Ga direct naar de content

Macro, meso, micro

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juni 11 1980

=CONOMISCHSTATISTISCHE BERICHTEN
Macro, meso, micro
D

,,Ingenieurs lezen economen de les” luidde een vette
kop die enkele weken geleden het Economisch Dagblad
sierde l). Altijd bereid in het kader van de interdisciplinaire uitwisseling iets van een niet-vakgenoot o p te
steken, las ik verder: ,,Uitspraken van politici, economen
en werkgevers- en werknemersvertegenwoordigers wor.den veel te veel uit de losse hand gedaan. Toetsing van
beleidsaanbevelingen of van kritiek o p het gevoerde beleid leert dat van een werkelijke onderbouwing van uitspraken nauwelijks of geen sprake is, zodat we eigenlijk
terechtkomen in de sfeer van de kretologie”. De nieuwsgierigheid was gewekt. Wat zou de kritiek van de ingenieurs precies inhouden; en vooral: zouden zij de falende
beoefenaars van de economische discipline een nuttige
aanwijzing kunnen geven om van hun dwaalwegen terug
te keren?
Bij nadere beschouwing blijkt de terechtwijzing een
soort drietrapsraket. De ingenieurs hebben het onderscheid tussen macro, mes0 en micro ontdekt. Opelk vandie
niveaus, zo luidt hun verwijt, gaan economenen politici bij
hun adviezen en beleid regelmatig in de fout. O p macroniveau doen zij uitspraken over geïsoleerde relaties, terwijl
een breder kader waarbinnen afzonderlijke ontwikkelingen met elkaar in verband zouden kunnen worden gebracht, ontbreekt. O p mesoniveau verliezen zij de onderlingesamenhangtussen bedrijfstakkenuit het oogen wordt
met de gehele industriële structuur en de weerslag van
veranderingen in de ene sector o p andere sectoren
nauwelijks of geen rekening gehouden. O p microniveau
is het al niet veel beter gesteld. Daar bestaat te weinig
aandacht voor de fase van ontwikkeling of voor de bijzondere omstandigheden waarin het individuele bedrijf zich
bevindt. De ingenieurs zetten uiteen ,,hoe fout het is dat
problemen in het bedrijfsleven nog altijd vanuit een
macro-economische invalshoek worden benaderd. Macro-gegevens moeten eerst worden vertaald naar bedrijfstakniveau (meso), voordat de bedrijven zelf (micro) er
wat mee kunnen doen. Dat geldt voor alles. J e kunt niet
macro constateren dat de werkloosheid stijgt en het dus
micro in de bedrijven slecht gaat. Maar je kunt ook niet
vanuit een macro-benadering energiebesparing nastreven, want micro moet het doen”.
Het is mij niet bekend tegen welke economen en politici de ingenieurs hun pijlen richten, maar een reactie is
hier op haar plaats. Zonder de soms merkwaardige gedachtensprongen van sommige beoefenaren van de economie te willen verdoezelen, wordt hier hun inbreng wel
wat al te ongenuanceerd met de grond gelijk gemaakt.
Het gaat te ver te suggereren dat de economische wetenschap niet veel meer is dan een samenraapsel van ongefundeerde uitspraken o p macro-, meso- en microniveau.
Sinds ongeveer het begin van de jaren dertig heeft
mede dank zij het werk van onze landgenoot J a n Tinbergen de ontwikkeling van d e macro-economische modellenbouw in de economie een hoge vlucht genomen. Het
macro-economische model is een belangrijk hulpmiddel
naast de kwalitatieve analyse, met name o m complexe
verbanden en wisselwerkingen in de economie te doorzien
en te trachten te kwantificeren. Het is dan ook beslist niet
juist, zoals de ingenieurs suggereren, dat uitspraken over
relaties, b.v. tussen loonmatiging en werkgelegenheid,
energieverbruik en economische groei, innovatie en

ESB 28-5-1980

arbeidsplaatsen, produktie en milieu, betrekking hebben
o p geïsoleerde verbanden zonder dat met neveneffecten
rekening wordt gehouden. Deze uitspraken zijn juist
– als het goed is tenminste – gebaseerd o p veelal met
behulp van macro-economische modellen verkregen
inzichten in samenhangen binnen de gehele economie.
Iets soortgelijks geldt voor de kritiek van de ingenieurs
op de veronachtzaming door economen van de samenhangen o p mesoniveau. Sinds in 1951 W. W. Leontief
zijn input-outputtabel presenteerde, heeft dit hulpmiddel
in het economisch arsenaal niet ontbroken. O p talloze
manieren heeft de input-outputanalyse haar diensten bewezen. Ik noem slechts de analyse van het verbruik van
energie, de verontreiniging van het milieu en veranderingen in d e samenstelling van de beroepsbevolking o p basis
van onderzoek naar het bedrijfstakpatroon en de relaties
tussen sectoren in de Nederlandse economie.
Ook o p micro-economisch niveau slaan de ingenieurs
een slag in de lucht. De micro-economie is vanouds een
belangrijk bestanddeel van d e economische theorie. O p
basis daarvan heeft zich een uitgebreide leer van de
bedrijfshuishouding ontwikkeld. Het is een onhoudbare
stelling dat daarin geen oog zou bestaan voor de invloed
van veranderende omstandigheden o p het functioneren
van het bedrijf.
Kan de kritiek van de ingenieurs aldus vrij gemakkelijk worden weerlegd, er is toch reden o m de zaak daarmee
niet als afgedaan te beschouwen. O p één punt raken de
ingenieurs namelijk wel een kwestie van belang. Dat punt
is de onderlinge afstemming tussen uitspraken die worden
gedaan o p het macro-, meso- en micro-economische
niveau. Daarbij blijkt er wel degelijk heel wat verwarring
te worden gezaaid. Te weinig zijn economen zich veelal bewust van het beperkte kader waarbinnen hun uitspraken
geldigheid bezitten. Hoe dikwijls worden niet uitspraken
over macro-relaties rechtstreeks toegepast o p situaties
die betrekking hebben o p bedrijfstak of bedrijf, of het nu
de lonen (loonmaatregel), de werkgelegenheid (apo), het
energieverbruik of het milieu betreft. Micro- en macroeconomen staan soms zover van elkaar, dat zij elkaars
taal niet eens meer verstaan.
Het gebrek aan nuancering betekent niet dat een
macro-uitspraak zinloos is. Maar wel moet de status
ervan goed worden begrepen. Een aanbeveling op
macroniveau is niet zomaar geschikt voor toepassing in
bedrijfstak of bedrijf. Differentiatie is daarvoor onontbeerlijk. Het achterliggende sectorpatroon of het
individuele (bedrijfs)gedrag moet in de beschouwing
worden betrokken, wil men een juist beeld van de uitwerking van een maatregel kunnen krijgen. Een grotere
bescheidenheid dan nu veelal aan de dag wordt gelegd,
zou daarom niet misstaan bij het doen van algemene
aanbevelingen. Die zijn niet toegesneden o p onderliggende patronen, laat staan o p individueel gedrag. Politici en
economen zien dat veelvuldig over het hoofd. Het is
beschamen’d maar terecht, wanneer zij daarvoor door
ingenieurs o p de vingers worden getikt.

L. van der Geest
1) Economisch Dagblad, 25 april 1980, blz. 11.

625

Auteur