Ga direct naar de content

Het Zweedse model kraakt in zijn voegen

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juni 11 1980

Het Zweedse model kraakt in
zijn voegen
A. F. VAN ZWEEDEN
Het grote arbeidsconflict in Zweden
dat op I I mei werd beëindigd door
aanvaarding van een compromisvoorstel
van premier Fälldin, is in menig opzicht
leerzaam. Het conflict toont aan dat in
een situatie waarin alle wegen naar een
oplossing van de sociaal-economische
problemen geblokkeerd worden, zelfs
het best beproefde harmoniemodel ophoudt te functioneren. Bijna zeventig
jaar lang hadden werkgevers en werknemers in Zweden hun onderhandelingen gevoerd in de overtuiging dat
conflicten tot het uiterste vermeden
moesten worden. In 1938 hadden zij hun
onderlinge verhoudingen geregeld een
wereldberoemde
overeenkomst die
nauwkeurige procedures bevatte voor
het arbeidsvoorwaardenoverleg tussen
de twee machtige centrales van werkgevers en werknemers en voor een regeling van mogelijke conflicten door bemiddeling en arbitrage.
Dat al deze middelen om conflicten
te reguleren ditmaal faalden moet, denk
ik, worden verklaard uit het feit dat
Zweden sinds 1976 geregeerd wordt door
een coalitie van burgerlijke partijen. L 0
weet de weg niet meer te vinden in Stockholm. De leiders van de vakbeweging
missen het contact met bevriendëministers. De nederlaag van de sociaal-democraten, die een eind maakte aan een
socialistisch bestuur dat meer dan veertig jaar had geduurd, was op zich zelf
al een symptoom van maatschappelijke
verschuivingen.
Het was niet zo uitzonderlijk dat de
socialisten van Olof Palme geen meerderheid konden vormen, maar wel dat de
oppositie in staat bleek een regeringscoalitie te vormen. Bij de verkiezingen
van 1979 kwamen de sociaal-democraten net 10.000 stemmen of één zetel
in de Riksdag te kort o m de macht te
heroveren.
De gewijzigde sociale verhoudingen in
Zweden dateren van de roerige jaren
zestig die ook in de Zweedse samenleving
hun sporen hebben achtergelaten. Op
het eind van dat decennium kreeg de
golf van nieuw radicalisme vat o p de
Zweedse arbeidersbeweging die het
verwijt kreeg te horen verraad aan het
socialisme te plegen door samen te werken met werkgevers en kapitalisten.

ESB 28-5-1980

De herideologisering van de Zweedse
sociaal-democratie kwam tot uiting in de
revolutionaire voorstellen van de vakbondseconoom dr. Rudolf Meidner
voor de vorming van collectieve werknemersfondsen. Die voorstellen werden
weliswaar niet onmiddellijk overgenomen door de Sociaaldemocratische Arbeiders Partij (SAP), maar ze brachten
wel een discussie o p gang die de Zweedse
ondernemers als een aanslag o p de maatschappelijke orde beschouwden. Toen
het LO-congres in juni 1976 met algemene stemmen de plannen van Meidner
aanvaardde begreep de werkgeversorganisatie S A F dat het samenwerkingsmodel o p springen stond.
De discussie over het plan-Meidner,
dat inhield dat de vakcentrales binnen
een generatie de macht in de ondernemingen zouden overnemen, heeft in
Zweden nog veel meer beroering gewekt
dan de voorstellen voor vermogensaanwasdeling in ons land. In Zweden was
een ideologisch strijdpunt aan de orde
waarbij het ging om een ingrijpende
verandering van de machts- en eigendomsverhoudingen.
De verhoudingen tussen de sociale
partners zijn de laatste jaren verhard.
Het grootste arbeidsconflict sinds de
algemene staking van 1909 kwam niet uit
de lucht vallen. De onderhandelingen
tussen S A F en de twee vakcentrales L 0
en PTK (het onderhandelingskartel van
de beambtenorganisaties in de particuliere sector) over de invulling van de in
januari 1977 van kracht geworden raamwet o p de medezeggenschap zijn na drie
jaar volkomen vastgelopen. Deze wet
verleent de lokale vakbonden. d.w.z.
de vertegenwoordigers van de bonden in
de ondernemingen, onderhandelingsrechten o p het terrein dat tot nu toe
exclusief aan de werkgever was voorbehouden: het aanstellen en ontslaan van
personeel en het regelen van het werk.
De werkgevers, die zich krachtig tegen
het wetsontwerp hadden verzet, hebben
zich in de onderhandelingen zo onwrikbaar opgesteld dat toepassing van d e
wet door middel van een overeenkomst
geblokkeerd is.
Bij het begin van de onderhandelingen
over een nieuw tweejarig contract stelde
L 0 voor fondsen te vormen waarin de

winsten van de ondernemingen zouden
worden gestort. Dit voorstel moet niet
worden verward met de plannen voor
werknemersfondsen. L 0 had het oog o p
tijdelijke fondsen die gebruikt zouden
worden voor produktieve investeringen.
L 0 zag dit voorstel als een alternatief
voor het stellen van looneisen. Toen dit
voorstel werd afgewezen door de werkgevers en L 0 er evenmin gehoor voor
vond bij de regering, bleef haar niets
anders over dan looneisen te stellen
waarmee de in de afgelopen twee jaar
geleden schade door de loonmatiging
moest worden goedgemaakt. Nog in
januari van dit jaar had L 0 een
rapport gepubliceerd waarin zij tot de
conclusie kwam dat de jaren waarin de
burgerlijke partijen aan de macht zijn
voor de werknemers verloren jaren zijn
geweest. De reële lonen van de arbeiders
zijn in die periode met 6% gedaald, in de
industrie zijn 120.000 banen verloren
gegaan, de inflatie is opgelopen tot 14 à
15% per jaar.
De Zweedse economie is door de oliecrisis van 1973 in een situatie geraakt
die het einde lijkt in te luiden van de
Zweedse welvaartsdroom. Die crisis
werd aanvankelijk opgevat als een tijdelijke conjuncturele inzinking en bestreden met de instrumenten waarover de
Zweedse conjunctuurpolitiek beschikt:
het arbeidsmarktbeleid en voorraadfinanciering. In afwachting van het herstel
dat toch spoedig moest komen als de gevolgen van de oliecrisis waren verwerkt,
legde de overheid de ondernemingen de
verplichting op overbodig geworden
arbeidskrachten in dienst te houden
en door te gaan met het produceren van
goederen. De onverkoopbare voorraden
werden door de overheid gefinancierd,
maar de middelen die daarvoor nodig
waren moesten in het buitenland worden
geleend.
Toen het internationale herstel uitbleef bleek dat deze politiek catastrofaal
was. De devaluatie van de Zweedse kroon
moest de scheef getrokken kostenverhoudingen rechttrekken en de concurrentiepositie van de industrie o p de internationale markt herstellen.
De maatregelen van het kabinet-Fä11din hebben geleid tot een opleving van de
Zweedse economie. Toch is het duidelijk
geworden dat de Zweedse welvaart bedreigd wordt door structurele problemen. De traditionele sectoren waarop
die welvaart berustte hebben hun aandeel in de wereldmarkten verloren
doordat ze verdrongen worden door de
concurrentie van landen met veel lagere
loonkosten. De grondstoffen die Zweden de wereldmarkt heeft aan te bieden
– ijzererts en hout – worden tegen
lagere kosten geproduceerd in landen als
Brazilië, Australië en India. De scheepsbouw wordt weggeconcurreerd doordat
zelfs de gemechaniseerde werven in
Zweden het niet kunnen bolwerken
tegen de concurrentie van landen met
veel lagere lonen.

De discussie over de sociaal-economische politiek in Zweden lijkt meer en
meer een echo van d e discussies die in
ons land worden gevoerd. Van werkgeverszijde wordt geklaagd over d e verstarring van de loonverhoudingen en over
het gebrek aan mobiliteit o p de arbeidsmarkt waardoor vacatures onvervuld
blijven. De hoge marginale belastingdruk (die ongeveer even hoog is als in

ons land) en d e enorme omvang van de
collectieve sector die beslag legt o p 66%
van het nationale inkomen worden gezien als elementen van een vastgelopen
structuur.
Het schijnt het lot te zijn van de
moderne verzorgingsstaat. Wanneer de
zekerheid van voortgaande economische
groei wegvalt blijken de prachtige verworvenheden belemmeringen voor een

aangepast antwoord van de economie.
Het Zweedse model van de welvaartsstaat kraakt in zijn voegen door structurele economische problemen en een
verscherping van de ideologische strijd
tussen arbeid en kapitaal.

A. F. van Zweeden

Auteur