22,1
-7,9
-12,3
-22,3
7,2
5,9
12,4
10,0
1,02
0,95
2,1
16,6
0,9
-12,1
6,0
12,3
1,0
10,6
4,0
3,1
1,0
1,4
0,6
0,1
0,0
0,2
-3,8
-0,1
0,5
0,97
8,8
7,3
5,8
8,8
13,5
27,4
51,0
24,2
20,2
2,95
4,7
4,9
8,7
6,7
9,1
24,4
101,5
23,0
16,0
3,95
2,3
5,7
-2,7
0,8
2,0
2,4
-5,4
-25,1
-12,3
1,1
2,0
–
2,4
4,0
1,2
3,5
0,82
0,88
-4,3
5,0
-5,6
3,3
9,5
-9,6
-1,5
8,9
-11,0
-4,0
8,0
-15,1
-11,7
4,0
-7,2
-3,1
-3,3
6,1
2,7
–
100,0
69,2
100,0
100,0
79,8
20,2
100,0
79,3
100,0
78,4
21,6
Bruto produktie van de
agrarische
sector
Totale import
Import
landen
Uil
Import
uit Westerse
staatssocialistische
landen
Totale export
Export naar staatssocia-
5,4
-0,3
12,3
listische landen
Export naar Westerse landen
Bruto investeringen
Gemiddelde
werkgelegenheid
de staatssector
Maandelijks
nominaal
de staatssector
b)
Prijsindex
van gezins-
8.7
0,59
in
loon in
consumptie
c)
Gemiddelde
reële loon in de
staatssector
b)
Per capita consumptie
3,9
7,8
Produktiviteit van produktiefactoren
Produktiviteil
van vast
kapitaal d)
Arbeidsproduktiviteil
e)
Vast kapitaal per werknemer
-2,6
7,7
10,6
9,7
4,5
0,62
0,76
1,22
Besteding van het inkomen (procentueel aandeel) f)
68,5
31,5
34,1
a) Netto binnenlands
terieel”
100,0
100,0
65,9
Totaal
Consumptie
Accumulatie
produkt
de lopende
“materiële”
= nationaal
rekening
produkt
inkomen
inkomen
e) Arbeidsproduktiviteit
f) In constante
prijzen
“geproduceerd
beschikbaar
inkomen”
voor verdeling
20,7
100,0
77,7
in Marxistische
=
terminologie;
netto binnenlands
materieel
22,3
100,0
–
netto nationaal
produkt
+ /-
.. ma-
saldo op
van de betalingsbalans.
b) Sinds 1981 is de prijscompensatie
c) De stijging in de prijs van alcohol
d) Geproduceerd
=
30,8
73,8
26,2
verwerkt.
is niet verwerkt:
per eenheid
in 19808,3%,
in 1981 15,7070. in 198290,6070 en in 1983 16,6070.
vast kapitaal.
in de goederenproduktie.
(1977 ~ 100) tot 1980 en de rest 1982 ~ 100.
Bron: Rzadowy Raport 0 Stanie Gospodarki. Warschau,
1981, blz. 120; Rocznik Statystyncy 1983. Warschau,
1983; Rocznik
Statystycny Handlu Zagranicznego 1983. Warschau, 1983; Maly Rocznik Statystyczny 1984. Warschau, 1984; berekeningen
van de schrijver op basis van “Statistical Yearbook” van verschillende
jaren; en Rzeczpospolita, nr. 29, 4 februari 1985.
aantal voltooide investeringsprojecten (in
waarde) aanzienlijk beneden het geplande
cijfer. Er kan dan ook worden geconstateerd dat de hoeveelheid investeringsprojecten “onder handen” en “voorlopig gestaakt” (in waarde) fors steeg. De effectiviteit van investeringen neemt als gevolg
hiervan verder af.
De bruto produktie van de gehele agrarische sector steeg in 1983 met 3,6070. De
landbouwproduktie
steeg met ca. 6070en
ging gepaard met een aanzienlijke terugval
in de produktiecijfers van de veeteelt. De
produktie van graan bedroeg ca. 22,1 mln.
ton, hetgeen bij benadering 13070hoger is
dan in de periode van 1976-1980 üaargemiddelde). In 1984 groeide de bruto produktie van de agrarische sector (in waarde)
met 5,7070. De landbouw- en veeteelt produktie stegen respectievelijk met 7,6070en
3,4070.In dat jaar was er een record graanoogst van 24,4 mln. ton! Het gunstige
weer, de relatief hoge verkoopprijs van
landbouwprodukten en een groter vertrouwen van de boerenbevolking in het beleid
van de regering hebben aan dit resultaat
ten grondslag gelegen. Als gevolg van de
sterke afname van import van graan en
hoogwaardige veevoeders (van 8,6 mln.
ton in 1981, tot respectievelijk 5,2 en 3,8
mln. ton in 1982 en 1983) daalde de produktie van de veeteelt sterk, in het bijzonder de produktie van vlees. De opbouw van
een veestapel, die qua omvang aangepast is
aan de binnenlandse produktie van veevoeder, vordert maar langzaam. Er blijft een
tekort bestaan aan zowel industriële produktiemiddelen voor de agrarische sector,
als aan consumptiegoederen.
Volgens de officiële statistieken stegen
de kosten van levensonderhoud met 23070
in 1983 (de geplande stijging bedroeg
15070),voorafgegaan door een stijging van
meer dan 120070in 1982. Ondanks de daling van de inflatie in 1984 wordt de inflatie
nog als te hoog bestempeld. Bovendien
gaat de inflatie gepaard met markt onevenwichtigheden c.q. rantsoenering, tekorten
en gedwongen besparingen. De nominale
lonen stegen in 1983 ca. twee keer sterker
dan gepland. Het tot stand brengen van
een aanzienlijke loonmatiging blijkt niet
eenvoudig. De last van de inflatie is bovendien ongelijk verdeeld: mensen met een
pensioen- of andersoortige uitkering worden zwaarder getroffen dan mensen met
een looninkomen of mensen werkzaam in
de agrarische sector.
In tabel 2 zijn de betalingsbalans en de
schuldpositie (in harde en non-convertibele valuta) voor de periode 1979-1983
weergegeven.
In de periode 1983-1984 steeg de totale
export in constante prijzen met 9070 op
jaarbasis; de groei van de export naar de
Westerse wereld was twee maal zo hoog als
de groei van de export naar staatssocialistische landen. De import steeg in deze periode met 3,5070in 1983 en met 9070in 1984.
Voor het eerst sinds 1976 vertoonde de import uit de Westerse wereld een positieve
groei. De import (ih volume) uit Westerse
landen in 1983 bedroeg ongeveer de helft
van het importniveau in 1978. De internationale ruilvoet met zowel staatssocialistiE5B 24-7-1985
Tabel 2. Betalingsbalans en uitstaande schuld,
roebels
1979-1983, in mln. dollars resp. mln.
1983
1982
1981
1980
1979
~~
-dollars
a)
roebels
b)
dollars
a)
roebels
b)
dollars
a)
6180
7021
-841
5487
6237
-750
5726
7278
174
150
dollars
a)
roebels
b)
rocbels
b)
roebels
b)
dollars
a)
Lopende rekening
6579
8773
-:!194
-169
Export
Import
Handelsbalans
Dienstenbalans
Balans van inkomenso\’crdrachten cl
Balans van renlebetalingen
Saldo op de lopende
rekening
6125
6322
-197
150
7954
8745
.791
.137
4975
5439
7543
4346
1093
32
8440
-897
275
6838
7532
-694
82
282
319
-1776
.101
377
-1438
-79
-1017
-1552
150
4617
358
-513
64
-701
-5
91
-69
24
.747
-78
700
-103
-200
-1622
-266
202
-399
701
3844
.73
525
-2331
-2734
-685
650
-2100
.2050
.98
-25
-165
.35
-416
~
3908
92
30
-466
-145
200
3190
-742
.194
800
1755
-833
473
1193
43
606
.135
114
238
-476
-221
-155
1455
2050
1017
513
2090
-64
3125
25927
3747
25608
527
-1639
-3475
.26
.18
-53
-1455
Kapitoalrekelling
Uitgegeven krediet (middellange en lange termijn)
Ontvangen
krediet (middellange en lange termijn)
Korte termijn krediet
Banksaldo’ s
Financiële transacties
Herfinanciering
d)
Saldo op de kapitaalrekening
3475
73
2734
685
1785
2053
Uitstaande
middellange
en
lange termijn schuld d)
20265
630
25081
1440
25452
a) Omgerekend
wisselkoersen:
tegen
de officiële
in 1979 $
=
3,089
zl., in 1980 $
-110
-56
= 3,054, in 1981 $
=
200
680
80 zl., in 1982
$ ~ 84.823zl..in
1983$ ~ ca.91.02zl.
b) Tot 1980 is de roebel 4.444 zl. In 1981 en 198368 zl.
cl Inclusief financiële steun van de Sovjelunie; in 1980 $ 131 mln., en in 1981 $ 363 mln.
d) Het per ultimo 1983 aan Westerse overheden verschuldigde
rentebedrag
van ca. $ 2,7 mrd. is niet in de cijfers
van 1982 en
1983 verwerkt.
Bron: Cijfers ontleend aan publikaties
blz. 57-63; Bank i KredYl, nr. 3,1982,
Warschau.
1983. blz. 73; Maly Rocznik
van het Ministerie van Financiën en de Centrale Bank, weergegeven
in Finanse, nr. 6,
blz. 97; idem, nr. 6,1983, blz. 181; Rocznik Statystycny Hand/u Zagranicznego 1983,
S{Qfysfycny 1984. Warschau.
sche landen als Westerse landen verslechterde in de periode 1983-1984. Polen had
een tekort op de handelsbalans in roebels
van ca. 1,1 mrd., voornamelijk vanwege
de handel met de Sovjetunie, en een overschot op de handelsbalans met het Westen
van $3 mrd. Volgens de officiële bronnen
bedroeg de nationale schuld van Polen aan
het einde van 1984 4,8 mrd. roebels en
$ 26,8 mrd. (zie noot d, tabel 2). De, in verhouding tot de export, hoge schuld is een
van de belangrijkste problemen waarmee
het land wordt geconfronteerd. Het vormt
een ernstige belemmering voor economische groei.
In zijn algemeenheid kan worden gesteld, dat de streefcijfers voor de periode
1983-1984 gehaald of zelfs overschreden
zijn. Desondanks daalde de produktie en
de export in het eerste kwartaal van 1985,
vermoedelijk ten gevolge van de strenge
winter. Het doorzetten van het proces van
economisch herstel lijkt ongewis. Men is er
niet in geslaagd verbeteringen tot stand te
brengen in de efficiëntie van het grondstoffenverbruik. Het resultaat van de campagne gericht op efficiënter gebruik van
grondstoffen en energie is beneden de verwachtingen gebleven. Ook is er geen verbetering te constateren in de sterk verslechterde kwaliteit van produkten. De tekorten
aan grondstoffen, de halffabrikaten,
industriële produktiemiddelen,
en reserveonderdelen; gecombineerd met een lage bezettingsgraad van de produktiecapaciteit
vormen een voortdurende bron van zorg.
1984. blz. 71.
De economische crisis en het herstel
Een economische crisis zoals die zich in
een vrije-markteconomie
voordoet, leidt
gewoonlijk tot grote werkloosheid, faillissementen, buitengebruikstelling
van inefficiënte produktiecapaciteit en vernietiging
van kapitaalgoederen.
De kapitaalgoederen die in een dergelijke crisis blijven gehandhaafd, nemen in waarde toe. Er resulteert een proces van rationalisatie in de
produktie en kapitaalconcentratie.
Vervolgens ontstaan er mogelijkheden tot technologische vernieuwing: de arbeidsproduktiviteit groeit, gevolgd – met enige vertraging – door de lonen. Dit veroorzaakt een
stijging van de winstgevendheid hetgeen
het economisch herstel in gang zet. Zo beschouwd is het economisch herstel in een
vrije-markteconomie
ingebed in de economische crisis. Een proces van rationalisatie
en herstructurering van de produktie luidt
een nieuwe periode van economische groei
in. In een centraal geleide economie bestaat zo’n ingebouwd mechanisme niet.
Het economisch systeem in Polen is ook
niet in staat geweest voldoende economische impulsen te genereren om de huidige
crisis het hoofd te bieden, d.W.Z. rationalisaties in grondstoffenverbruik
te realiseren, onevenwichtigheden
op markten uit
de weg te ruimen, en economisch herstel
tot stand te brengen. De immense hoeveelheid niet voltooide investeringsprojecten,
een overblijfsel
van de investerings”boom” in de jaren zeventig, vormt een
741
van de belangrijkste oorzaken van de economische crisis en staat tegelijkertijd het
economische herstel in de weg. Er zijn grote verstoringen in de structuur van de economie zoals bij voorbeeld het grote aandeel van de zware industrie, de lange produktieperioden van (investerings- )projecten en het grote aandeel van niet voltooide
investeringsprojecten die erg importintensief zijn. Deze toestand wordt door een
aantal oorzaken sterk verslechterd: een
sterke daling van de investeringen; het onvermogen van de overheid om de onvoltooide investeringsprojecten te herstructureren volgens de nieuwe prioriteiten (export en industrie voor zover werkzaam ten
behoeve van de landbouw, consumptiegoederen en huisvesting) en het onvermogen van de planningsorganen om de investeringsuitgaven te concentreren in projecten die vernieuwend zijn en zich op korte
termijn terugverdienen. Er is een sterke
druk van het administratieve apparaat om,
zowel langs legale en semi-Iegale als langs
illegale weg, de uitgaven aan niet voltooide
investeringsprojecten
te handhaven. Dit
brengt de zwakke aanzet tot economische
hervorming ernstig in gevaar. Zo’n toestand, – een grote hoeveelheid “onderhanden” en “voorlopig gestaakte”
investeringsprojecten
– gaat gepaard met
een proces van snelle kapitaalvernietiging
(de investeringen liggen dan beneden het
vervangingsniveau)
in bepaalde sectoren
en industrieën zoals bij voorbeeld de chemie en de lichte industrie. Deze twee ontwikkelingen hebben onvermijdelijk het gevolg dat het proces van economisch herstel
uiterst moeizaam op gang komt 2).
De Poolse economie verbruikt in vergelijking met de andere COMECON-landen
en de geïndustrialiseerde Westerse landen
veel grondstoffen en energie. De economische crisis in Polen lijkt deze grondstoffenen energie-intensiteit te hebben versterkt.
Eerder is er op gewezen dat het resultaat
van de campagne om efficiënter met
grondstoffen en energie te springen in de
periode 1983-1984 onbevredigend is geweest.
De economische crisis, de staat van beleg
en de werkgelegenheid
De regering-Jaruzelski
heeft op 13 december 1981 de staat van beleg afgekondigd ten einde de in omvang en intensiteit
toenemende economische en sociaal-politieke crisis, ,op te lossen”. Deze maatregel
werd naderhand verzacht en vervolgens ingetrokken in de zomer van 1983. Het afkondigen van de staat van beleg had op zijn
minst drie economische oogmerken:
• het tegenhouden van produktiedaling
en het in gang zetten van het herstel;
• het doorvoeren van een loonmatiging
door middel van radicale prijsverhogingen, een sterke daling van reële Ionen en van graanimport enz. evenredig
met de daling van het netto “materiële” produkt;
• het realiseren van een overschot op de
handelsbalans met het Westen om zodoende de Westerse crediteuren duide742
lijk te maken dat Polen in staat is een
beleid van matiging en bezuiniging uit
te voeren 3).
De staat van beleg bracht allerlei belangrijke veranderingen met zich mee: een militarisering van belangrijke industrieën en
fabrieken, een verbod op stakingen, werken op zaterdag, de opheffing van vakbonden, en de arrestatie van de leiders van Solidarnosc. De regering probeerde op deze
manier de arbeidsdiscipline te “normaliseren”. Dit veroorzaakte onder meer een
aanzienlijke stijging van het gemiddeld
aantal gewerkte uren per werknemer in de
industrie. Deze groei (samen met de toename van het aanbod van industriële produktiemiddelen, zowel afkomstig van binnenlandse produktie als van import) heeft vanaf medio 1982 in grote mate bijgedragen
aan de groei van de industriële produktie.
De sterke groei van het gemiddeld aantal
gewerkte uren per werknemer vormde gedeeltelijk een compensatie voor de afname
van de werkgelegenheid in de industrie. De
stijging in de steenkolenwinning,
een
uiterst belangrijk produkt als grondstof
voor binnenlandse produktie en als exportprodukt, van 163 mln. ton in 1981 tot
189,3 mln. ton in 1982, vormde het eerste
succes van Jaruzelski’s regering. Het is
niettemin de vraag of deze ontwikkeling de
komende jaren aanhoudt, omdat enerzijds
de tekorten aan consumptieartikelen en de
inflatie langere werktijden in de weg staan
en anderzijds de mijnwerkers en andere
werknemers niet geneigd zijn om op zondag en in vakanties te werken.
In Polen is sprake van een paradoxale situatie op de arbeidsmarkt: (pseudo) volledige werkgelegenheid en (pseudo) tekorten
aan arbeidskrachten gaan samen met een
sterke teruggang in produktie en in arbeidsproduktiviteit. De daling in werkgelegenheid in 1982, op een moment dat de regering grote werkloosheid vreesde, was een
voorbeeld van een negatief selectieproces:
een groot gedeelte van de werknemers die
overgingen naar de catagorie niet-actieven
bestond uit vakkundige ervaren werknemers.
Een werkelijke matiging van de lonen en
handhaving van de arbeidsdiscipline zijn
moeilijk te realiseren in een situatie waarin
volledige werkgelegenheid en tekorten op
de arbeidsmarkt samengaan met rantsoenering en tekorten van consumptiegoederen. Bovendien is men er niet in geslaagd
een gedifferentieerde loonopbouw te ontwikkelen die innovaties stimuleert en de arbeidsproduktiviteit verhoogt. Bij de recente (1982) daling van het reële inkomen met
meer dan een vierde, heeft de regering onder het mom van “bescherming van de levensstandaard”
gekozen voor inkomensnivellering. Aan de andere kant wordt de
arbeidsmoraal
sterk ondermijnd
door
frustraties, apathie en gebrek aan vertrouwen (in de regering) onder de bevolking.
De regering heeft zijn hoop gevestigd op de
mogelijkheden die ontstaan voor een loonopbouwen
personele inkomensverdeling
bij een groeiende economie die prestaties
stimuleert.
Toen het overheidsbeleid gericht was op
bestrijding van de werkloosheid, werd
vroege pensionering en betaald zwangerschapsverlof gestimuleerd. In het begin
van de jaren tachtig is door een liberalisatie
van het beleid een geringe verschuiving in
de werkgelegenheidssituatie
opgetreden
ten gunste van de particuliere sector. De
staatssector wordt in sterke mate geconfronteerd met de krapte op de arbeidsmarkt. Er wordt wel beweerd dat de arbeidsschaarste een belangrijke belemmering voor produktiegroei vormt. Aan het
einde van 1981 bedroeg het gemiddelde
aantal vacatures op elke geregistreerde
werkzoekende volgens de officiële publikaties 5,7 en dit cijfer was eind 1982 en
1983, respectievelijk 45,8 en 87! In reactie
op de krappe arbeidsmarkt introduceerde
de regering in 19 provincies “rantsoenering van arbeid”. Er zijn maar weinig pogingen ondernomen om de werkgelegenheid te rationaliseren, gedeeltelijk door de
geringe vorderingen bij de economische
hervormingen.
De economische hervormingen
Een aantal economische en sociale ontwikkelingen heeft radicale economische
hervormingen noodzakelijk gemaakt. In
het algemeen gaat het om de structurele tekortkomingen
van het gecentraliseerde
management van bedrijven. Zo’n management mist prikkels tot innovatie, leidt tot
verspilling van grondstoffen en ontneemt
de bedrijfsleiding alle initiatief. De produktie en de produktieplanning
zijn immers afgestemd op een centraal opgesteld
plan. Verder zijn meer specifiek in de recente periode de sterke economische achteruitgang, de toenemende schaarste van
produktiemiddelen en de grote druk uit de
samenleving om te komen tot economische, politieke en sociale hervormingen,
factoren die de noodzaak tot een algehele
hervorming versterken.
De economische hervorming is gericht
op verhoging van de efficiëntie in het
grondstoffenverbruik,
afstemming
van
produktie op de behoeften, stimulering
van het economisch herstel en het wegnemen van economische onevenwichtigheden. Deze doeleinden zouden kunnen worden gerealiseerd met een economisch stelsel dat bedrijven de ruimte geeft eigen initiatieven te nemen, bij voorbeeld in een stelsel van economische planning met een ingebouwd marktmechanisme.
De planningsorganen moeten het economisch proces dan beïnvloeden via economische instrumenten als prijzen, belastingen, rente
2) Voor een uitgebreide analyse \”an de kapilaalinvesteringen in Polen. zie: B. SimalUpang. Poland. iln’esfmelll and economie crisis