De Wet op de kansspelen
F. J. GALLAST *
Gegokt wordt er al sinds mensenheugenis. In de jaren dertig van de achttiende eeuw kwam een wettelijke regeling tot
stand voor een kansspel waarvan de opbrengst in de schatkist
vloeide. Dit kansspel was de voorloper van de huidige staatsloterij die dan ook enige jaren geleden het 250-jarig bestaan
herdacht.
In 1814 kwam onder Koning Willem I een wet tot stand
die het organiseren van een particuliere loterij verbood, behoudens indien de verlote goederen beneden de waarde van
honderd gulden zouden zijn, terwijl de vorst zich uitdrukkelijk voorbehield toestemming te geven wanneer die goederen
meer dan honderd gulden waard zouden zijn. In 1905 werd
deze wet vervangen door de Loterijwet die in de periode tot
1964 een aantal wijzigingen onderging. Zo werd in 1961 een
voorlopige regeling getroffen voor de sportprijsvragen, die
van kracht was tot en met 31 december 1964. Voor deze datum moest derhalve een nieuwe wettelijke regeling worden
opgezet. Van de gelegenheid werd tevens gebruik gemaakt
om de wettelijke bepalingen betreffende kansspelen, die in
verschillende wetten waren ondergebracht, in een wet onder
te brengen. Aldus werd de Wet op de kansspelen tot stand gebracht (Staatsblad, 1964, biz. 483).
Uiteraard is ook deze wet sindsdien enige malen gewijzigd.
Genoemd kan worden de wijziging in 1968 waarbij o.m. de
hoofdprijs in de staatsloterij en de sportprijsvragen werd opgetrokken tot f. 500.000 ,,schoon”, terwijl in 1973 uitbreiding werd gegeven aan het aantal loterijen in de staatsloterij
(van 6 naar maximaal 12 per jaar). De grootste wijziging
vond echter plaats in 1974, op initiatief van de toenmalige
Tweede-Kamerleden Geurtsen en Van Schaik. Deze wijziging maakte de invoering van de lotto en van casinospelen
mogelijk en voorts werd een wettelijke regeling gecreeerd
voor het thans alom bekende en veel gespeelde kienen (bingo). Op de eerste zondag in September 1974 vond de eerste
lottotrekking plaats en op 1 oktober 1976 rolde het eerste
balletje in Nederlands eerste officiele casino in Zandvoort.
De huidige wet kent thans de volgende hoofdstukken.
ieder geval ten minste 60% overblijft voor het doel van de
kansspelactie.
Titel la — Enige bijzondere vormen van kansspel
Het betreft hier de ,,winkelweekacties” en de z.g. ,,kleine
kansspelen”. Winkelweekacties kunnen met toestemming
van de Kamer van Koophandel worden georganiseerd door
ten minste tien winkeliers te zamen voor een periode van ten
hoogste vier weken en slechts tweemaal per jaar. De loten
moeten aan de klanten gratis ter beschikking worden gesteld
en het prijzenpakket mag een zeker bedrag, dat jaarlijks
wordt vastgesteld, niet te boven gaan. Voor 1982 gold een
bedrag van f. 15.000; voor 1983 is dit vastgesteld op
f. 17.000.
Het kleine kansspel bestaat hoofdzakelijk uit het kienen of
bingo, hoewel ook het ,,rad van avontuur” en het minder bekende ,,vogelpiekspel” hieronder vallen. De vereniging of
instelling die een dergelijk klein kansspel organiseert, is verplicht daarvan vooraf mededeling te doen aan het gemeentebestuur. Dit gemeentebestuur kan regels vaststellen waaraan voldaan zal moeten worden om dit kansspel tot een legaal kansspel te kunnen bestempelen. Wordt aan deze regels
niet de hand gehouden, dan kan de bijeenkomst waar het
spel wordt gespeeld worden stopgezet en een mogelijke volgende actie worden verboden.
Titel II — De Staatsloterij
De organisatie en uitvoering van de staatsloterij berust,
onder verantwoordelijkheid van de Minister van Financien,
bij de Directie van de Staatsloterij. Per jaar worden elf loterijen georganiseerd waarvan de netto baten in de schatkist
vloeien en derhalve ten goede komen aan de algemene middelen van het rijk.
Ongeveer twee derde gedeelte van de inleg gaat als prijzengeld terug naar de deelnemers. Per maandelijkse loterij is er
een hoofdprijs van f. 500.000 ,,schoon”.
Titel I — Algemene bepalingen
Titel III — Sportprijsvragen
In deze titel is bepaald dat het verboden is een kansspel te
organiseren zonder dat daartoe vergunning is verleend door
de daartoe bevoegde organen, tenzij dit kansspel in ,,besloten
kring” wordt gespeeld. Een vergunning kan worden verleend
door Burgemeester en Wethouders van de gemeente waar het
kansspel wordt gehouden of door de Minister van Justitie,
zulks afhankelijk van het inwonertal van de gemeente en de
waarde van het prijzenpakket, en wel als met de opbrengst
van het kansspel enig algemeen belang wordt gediend. Het begrip ,,algemeen belang” is in de wet niet nader omschreven
en zal van geval tot geval moeten worden beoordeeld. Doeleinden op het gebied van de sport, cultuur, volksgezondheid,
natuur, maatschappelijk welzijn e.d. kunnen als zodanig
worden aangemerkt. Aan de te verlenen vergunning worden
voorwaarden verbonden die voor het merendeel in het Kansspelenbesluit zijn neergelegd. De belangrijkste daarvan is dat
aan kosten voor het organiseren van een loterij ten hoogste
40% van de bruto opbrengst mag worden besteed, zodat in
1356
Ingevolge deze titel kan aan slechts een rechtspersoon vergunning worden verleend voor het organiseren van sportprijsvragen. Deze vergunning is, sedert de invoering van de
wettelijke regeling over deze vorm van kansspel in 1961, verleend aan de stichting De Nationale Sporttotalisator.
Aanvankelijk waren aan de organisatie van dit kansspel
nogal wat beperkingen verbonden. Zo moesten de deelnemers als begunstiger van de instelling zijn geregistreerd,
moesten zij naast hun inleg jaarlijks een vast bedrag betalen
en mocht de inleg per prijsvraag hooguit f. 2 bedragen. De
hoofdprijs bedroeg ten hoogste f. 50.000 netto. Bij de definitieve regeling in 1964 veranderde er niet veel. De maximuminleg werd opgetrokken tot f. 2,50 en de hoofdprijs tot
f. 100.000 netto. In 1968 werd dit bedrag opnieuw verhoogd
* De auteur is verbonden aan het Ministerie van Justitie te Den
Haag.
tot f. 500.000. Eerst in 1974 verdwenen deze beperkende bepalingen. Alleen de hoogte van de hoofdprijs bleef ongewijzigd.
Van de inleg door de deelnemers is 471/2% beschikbaar
voor prijzen. De exploitatiekosten van het bureau bedragen
ca. 6% van de inleg. De deelnemende verenigingen ontvangen van hun inleg direct 12V2%. De resterende netto opbrengst gaat voor ongeveer drie vierde gedeelte naar de sector
sport en lichamelijke vorming en voor ca. een vierde gedeelte
Titel I Vb — Casinospelen
Anders dan bij de lotto duurde het bij de casinospelen twee
Volksgezondheid).
Ingevolge het reglement voor de deelnemers kan geen prijs
worden uitgekeerd indien het origineel van het formulier niet
tijdig ten kantore van de stichting is ontvangen en gefilmd.
jaar voordat het eerste balletje kon rollen. Na aanvaarding
van de wet moest immers nog worden uitgemaakt aan welke
instelling de vergunning voor het organiseren van de casinospelen zou moeten worden verleend en in welke gemeenten
de casino’s gevestigd zouden moeten worden. Na zorgvuldige
afweging van alle belangen werd eerst in december 19 7 5 door
de staatssecretarissen van Economische Zaken en van Justitie de vergunning verleend aan de Nationale Stichting tot
Exploitatie van Casinospelen in Nederland, terwijl in februari 1976 Zandvoort en Valkenburg-Houthem werden
aangewezen tot vestigingsplaats. In december 1978 volgde de
De stichting aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid — en
aanwijzing van ‘s-Gravenhage tot vestigingsplaats.
kan die ook niet aanvaarden — voor het niet ontvangen van
formulieren.
In de casino’s konden tot voor kort twee spelen worden beoefend: de Franse roulette en ,,black jack” (een kaartspel dat
lijkt op een-en-twintigen). Sedert enige maanden wordt op
beperkte schaal Amerikaanse roulette gespeeld. De vergunning biedt de mogelijkheid tot het spelen van baccara-chemin de fer. Uit praktische overwegingen is daar nog geen uitvoering aan gegeven.
Tussen de vergunninghoudende stichting en de overheid
fungeert de Raad voor de Casinospelen. Deze adviseert de
betrokken bewindslieden over alle verzoeken die de stichting
aan hem voorlegt. De Dienst voor het IJkwezen neemt de
keuring en controle van de speeltafels e.d. voor zijn rekening.
De netto opbrengst van de casino’s is voor de schatkist. In
1981 werd de Wet op de kansspelen dan ook gewijzigd in die
zin dat de Algemene Rekenkamer de mogelijkheid kreeg
controle uit te oefenen op het financiele beheer van de vergunninghoudende stichting.
naar de sector CMV (Cultuur, Maatschappelijk welzijn en
Titel IV – De Totalisator
Deze vorm van kansspel, het wedden op uitslagen van draverijen en rennen, wordt krachtens vergunning van de Ministers van Landbouw en Visserij en van Justititie georganiseerd door de Stichting Totalisator Nederland. Aanvankelijk
was het slechts mogelijk alleen op de renbanen de wedformulieren in te leveren. Sedert enige jaren bestaat de mogelijkheid van inlevering buiten de baan, namelijk bij enige bedrijven die afiiniteit hebben tot de paardesport en op de post-
kantoren zij het dat dit laatste is beperkt tot een spelsoort,
het supertrio.
Afhankelijk van de soort weddenschap wordt van de inleg
een percentage ingehouden dat varieert tussen de 20 en 40%.
De rest van de inleg gaat als prijzengeld terug naar de deelnemers aan het kansspel. Op basis van de uitslag van de draverij of ren wordt de z.g. cote vastgesteld, Dat is het uit te betalen bedrag per ingezette gulden. Indien de cote bij voorbeeld f. 185,30 bedraagt dan ontvangt de wedder die de uitslag juist heeft voorspeld en f. 10 heeft ingezet een bedrag
van f. 1853 terug.
De inhouding is bestemd voor de exploitatie van het bureau van de stichting en overigens voor velerlei doeleinden
op het terrein van de paardesport en de fokkerij. De paardenhouderij is een volwassen bedrijfstak waar veel geld mee is
gemoeid.
Titel I Va — De Lotto
Zoals in de aanhef reeds is weergegeven is in 1974 de mogelijkheid geopend om een lotto te organiseren. Reeds bij de
indiening van het initiatief-wetsontwerp in 1971 werdduidelijk dat de organisatie van de lotto in handen zou komen van
de instelling die reeds de toto (sportprijsvragen) organiseerde. Deze stichting kon dus de voorbereidingen op de invoering ter hand nemen, zodat nog geen twee maanden nadat de
wet in het Staatsblad had gestaan de eerste trekking kon
plaatsvinden.
De opbrengsten van de lotto worden samengevoegd met
die van de toto. De verdeling vindt plaats op de wijze als is
aangegeven onder titel III. Uiteraard heeft de stichting in de
loop der jaren niet stil gezeten en heeft zij veel werk verzet
om de administratieve venverking van de formulieren zo
nauwkeurig mogelijk te doen verlopen. Zo werden de plakzegels vervangen door stempelmachines en werd het acquisitie-apparaat (winkeliers en verenigingen) uitgerust met gewijzigde formulieren voor de verantwoording van de deelnemersbewijzen. Frauderen en ten onrechte claimen van een
prijs is vrijwel onmogelijk.
ESB 22/29-12-1982
Titel V — Prijsvragen en speelaulomaten
Bij de behandeling van titel I is reeds aangegeven dat vergunning voor een kansspel slechts kan worden verleend als
met de opbrengst daarvan enig algemeen belang wordt gediend. Een uitzondering daarin vormen de winkelweekacties
(titel la). Voor individuele winkeliers en bedrijven die uit
commerciele overwegingen een actie willen houden is een
kansspel derhalve uit den boze. Voor hen resteert de mogelijkheid om een prijsvraag te organiseren met prijzen die per
stuk niet meer mogen bedragen dan f. 2500. Zo’n prijsvraag
moet dan bestaan uit een door de deelnemers te leveren jureerbare prestatie in de vorm van b.v. een slagzin, rijm, opstel, tekening of iets dergelijks waarbij de beste inzending
wordt beloond.
Ten aanzien van de speelautomaten is bepaald dat deze,
niet zijnde kansspelautomaten, slechts met vergunning van
de burgemeester aanwezig mogen zijn op voor het publiek
toegankelijke plaatsen. Aanhangig is momenteel een wetsontwerp, dat inmiddels door de Tweede Kamer is aanvaard,
waarbij een geheel nieuwe regeling t.a.v. de speelautomaten
is ontworpen. Behoudens de aanwezigheidsvergunning van
de burgemeester zijn er eisen gesteld aan de fabrikant, de exploitant en de beheerder van de automaat. De Dienst voor
het IJkwezen is belast met de keuring van de automaten.
Eerst na afgifte van de vereiste certificaten mogen de automaten in roulatie worden gebracht. Voor de vestiging van
speelautomatenhallen is toestemming vereist van de gemeenteraad. Personen beneden de leeftijd van zestien jaar
hebben tot deze hallen geen toegang, ook niet met begeleiding van een meederjarig persoon.
F. J. Gallast
1357