Grecon-voorspellingen voor 1985
DRS. W. VOORHOEVE – G. J. VAN DENBERG DRS. H.W.A. DIETZENBACHER – PROF. DR. M.A. KOOYMAN DRS. A.G.M. STEERNEMAN*
Traditiegetrouw worden in ESB de jaarlijkse Grecon-voorspellingen gepubliceerd. Voor 1985 laten de
prognoses een verdergaand herstel zien van de Nederlandse economie. De Grecon-voorspellingen
worden vergeleken met die van het Centraal Planbureau. Voorts worden gedesaggregeerde
voorspellingen gegeven voor de werkgelegenheid en de consumptieve bestedingen. Ten slotte wordt
ingegaan op de vraag in hoeverre het mogelijk is met het Grecon-model betrouwbare
lange-termijnvoorspellingen te doen. De resultaten zijn bevredigend en tonen bovendien aan dat
recentere versies van het Grecon-model een betere voorspelkracht bezitten.
Inleiding
Voor 1984 werd een opleving van de Nederlandse economie
verwacht; deze heeft zich pas daadwerkelijk ingezet in het derde
kwartaal. In 1985 zal deze opleving zich continueren. Een bescheiden aantrekken van de binnenlandse bestedingen en een
forse stijging van de particuliere investeringen zullen, samen met
de verwachte positieve exportontwikkeling, leiden tot een stijging van de werkgelegenheid; dit doet zich sinds vier jaar voor
het eerst voor. Het binnenlands prijspeil zal met slechts 1,3%
toenemen. Deze stijging blijft achter bij die van de invoerprijs
waardoor een beperkte groei van de invoer wordt verwacht, zodat het overschot op de betalingsbalans verder zal toenemen.
Hoewel de werkgelegenheid zich positief zal ontwikkelen, blijft
de hoogte van de werkloosheid zorgwekkend als gevolg van het
grote aanbod op de arbeidsmarkt, ondanks het feit dat voor
werknemers van 57!/2 jaar en ouder de registratieplicht vervalt.
Als uitgangspunt voor de berekening van de Grecon-voorspellingen is het model Grecon 85-B gehanteerd. Dit model wijkt op
enkele punten af van het vorige model 1); niettemin is het specifieke karakter van het model ongewijzigd gebleven. Ten einde
het effect van de jaarlijks in het model aangebrachte specificatiewijzigingen na te gaan hebben wij in ons artikel in ESB van 1983
2) onder meer voorspellingen ex post voor de jaren 1977 – 1981
gepubliceerd, gebaseerd op de verschillende modelspecificaties.
In alle gevallen kon worden geconcludeerd dat de jaarlijkse specificatiewijzigingen hebben geleid tot een betere voorspelkracht
van het model. In dit artikel zullen wij deze experimenten voortzetten, waarbij wij ons in plaats van op jaarvoorspellingen zullen richten op lange-termijnvoorspellingen. Voor de vergelijkbaarheid met genoemde resultaten hebben wij wederom de periode 1977— 1981 als uitgangspunt genomen.
Voorafgaand aan de resultaten van genoemd experiment zullen achtereenvolgens de volgende onderwerpen aan de orde komen: de macro-voorspellingen voor 1985, de gedesaggregeerde
voorspellingen voor 1985 betreffende de werkgelegenheid en de
consumptie, en een evaluatie van de voorspellingen voor 1983 en
1984.
baarheid tussen CPB- en Grecon-prognoses te bevorderen. Cijfers voor 1984 zijn grotendeels gebaseerd op de CBS-publikatie
Het jaar 1984 in cijfers.
Tabel 1. Veronderstellingen ten aanzien van de belangrijkste gepredetermineerde variabelen
Variabele a)
Voorlopig cijfer
voor 1984
Veronderstelling
voor 1985
procentuele mutaties t.o.v. vorig jaar
Reele uitvoer van goederen (b)
Invoerprijs (Pm)
Reele afzet van goederen (v’)
Werkgelegenheid in bedrijven (a)
Investeringen in woningen (iw)
Reele materiele overheidsbestedingen (xex)
b)
5,9
2,7
– 0,69
5,0
3,0
b)
b)
b)
– 1,5
b)
– 0,5
absolute mutaties t.o.v. vorig jaar
Premie- en belastingdruk als
percentage van het beschikbaar
inkomen (pbdg’)
Uitkeringen aan gezinnen als
percentage van het beschikbaar
inkomen (uong’)
b)
0,3
b)
0,5
a) Tussen haakjes staan de in het Grecon-model gebruikte symbolen vermeld.
b) Wordt niet gebruikt bij de voorspelling voor 1985.
Op basis van deze veronderstellingen zijn de Grecon-voorspellingen voor 1985 berekend, welke samen met de CPB-voorspellingen vermeld staan in label 2. Voor de Grecon-voorspellingen
worden tevens de standaarddeviaties van de voorspelfouten vermeld. Ervaringen met vorige versies van het model leren dat de
realisaties ruwweg niet meer dan een keer de standaarddeviatie
van de voorspellingen afwijken.
De macro-voorspellingen voor 1985
Tabel 2 laat zien dat de Grecon-voorspellingen enigszins optimistischer zijn dan de CPB-voorspellingen uit de MEV 1985. De
positieve ontwikkeling van het winstinkomen de laatste jaren zal
resulteren in een stijging van de particuliere investeringen van
De Grecon-voorspellingen voor 1985 worden berekend met
behulp van het model Grecon 85-B. Het model bevat 10 gedragsvergelijkingen en 23 definitievergelijkingen. Het aantal gepredetermineerde variabelen bedraagt 20. Tabel 1 bevat de belangrijkste veronderstellingen ten aanzien van de gepredetermineerde variabelen, welke grotendeels zijn ontleend aan de Macro
Economische Verkenning 198S (MEV 1985) om de vergelijk-
* De auteurs zijn verbonden aan het Econometrisch Instituut van de
Rijksuniversiteit Groningen, Postbus 800, 9700 AV Groningen.
1) Voor een uitvoerige uiteenzetting van het model en het gebruikte cijfermateriaal zij men verwezen naar een te verschijnen intern rapport dat
op aanvraag bij de auteurs is te verkrijgen.
2) Grecon-voorspellingen voor 1983, ESB, 16 maart 1983.
ESB 13-3-1985
253
Tabel 3. Gedesaggregeerde voorspellingen voor de consumptieve bestedingen van gezinshuishoudingen voor 1985
Tabel 2. De voorspellingen voor 1985
Grecon
Standaarddeviatie
CPB
vande
Variabele
(MEV 1985)
Consumptiecategorie
voorspelfout
procentuele mutaties t.o.v. 1984
Reele consumptie (c)
Consumptieprijs (pc)
Reele investeringen, excl.
woningen (im)
Exportprijs (pb)
Reele invoer van goederen (m)
Reele afzet (v1)
Binnenlandse produktie (bpr)
Werkgelegenheid, excl.
overheid (a)
Loonvoet (1)
Inkomenssaldo van de overheid
als percentage van de afzet van
goederen (iso’)
1,0
1,3
1,3
1,8
0,5 a 1
1,5
9,5
2,8
0,8
2,9
4,0
7,0
1,1
2,8
1,6
5
0
3,5
2,5
2
0,84
2,5
1,0
1,6
0,3
OaO,5
0,0
0,2
-a)
0,8
absolute grootheden
Levens- en genotmiddelen
Duurzame consumptiegoederen
Overige consumptiegoederen
Macro-consumptie berekend met partieel
gedesaggregeerd model
Macro-consumptie berekend met Grecon 85-B
Procentuele mutaties
t.o.v. 1984
0,0
-1,7
2,8
1,3
1,0
In label 3 staan de gedesaggregeerde voorspellingen vermeld
voor de consumptieve bestedingen. Met name blijkt hieruit dat
de verwachte stijging van de consumptieve bestedingen ook in
1985 nog wordt afgeremd doordat in de categoric duurzame consumptiegoederen de dalende tendens zich voortzet.
Tabel 4. Sectorvoorspellingen voor de werkgelegenheid voor
1985
Sector
Procentuele mutaties
t.o.v. 1984
Aantal werklozen (in
arbeidsjaren x 1.000)
Saldo betalingsbalans
(in mrd. gld.)
815
-b)
830
18
-b)
17
Industrie (incl. delfstoffenwinning
en reparatiebedrijven)
Bouw- en bouwinstallatiebedrijven
-0,3
-1,2
Handel, hotel- en restaurantwezen
a) Niet beschikbaar.
b) Niet beschikbaar omdat het hier geen modelvoorspelling betreft.
9,5%. Doordat het binnenlands prijspeil evenals in 1984 minder
snel zal stijgen dan de importprijzen, zal een verschuiving van de
invoer plaatsvinden ten gunste van de binnenlandse produktie,
welke zal stijgen met 4,0%. Deze ontwikkelingen hebben zowel
hun invloed op het verloop van de werkgelegenheid in bedrijven
(verwachte stijging 0,84%, hetgeen neerkomt op 27.000 arbeids-
(excl. reparatiebedrijven)
Overige diensten
Rest (landbouw en visserij, transport-, opslag- en
communicatiebedrijven en openbare nutsbedrijven)
Macro-werkgelegenheid berekend met
partieel gedesaggregeerd model
Macro-werkgelegenheid berekend met
Grecon 85-B
1,6
1,0
-0,1
0,45
0,84
Tabel 4 laat zien dat de verwachte toename van het aantal
arbeidsplaatsen wordt gecreeerd binnen de sectoren handel en
horeca en de overige diensten. De verslechtering van de ar-
jaren) als op het saldo op de lopende rekening van de betalings-
beidsmarkt in de industrie en de bouw duurt voort, zij het in
balans, dat naar verwachting f. 18 mrd. zal bedragen.
mindere mate dan in het recente verleden het geval is geweest.
Voor het overige wijkt het beeld van de Grecon-voorspellin-
gen niet veel af van de CPB-voorspellingen uit de MEV 1985.
Door de loonstijging van 2,5% en de geringe inflatie (1,3%) zal
het beschikbaar looninkomen van gezinnen een stijging te zien
geven van 1,7%, waardoor de consumptieve bestedingen enigszins zullen aantrekken. Bij de loonstijging is overigens geen rekening gehouden met een inwisseling van loon voor arbeidslijdverkorting.
De totale werkgelegenheid zal een stijging te zien geven van
30.000 arbeidsjaren: 27.000 in de bedrijven (zie boven) en 3.000
bij de overheid (MEV 1985, biz.’22). Hierbij is aangenomen dat
De voorspellingen en voorlopige realisaties voor 1984
De CBS-uitgave Het jaar 1984 in cijfers geeft ons enig inzicht
in het verloop van de Nederlandse economic in 1984. Hoewel
deze cijfers als zeer voorlopig dienen te worden gei’nterpreleerd
(de uiteindelijke definitieve gegevens verschijnen eerst in de Nationale Rekeningen in 1987) zullen wij deze voorlopige realisaties confronteren met de door ons in ESB gepubliceerde voorspellingen voor 1984 3).
het arbeidsvolume van de zelfstandigen onveranderd blijft.
Voorts wordt een aanwas van de beroepsbevolking verwacht van
60.000 arbeidsjaren ten gevolge van schoolverlaters en de loenemende participatie van vrouwen. Wij hebben geen rekening gehouden met de gevolgen van de invoering van een nieuwe regeling betreffende de tweeverdieners. Ten slotte dient men rekening te houden met de werklozen van 57 !/z jaar en ouder die zich
De door Grecon verwachte opleving van de Nederlandse economie in 1984 heeft zich pas in de laatste helft van 1984 ingezet.
Hierdoor zijn de resultaten over het gehele jaar minder gunstig
uitgevallen dan werd verwacht (zie label 5). Dit blijkt uil het verloop van de binnenlandse bestedingen, de inflalie en de werkgelegenheid. De goederenafzel is weliswaar gestegen met 2,7%; dit
niet meer bij de GAB’s als werkzoekende laten registreren. Wij
werd echter niet zozeer veroorzaakt door de binnenlandse produktie, maar door de forse toename van de import. De werkgele-
hebben contact gehad met het GAB te Groningen om tot een ruwe prognose te komen van het aantal in deze catogorie. We ramen dit op 40.000, zodat per saldo de werkloosheid zal dalen met
10.000, hetgeen neerkomt op een gemiddelde werkloosheid van
815.000 in 1985.
De gedesaggregeerde voorspellingen voor 1985
Ook voor 1985 zijn gedesaggregeerde voorspellingen berekend voor de consumptieve bestedingen en voor de werkgelegenheid. Daartoe is de consumptie opgesplitst in drie categorieen:
levens- en genotmiddelen, duurzame consumptiegoederen en
overige consumptiegoederen. De werkgelegenheid wordt verdeeld in vijf sectoren: Industrie, bouw, handel, overige diensten
en een restcategorie.
254
genheid is ook in 1984 afgenomen, zij het met een aanzienlijk lager percentage dan in de drie daaraan voorafgaande jaren.
De mindere kwalileil van de Grecon-voorspellingen kan voor
een deel worden geweten aan een foutieve inschalting van de
exogene variabelen. Zo blijkt het winstinkomen van de bedrijven in 1984 als geheel aanzienlijk minder te bedragen dan was geraamd. Voorts is de prijsstijging van de invoer hel dubbele geweesl van wal destijds werd verondersteld, hetgeen de onderschatting van de inflatie door Grecon verklaart.
3) Grecon-voorspellingen voor 1984, ESB, 29 februari 1984.
Tabel 5. De voorspellingen en voorlopige realisaties voor 1984
Variabele
Voorlopige
realisatie
GreconCPB-voor
voorspelling spelling
(MEV 1984)
Tabel 6. Voorspellingen en veronderstellingen voor 1983, ex ante en ex post
Variabele
Voorspelling
ex ante
Realisatie
ex post
procentuele mutaties t.o.v. 1983
-0,5
3,4
0,4
1,3
10,3
7,5
8,5
2,7
0,5
2,5
3
2
2
1
-0,69
0,53
1,4
2,2
2,1
0
-1,1
absolute mutaties t.o.v. 1983
Toename aantal werklozen
(x 1.000)
Saldo betalingsbalans
(in mrd. gld.)
CPB
(MEV 1983)
-2
3
5,9
Reele consumptie (c)
Consumptieprijs (pc)
Reele investeringen excl.
woningen (im)
Exportprijs (pb)
Reele invoer van goederen (m)
Reele afzet van bedrijven (v’)
Loonvoet (1)
Werkgelegenheid excl.
overheid (a)
Veronderstellingen
+ 100
+ 2
+ 6,5
+
5,5
a) Gecorrigeerd voor de afschaffing van de registratieplicht voor werklozen van
57 ‘/i jaar en ouder bedraagt de toename + 24.
De voorspellingen ex ante en ex post
Voor 1983 zijn in dit blad voorspellingen gepubliceerd die zijn
berekend met het model Grecon 83-B 4). In deze paragraaf zullen deze voorspellingen ex ante worden geconfronteerd met de
voorlopige realisaties die ontleend worden aan de Nationale Rekeningen 1983. Tevens zijn voorspellingen ex post voor 1983 berekend, d.w.z. voorspellingen gebaseerd op hetzelfde model,
maar rekening houdend met de voorlopige realisaties van de gepredetermineerde variabelen. Deze confrontatie kan niet anders
dan voorlopig zijn: de definitieve cijfers voor 1983 zullen pas beschikbaar zijn met het uitkomen van de Nationale Rekeningen in
September 1986. In label 6 staan de Grecon-voorspellingen ex
ante en ex post weergegeven, samen met de CPB-voorspellingen
ex ante 5).
Vergelijken we de CPB- en Grecon-voorspellingen ex ante met
elkaar, dan is het niet mogelijk een voorkeur voor een van beide
uit te spreken. Voor de consumptieve bestedingen en het binnenlands prijsverloop zijn de Grecon-voorspellingen enigszins beter
te noemen. De CPB-voorspelling voor de particuliere investeringen ligt dicht in de buurt van de voorlopige realisatie. Ook de
werkgelegenheidsdaling is door het CPB beter voorzien dan
door Grecon. De loonvoetontwikkeling heeft zich gerealiseerd
zoals door CPB en Grecon is voorspeld.
Vergelijken we de Grecon-voorspellingen ex ante en ex post
dan is ook hier een wisselend beeld te constateren. De voorspellingen ex post van de invoer en de goederenafzet zijn beter dan
die ex ante. Voor de Werkgelegenheid en de loonvoet geldt het
omgekeerde. Dit laatste duidt op specificatiefouten in het model, hetgeen reeds in 1984 door ons is onderkend: bij de overgang
van model 83-B naar 84-D zijn meer specificatiewijzigingen aan-
gebracht dan in de jaren daarvoor.
In hoeverre de jaarlijks aangebrachte specificatiewijzigingen
inderdaad verbeteringen zijn geweest in de zin van verbetering
van voorspelkwaliteit kan onder meer uit het hiernavolgende
worden geconcludeerd, voor zover het de model versies 77-A t/m
83-B betreft.
Lange-termijnvoorspellingen met Grecon
1
1
-4
-4
Invoerprijs (Pm)
Reele investeringen in
woningen (iw)
Reele uitvoer van
goederen (b)
Consumptieprijs (pc)
+ 64
Grecon
procentuele mutaties t.o.v. 1982
Resultaten
Reele consumptie (c)
+ 69 a)
Grecon
Reele investeringen excl.
woningen (im)
Uitvoerprijs (pb)
Reele invoer van
goederen (m)
Reele afzet van
bedrijven (v1)
Werkgelegenheid excl.
overheid (a)
Loonvoet (1)
0
0
0,4
0,4
0,5
0,5
6,2
6,2
-3
4,5
-0,9
2,2
0,7
3,6
-0,2
2
-0,9
1,3
7,3
1,3
0,5
-0,8
2
1,5
5,2
4,9
0
-0,3
3,0
2,4
-1,6
4,5
-1,1
-0,34
7,4
2,5
4,5
2,7
-2,8
4,2
absolute mutaties t.o.v. 1982
Totaal aantal werklozen
(x 1.000)
+ 150
+ 105
+ 74
+ 140 a)
+
–
+ 3
+
Saldo betalingsbalans
(in mrd. gld.)
5
1,3
1
a) In 1983 heeft een definitiewijziging voor de beroepsbevolking plaatsgevonden.
Volgens de oude definitie bedraagt de toename van het aantal werklozen 137.000 en
conform de nieuwe definitie 146.000.
1977- 1981 voorspellingen ex post berekend, een jaar vooruit.
Doordat het onderzoek zich uitstrekte tot de destijds voorhanden zijnde versies van het Grecon-model, was het tevens mogelijk na te gaan in hoeverre de jaarlijkse specificatiewijzigingen
hadden geleid tot verbetering van de voorspelkracht. In dit artikel is gekozen voor een soortgelijke opzet. Voordat wij de resultaten weergeven, volgt een korte uiteenzetting over de grootheden die hierbij zijn beschouwd en de wijze waarop de verschillende voorspellingen met elkaar worden vergeleken.
Uitgangspunten
Voor ons experiment is gebruik gemaakt van de volgende versies van het Grecon-model: 77-B, 78-A, 79-D, 80-C, 81-A, 82-B
en 83-B 7), welke versies als uitgangspunt hebben gediend voor
de jaarlijkse publikatie in ESB. Lange-termijnvoorspellingen ex
post zijn berekend voor de volgende variabelen: de reele consumptie (c), de consumptieprijs (pc), de reele invoer van goederen (m), de reele afzet van bedrijven (v’), de Werkgelegenheid
excl. overheid (a) en de loonvoet (1).
De lange-termijnvoorspellingen ex post worden berekend op
de volgende wijze. De beschouwde modelspecificaties worden
herschat op basis van cijfermateriaal voor de jaren 1952 – 1976,
zodat geen datamateriaal uit de voorspelperiode wordt verwerkt. Voorspellingen voor 1977— 1981 worden vervolgens berekend waarbij voor de exogene variabelen de gerealiseerde
waarden worden ingevuld.
Als vergelijkende maatstaf voor de voorspelkwaliteit wordt de
ongelijkheidscoefficient van Theil gebruikt. Hoe dichter de
Het Grecon-model is geconstrueerd voor het genereren van
jaarvoorspellingen van de Nederlandse economic. In het navolgende willen wij de resultaten presenteren van een onderzoek
naar de kwaliteit van het model als voorspelmodel voor de langere termijn.
In ons artikel in ESB van 1983 6) werd het Grecon-model getoetst op haar voorspelkracht. Daartoe werden voor de periode
ESB 13-3-1985
4)
5)
6)
7)
Zienoot2.
MEV 1983.
Zie noot 2.
De eerste twee cijfers verwijzen naar het jaar van constructie. De toe-
gevoegde letter is een interne code.
255
waarde hiervan bij 0 ligt, des te beter is de voorspelling; wordt zij
groter dan 1, dan zou de nai’eve voorspelling (geen verandering)
beter zijn geweest. Een nadeel van de ongelijkheidscoefficient is
dat een enkele grote voorspelfout een relatief grote invloed heeft
op de uitkomst.
Variabele
De beschouwde periode
Het economische karakter van de jaren 1977 — 1981 wijkt op
een aantal essentiele punten af van dat van de schattingsperiode.
In 1976 leken de gevolgen van de oliecrisis enigszins overwonnen. De uitvoer van goederen, die in 1975 nog daalde met 5%,
steeg in 1976 met 12% tegenover een gemiddelde stijging van 9%
over de periode 1952 — 1975. De afzet en de invoer van goederen
leken zich op nun oorspronkelijke niveau te hebben hersteld: in
1976 steeg de afzet, evenals in de periode 1952-1975, met 6%; de
invoer steeg met bijna 9%, hetgeen boven de gemiddelde stijging
in 1952-1975 lag.
Tabel 7. Gemiddelde jaarlijkse procentuele stijging van de beschouwde zes variabelen alsmede van de export, voor de perioden 1952 -1976, 1977-1979 en 1980 -1981
Variabele
Periode
1952-1976 1977-1979 1980-1981
Reele consumptie (c)
5,0
4,5
8,4
6,2
1,3
Consumptieprijs (pc)
Reele invoer van goederen (m)
Reele afzet van bedrijven (v1)
Werkgelegenheid, excl. overheid (a)
Loonvoet (1)
Reele uitvoer van goederen (b)
3,9
4,9
5,1
3,8
0,9
7,2
3,6
9,9
9,4
-1,3
6,2
-4,1
-1,1
-0,8
5,1
-0,3
Deze opleving bleek echter eenmalig: in 1977 daalde de uitvoer
met 2%, terwijl de afzet en de invoer nog slechts met 3% stegen.
Het jaar 1977 kan dan ook beschouwd worden als het jaar waarin de economische crisis van de afgelopen jaren zich heeft inge-
zet. In tabel 7 worden de realisaties van de belangrijkste grootheden samengevat voor de perioden 1952- 1976, 1977- 1979 en
1980— 1981. Voor alle variabelen, met uitzondering van de consumptieprijs, ligt de gemiddelde jaarlijkse procentuele stijging
over 1977—1979 aanzienlijk lager dan over de periode
1952-1976. Een verdere achteruitgang treedt op in de jaren
1980- 1981, waarin voor een aantal variabelen zelfs een daling
heeft plaatsgevonden.
De resultaten
Voor ieder van de beschouwde modellen zijn twee soorten Ongelijkheidscoefficienten bepaald. Ten eerste is voor elk der afzonderlijke jaren de coefficient berekend voor de gehele verzameling der beschouwde endogene variabelen. Zodoende kan
worden bekeken hoe goed een specifiek jaar voorspeld wordt.
Dit wordt in tabel 8 weergegeven. Ten tweede is de ongelijkheidscoefficient berekend per endogene variabele over de hele
voorspelperiode 1977— 1981. Hiermee kunnen de diverse versies
van het Grecon-model met elkaar worden vergeleken ten aanzien
van de samenstellende onderdelen. Deze uitkomsten staan vermeld in tabel 9, samen met de Ongelijkheidscoefficienten berekend over alle endogenen te zamen voor de gehele voorspelperiode.
Tabel 8. Ongelijkheidscoefficienten per jaar, gebaseerd op
lange-termijnvoorspellingen voor de periode 1977 ~ 1981 met de
successieve modellen
Jaar
Modelspecificatie
77-B
1977
1978
1979
1980
1981
256
Tabel 9. Ongelijkheidscoefficienten per variabele en voor het
totaal, gebaseerd op lange-termijnvoorspellingen voor de periode 1977—1981 met de successieve modellen
78-A
79-D
80-C
81-A
1,47
1,79
0,79
0,50
0,43
0,80
1,16
0,70
0,76
1,17
0,25
04
,4
0,31
0,97
1,68
0,38
0,54
0,40
0,31
0,30
0,34
0,82
0,26
0,42
1,11
82-B
83-B
0,37
0,42
0,28
0,36
0,34
0,23
0,40
0,23
0,42
0,20
Modelspeciflcatie
77-B
Reele
consumptie (c)
Consumptieprijs (Pc)
Reele invoer van
goederen (m)
Loonvoet (1)
Werkgelegen-
78-A
79-D
80-C
81-A
82-B
83-B
1,11
1,01
1,27
0,74
0,81
0,35
0,33
0,52
0,49
0,93
0,62
0,33
0,23
0,27
1,20
0,78
0,90
0,%
0,47
0,49
0,60
0,44
0,41
0,21
0,53
0,18
0,33
0,29
heid excl.
overheid (a)
Reele uitvoer van
goederen (v1)
1,77
1,35
1,29
0,88
0,59
0,40
0,51
1,01
0,69
0,59
0,18
0,21
0,19
0,15
Totaal
1,13
0,94
0,91
0,62
0,48
0,34
0,33
Uit tabel 9 (laatste regel) blijkt dat over het geheel genomen de
voorspelkracht beter is naarmate de modelspecificatie van recentere datum is. Dit resultaat voor de lange-termijnvoorspellingen ex post komt overeen met onze eerdere bevindingen met de
voorspellingen ex post een jaar vooruit. Grecon 77-B gedraagt
zich wat vreemd: 1978 wordt slecht voorspeld, maar 1980 en
1981 worden redelijk goed voorspeld (zie tabel 8). Dit wijten wij
aan het kleine aantal vertraagde endogene variabelen in dit
model.
De recentere modelversies 82-B en 83-B en, in iets mindere mate, 81-A, voorspellen 1980 en 1981 erg goed (zie tabel 8). Hierbij
dient te worden aangetekend dat deze modellen zijn geconstrueerd met kennis over de voorspelkwaliteit van de eerdere modelversies, en gebruikmakend van de eerste ervaringen met de crisis
van de jaren tachtig.
Voor de Ongelijkheidscoefficienten per variabele (tabel 9) kan
een zelfde conclusie worden getrokken als voor de Ongelijkheidscoefficienten per jaar: betere voorspelkracht voor recentere modelspecificaties. Opvallend is dat in alle gevallen de werkgelegenheid een relatief hoge ongelijkheidscoefficient heeft.
Indien een econometrisch model een redelijke beschrijving is
van de werkelijkheid, mag men verwachten dat jaarlijkse voorspellingen beter zijn dan lange-termijnvoorspellingen. Immers,
in het eerste geval maakt men gebruik van de extra informatie
omtrent de waarde van de vertraagde endogene variabelen, die
in het tweede geval door het model wordt gegenereerd. Op Grecon 77-B na voldoen alle versies van het Grecon-model aan deze
simpele voorwaarde, hetgeen kan worden geconcludeerd uit een
vergelijking van bovenstaande resultaten met de in 1983 gepubliceerde resultaten.
Conclusie
Het blijkt dat de voorspelkracht van het Grecon-model ten
aanzien van lange-termijnvoorspellingen verbetert naarmate de
specificatie van latere datum is. Dit onderstreept de eerder getrokken conclusie dat de jaarlijks aangebrachte wijzigingen in de
modelstructuur de voorspelkracht ten goede zijn gekomen.
De versies 82-B en 83-B van het Grecon-model zijn van de beschouwde versies het best in staat de Nederlandse economie in de
periode 1977— 1981 simultaan te voorspellen, met inbegrip van
de enorme economische teruggang in 1981. Bovendien zijn voor
deze versies de Ongelijkheidscoefficienten in alle gevallen veel
kleiner dan 1. Wij achten daarom Grecon 82-B en 83-B waardevolle uitgangspunten voor de constructie van (middel)langetermijnmodellen. Indien men er daarnaast in slaagt op bevredigende wijze de aanbodkant van de economie in het model op te
nemen, zouden wellicht ook voor de werkgelegenheid betrouwbare voorspellingen kunnen worden gedaan.
W. Voorhoeve
G.J. van den Berg
H.W.A. Dietzenbacber
M.A. Kooyman
A.G.M. Steerneman