AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN
E
Berichten
ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER
UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT
33E
JAARGANG
WOENSDAG 21 JANUARI 1948
No. 1602
• COMMISSIE VAN REDACTIE:
Ch. Glasz; H. W. Lambers; N. J. Polak; J. Tinbergen;
F. de Vries;
J. H. Lubbers (Redacteur-Secretaris).
Assistent-Redacteur: A. de-Wit.
COMMISSIE VAN ADVIES VOOR BELGiË:
J. E. Mertens; R. Miry; J. van Tichelen; R. Vandeputte;
‘.
F. Versichelen.
Gege’ens o’er’ adressen, abonnementen enz. op de laatste
bladzijde oan dit nummer.
–
INHOUD:
Blz.
De
artikelen
van
deze
week
……..
43
Sommaire,
summaries
…………….
.43
De
Belgische
Rijksbegroting
vo’or
1948
door
V.
çanRompuy
…………………………..
44
De industrialisatie van ons land
door Prof. Dr G. M.
Verrjn .Stuart
…………………………..
46
Het jroductieve karakter der consumptieve crediet-
verlening door Prof. Dr P. Hennipman ……….
49
Uitvering en doe16indn der
‘
effectenregistratie (II)
door Mr A.
an Ogen
……….
. …………….
51
A a nt e ken in g:
Is (leflatle voor Engeland wonsolÜk?
………………
64
Internationale
n o t i t i e s :
Do
Engelse landbouw
…………………………..
55
Do veestapel In do Jirits-Amerlkaanse zOne van Duitsland
65
Mededeling:
Mededeling van do Kamer van Koopliandol en Fabrieken
voor
Noord-holland
…………………………
65
Geld-
en
Kapitaalmarkt
.
…………………..
56
Statistieken:
–
Dankstaton
Stand van ‘s Rijks
Kas
…………………………
67
Grootliandoisprijzon van granen, voldbonen, boter en kaas
In
Nederland
………………………………..
68
hlavonbeweging
————————————
58
Kortlopende i’ehulden aan. en vorderinren op Nederland,
Oost- en West-Indië van do Amerikaanse banken
……
58
DEZER DAGEN
verheugenis con sordine. Men denkt aan een middag in
Augustus,- toen vlaggen werden uitgestoken, omdat
Japans capitulatie was gemeld. Oud-Indischgasten keken
met twijfelende ogen en raadden aan te wachten, tot men
wist, wat in Indië werkelijk gebeurde. De loop van zaken
heeft deze stemming op het Nederlandse Volk doen over-
gaan. Een nieuwe wapenstilstandsovereenkomst is ge-
tekend; een commissij heeft succes gehad. De Republi-
keinse leiders echter hebben om de-uiterst mogelijke ter-
mijn van ingang, veertien dagen, gevraagd. Zullen zij
er voldoende aan hebben om hun volgelingen ook hun
onderhorigen te doen blijken? Zo ja, dan kan een aan-
vang worden gemaakt met de financiële en economische
probleemstelling; hoewel de politieke discussie waar-
schijnlijk er
,
voor zal schuiven.
Een zekere achterdocht zelfs bij op zich zelf goed klm-‘
kend nieuws. De West-Indische hervormingen naderen,
zoals de delegaties uit die streken; moet men de berichten
geloven, dan ontbreekt echter het rechte vertrouwen nog.
Zo gaat het door. Gandhi heeft door zijn wilskracht
een toon van verzoening tussen Hindoestan en Pakistan
afgedwongen. Hindoestan is zelfs achterstallige ver-
plichtingen gaan afdoen. Maar Kashmir blijft; de Times
van 19 Januari jl., die het meldt, vervolgt: ,,It remains
to be seen what effect, if any, the Gandhi gesture will
have…….In een ander droefheidscentrum hetzelfde
beeld. Het Roergebied zal worden geholpen aan voedsel,
de economischè plannen voor de verdere ontplooiing van
Bizonië zijn aanvaard
e
Doch de bevolking is in geprikkeldé
onrust, zozeer, dat zij zelfs onrust wantrouwt. ,,This is
in line with the utter disbelieve in anything and in any
future which has seized so many people.”
Verschrikte reacties op goede bedoelingen, is dat niet
de sfeer rond het Marshall-plan?. De zestien Eurojese
Staten hadden gemeend er goed aan te doen weer bijeen te komen; het is hun verschrikt afgeblazen. Een Ameri-
kaans staatsman heeft mogelijk het woord ,,basis in
Euroje” gebruikt. Alle overigen die belangrijk zijn, haasten zich te dementeren. Minister Marshall, een
waardig en bezorgd man, heeft tegen&ver het Congres
een haastige terugtocht moeten volbrengen, na zijn kloeke
woorden over een noodzakelijke integrale aanvaarding.
1-let zuiverst voorbeeld van deze gemoedsgesteldheid
is President Truman’s verklaring over de toestand van
het land. De Verenigde Staten zijn op een ongekend
hoogtepunt van economische bloei: zijn beschouwing
echter eindigt als bij Vondel’s sombere Noach: ,ÇHoe
bitter wil in ‘t end dees’ bruiloft hun opbreken 1″ Geen
wonder, dat een Engels hoofdambtenaar, die Engeland’s
verbeten pogen besprak, daaraan toevoegde, dat men
nog £ 10 millioen per week aan goud verloor, zoals voor een andere autoriteit de mededeling, dat Engeland thans
weer naar alle Europese landen steenkool exporteert,
vooral diende om op meer export aan te dringen.
IL
•
:
.’.
••.,,
:
1
.
‘
;
”
EERSTE. NEDERLANDSCHE
•
_
.
•t
..,
•
T’
–
-.
”Verzekering Mij. op het Leven en tegen Invaliditeit N.V.
Gevestigd ‘teVs-Gr’avenhage.
AOMINISTRATIEKANTOOR DORDRECHT
OELLEVUESTRAAT 2, TELEFOON 5346
Personeels-Pensioenverzekering
‘
verschaft directe fiscale besparing – afschrijving van
toekomstige lasten – blijvende sociale voldoening
Vraagt U eens welgedocumenteerd advies
aan
ons
• – -BURE4U VOOR COLLECTIEVE CONTRACTEN -,
__________
•
MODERNE
LL
BED R Ii FSÂ DMIN ISTRAT IE
1 Februari a.s. begint. onze
nieuwe opieldingscursus voor
1ELFSÏANDIGE
___ DEORIJFSADMIHISTRATEURS
Opgericht in 1942
Prospectus en proefles bij het
Secretariaat: Postbus 800, ROTTERDAM
:6EHEEHAPPELIJKsTITuurv.;oEGEPAsTEpsycHoLIE
met medewerking der R.K. Universiteit en de Kath. Eçon. Hogeschool
Nijmegn, Berg en Dalscheweg 97 – Heerlen. Stationsstraat 59
Tilburg’ Wilhelminapark 25
Eindhoven Dommeihoefstraat 8
Arbeidsanalyse
:
Personeelsselectie
0 ‘
•
Behandeling van alle
bankzaken
‘
Bezorging van alle…
assurantiën.
R. MEES & ZOONEN BANKIERS EN ASSURANTIE-MAKELAAR5
AMSTERDAM
. ROTTERDAM . ‘
S•GRAVENHAGE
DELFT – SCHIEDAM – VLAARDINGEN
N.V. KONINKLIJKE
N E D E R L A N D S C H E
ZOUT INIE
Boekelo HenÂelo
ZOUTZIEDERI,J
Pâkiek van:
zotazuur, (alle
kwaliteiten)
–
• vloeibaar rbloor
cbloorbleekloog
natronloog, wss#ic sod’a.
NEDERLANDSCHE.
REPRIMSBANK,
•
KEIZERSGRACHT 706, AMSTERDAM
TELEF. 3îd’34, 5J
1
73, 33414.
KAPITAALVERSCHAFFING AAN’
.’
NEDERLANDSCHE BEDRIJVEN
.
……. .'”‘.’•
–
RAADGEVENDE FUNCTIE BIJ BEDRIJFS-
FINANCIERING
met papier geîsoleerde kabels”
voor zwakstroom en sterksiroom
koperdraaden koperdraadkabei
kabelgarnitren. vuImasa enolie
HE KABELFABRIEK
DEL
:
F’T
21. Januari 1948
ECONOMISCH-STATISTISCHE
BERICHTEN
43
DE ARTIKELEN VAN DEZE WEEK.
Victor van
–
Rompuy,
De Belgische Rijksbegroting ‘oor 1948.
De Belgische begroting voor 1948 draagt nog duidelijk
de sporen van de oorlog. Desondanks is thans voor het
eerst sinds de bevrijding een sluitend budget aan het
Parlement voorgelegd. Verwacht wordt, dat de gewone
lasten en die, welke direct voortvloeien uit de oorlog,
geheel door belasting. zullen worden gedekt; leningen
zullen enkel worden gebruikt tot financiering van de
investeringsuitgaven. De vraag kan echter worden ge-
steld, of de hoogte, waarop het nieuwe financieel even-
wicht wordt bereikt, geen te zware offers van de private
sector der Belgische vtdkshuishouding zal vergen Ten-
slotte wordt ogemerkt dat de begrotingsramingen
worden gedaan in
–
de’veronderstelling, dat de bestaande
hoogconjunctuur in 1948 zal blijven voortduren. Er zijn factoren, die dit optiiiisme wettigen; andere echter gaan
in tegengestelde richting.
Prof. Dr G. Al. Verrjn
Stuart,
De industrialisatie ç’an ons
land.
In aansluiting op het overzicht van de debatted, die
in de algemene vergadering van de Vereeniging voor de
Staathuishoudkunde en de Statistiek op 13 December
1947 te Utrecht over de Nederlandse landbouw werden
gehouden – zie ,,E.-S.B.” v’an 7 Januari 11. – geeft dit
artikel een schets van de discussies, waartoe het prae-
advies van
Dr G. A. Koh,istamm
over de industrialisatie
van ons land aanleiding gaf. Het uitgangspunt van Dr
Kohnstamm’s studie, het gat in onze betalingsbalans en
de noodzaak van een netto productieverhoging, werd al-
gemeen als juist erkend. Wel werd critiek geoefetid op
onderdelen van Dr Kohnstamrn’s prognose. Voorts was
met name van belang de discussie over de vraag, in welke
verhouding particulier initiatief en overheidspianning
bij industrialisatie moeten samenwerken.
Prof. Dr P. ilennipman,
Het productiee karakter der
consumptieQe credieterlening.
Men komt veelvuldig de opvatting tegen, dat rente
betaald voor consumptief crediet, opgenomen door Over-
heid of particulieren, moetworden beschouwd als een
inkomen zonder prestatie. Schr. acht deze opvatting in-
consequent, immers iedere rechtstreeks aan de consument
verrichte dienst is te beschouwen als een productieve
prestatie. De benaming ,,consumptief” crediet zegt
niets over de ‘ard van de prestatie, die de credietgever
verricht. Wellicht schrikt men terug voor de schijnbaar
paradoxale conclusie, dat een groter volksinkomen wordt
verkregen naarmate de staatsschuld groter is. Echter:
de hehoeftenstructuur van de gemeenschap is bepalend,
m.a.w. bij consumptieve credietverlening aan de Staat
zijn er in de gemeenschap blijkbaar behoeften geweest,
waarvan de Overheid het nodig heeft geacht, ze dôor
middel van credietopneming te bevredigen.
Mr Â.
van Oven,
Uiwoering en doeleinden der effecten-
registratie (II).
Nadat in het vorige artikel – zie ,,E.-S.B.” van 14
Januari jl. – doel en werkwijze der effectenregistratie
in het algemeen zijn uiteengezet, wordt in dit artikel
nader ingegaan op enkele bijzondere aspecten. In de eerste
plaats de betekenis van de effectenregistratie voor de
inventarisatie en opsporing van vijandelijk vermogen.
Voorts de betekenis van de registratie voor fiscale contrôle,
de diensten van de registratie op het terrein der deviezen-
maatregelen en, na verwerking van alle aanmeldingen,
de vaststelling van het ,,manco”, d.z. de niet aangemelde
effecten. De veelvuldige critiek op de effectenregistratie
is niet geheel juist; zij kost niet alleen geld, maar levert
de Staat ook aanzienlijke baten op. Men moge haar be-
schouwen als één der ongewenste gevolgen van de oorlog,
doch dient daarbij te bedenken, dat zij juist de schade-
lijke gevolgen van de oorlog wil bestrijden.
SOMMAIRE,
Victor van Itompuy,
Le Budget de la Belgique pour 1948.
Le nouveau Budget beige porte encore l’empreinte de
la guerre. C’est cependant le premier budget en équilibre,
depuis la guerre. 11 est possible que l’équïiibre des finances
gouvernementales exerce une influence défavorable dans
le secteur privé de l’éconornie beige.
Professeur G. M.
Venijn Stuart,
Les problèmes d’industria-
lisation auz .Pays-Bas.
Suite â l’article au sujet des changements de structure
de l’agriculture néerlandaise (voir 1′ ,,E.-S.B.” du 7/1/1948),
le même auteur examine lès discussions cle. l’Assemblée
annuelle, tenue par la Société Néerlandaise d’Economie
et de Statistique, â Utrecht le 13/12/1947, qui furent
consacrées aux problèmes d’industrialisation aux Pays-
Bas. L’Assemblée était unanime quant â la nécessité
de l’industrialisation. Les débats portérent principalement
sur les systèmes â appliquer.
Professeur
P. Hennipnian,
Le caractère productif des
crédits auz consommateurs.
L’on pense fréquemment que les crédits aux consom-
mateurs sont ïmproductifs. Cette opinion doit être
combattue. Tiut service rendu aux consommateurs est
plutôt ,,productif”. Ainsi les crédits aux consommateurs
(Gouvernementaux ou privés) le sont également.
1%Ir A.
van Oven,
La certification des titres (II).
k
Le but poursuivi par lacertification des titres, soit de
rechercher les titres, soit de découvrir les valeurs ennemies
thésaurisées, facilite, en même temps, le contrôlé fiscal
et la réglementation du change. Le système rencontre beaucoup de critiques. Pourtant ii est indéniable qu’ ii
offre aussi bien au Gouvernement qu’l la Coinmunauté
beaucoup d’avantages.
SUMMARIES.
Victor van Rompuy,
The Belgian Budget for 1948.
The consequences of the war are still visible in the new
Belgian Budget. It is, however, the first postwar Budget
which is in equilibrium. There is a possibility that the.
new equilibrium in Governmental finance will exert some
pressure on the private sector of the Belgian econoniy
Professor
G. M
Verrijn Stuart,
Industriczlisation problems
in the J.Vetherlands.
The second part of the 1947 Annual Meeting, of the
Dutch Economic and Statistical Society at. Utrecht on.
December, l3th, was dedicated to the problem of industria-
lisation in the Netherlands. There was no difference of
opinion about the necessity of industrialisation. Discus-
sions centered mainly around the implications of the way
ahead.
Professor P.. Hennipman,
The productie character of
consumers’ credits.
It is frequently thought that consumers’ credits are
,,improductive”. This opinion is to be criticised, every
service to consumers being ,,productive”. Credits to
consumers (Government and private individuals) are
therefore productive too.
Mr
A.
van Oven,
The registration of stochs and bonds (II)
In addition to purposes of tracing and stock-taking
of enemy capital the registration of securities facilitates
fiscal controls and exhaiige regulations. The system is
much criticised, but major advantages for the Government
and the community are not to be denied.
44
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
21 Januari 1948
DE BELGISCHE RIJKSBEGROTING
VOOR
1948.
–
Gedurende de Kerstweek met een vertraging van na-
genoeg drie maanden op de wettelijke termijn verscheen de
Algemene Toblichting tot de Begroting. van ‘ontvangsten
en uitgave?i voor het dienstjaar 1948, welke o.a. het
overzicht bevat van het Belgisch budget voor ‘dezelfde
tijdspanne. Dit artikel tracht het essentiële er van weer
te geven en nader toe te lihten.
St,’urtuur pan het budget.
Het budget 1948 valt uite6n in drie grote delen:
de’ gewone-ontvangsten en uitgaven, d.i. de begro-
ting van ‘s Lands-Middelen en de begroting van de ge-
wone uitgaven. Onder deze laatste werden gegroepeerd:
de credieten tot het’ dekken van de gewone, permanente
lasten, welke het bestuur van het land meebrengt (be-
stuursuitgaven, pensioenen, dienst van de staatsschuld,
enz.), de pensioenen van de oorlogsslachtoffers en de
interesten van de Muntsaneringslening;
de ontvangsten en uitgaven, welke onmiddellijk
voortspruiten uit de oorlogsgebeurtenissen en van essen-tieel tijdelijke aard zijn, derwijze dat ze niet kunnen aan-
zien wOrden als thuishorende in de gewone Rijksbegroting.
Als ontvangsten komen aldus voor: herstelvergoedingen,
winst op invoer van goederen door de economische zendin-
gen
1),
enz.; onder de uitgaven: kosten van administratieve
diensten, welke nog het gevolg zijn van de oorlog, de
economische subsidiën en de toelagen aan de Zelfstandige
Kas voor Herstel van, de Oorlogschade. – . 3. de buitengewone ontvangsten .en uitgaven. De ont-
vangsten omvatten in hoofdzaak de opbrengst van de
speciale en uitzonderlijke belastingen in verband met de
geldzuivering: de uitgaven,’ de daaruit voortvloeiende
buitengewone aflossing van de Muntsaneringslening, verder
de credieten voor nieuwe investeringen en het, herstel
van het openbaar domein.
Ziehier overigens de structuur van het budget in cijfers.
TABÈL i
–
-, –
–
Samengeatte staat oan de begroting 1948. –
(in milliarden f
,
‘.)
Begroting
‘
Uitgaven
Inkomsten
Saldi
Gewone
………………..
395
52,9
+ 13,4
Oorlog ………………….
,
16,0
2,7
– 13,3
Bi.iitefigevone
.
…………..
17,
9,9
– 7,4
Totaal
………………..
72,8
65,5
– 7,3
FIet is een bekend principe van de leer der Publieke
Fin’anciën, dat binnen zekere grenzen de inkomstèn
worden geregeld naar de uitgaven. Logischerwijze wordt
dan ook begonnen met een analyse van de voorziene
credieten.
De staatsuitgaoen
De’ uitgaven kunnen procéntueel verdeeld worden
ls volgt:’
gewone begroting ……54 pCt
oorlogsbegi-oting
22 pCt
buitèiigèwone begroting.. 24 pCt
De voornaamste gewone uitgaven worden weergegeven
in de tabel bovenaan op de volgende kolom.
De dienst van de staatsschuld vormt één van de voor-
naamste posten van de gewone begroting. De aangroei
tegenover onmiddellijk voor de oorlog is aanzienlijk:
8,1 mrd fr. tegenover 2,4 mrd fr. in 1939. Nochtans is
die stijging niet in verhouding tot de werkelijke verhoging
‘,ran de totale schuld van het Rijk: 257,5 mrd fr.
2)
per
‘) di. de opbrengst te verwezelijken, door het toekennen aan
de Schatkist van het verschil tussen de kostprijs der goederen,
door de economische zendingen van de Staat ingevoerd en de ver-
koopprijs
op
de buitenlandse markt,
) Gemoratoriseerde schuld
1914-1918
niet inbegrepen.
TABEL
II
Voornaamste gewone uitga en t’an de
begroting 1948.
(in milliarden fr.)
pct
van
totale
gewone
uitgaven
Dienst
Rijksschuld
……………..
8,1
224
Bestuursuitgaven
…………….
-f3,8
38,3
Pensioenen
………………….
7,3
20,1
Diverse
…………………….
6,8
19,2
36,0
100,0
Kwade Posten en terugbetalingen
. .
3,4
Totaal
……………………….
.
394
–
einde September 1947 tegenover 49,4 mrd fr.
3)
per einde
December 1939. De aangroei komt nl. het sterkst voor bij
de schuld op korte termijn (schatkistcertficaten geplaatst
bij de Nationale Bank of private banken), waarvan de
rente beperkt of zelfs volkomen nul is.
De bestuursuitgaven worden gevormd door de uitgaven,
welke nodig zijn voor de werking van de verschillende Open-
bare diensten. Met dien verstande nochtans, dat de
credieten voorzien voor de diensten, welke nog direct
verband houden met de jongste krijgsgebeuren, hier niet
werden geteld, maar ingeschreven op de oorlogsbegroting.
De wedden van het personeel in overheidsdienst nemen
80 pCt weg van de totale bestuursuitgaved op de gewohe
begroting, hetzij ongeveer 11 mrd fr. De sterke aangroei
van het overheidspersoneel is aan dit cijfer tiatuurlijk
niet vreemd.
De voornaamste oorlogsuitgaven werden samenge-
bracht in onderstaande tabel.
TABEL
III
.
Vobrnaarnste oorlogsuitgaert pan de begroting 1948.
(in milliarden fr.)
Economische subsidiëri …………………………..
8,5
Herstel Oorlogsschade ……………………………
. 4,4
Werking Oorlogsdiensten …………………………0,9
Diverse………………………………………
2;2
Totaat
..
. . . …………………………………..
.
16,0′
Er zij dadelijk aan herinnerd, dat op deze begroting
slechts de uitgaven werden samengebracht, welke nog
rechtstreeks voortvloeien uit de oorlogsomstandigheden.
Zowel op de buitengewone als op de gewone begroting
worden posten aangetroffen, welke dadelijk kunnên
1
geïdentificeerd worden als. zijnde indirect te wijten aan
de oorlog. Zo o.a. de buitengewone aflossing van de munt-
saneringslening (9,3 mrd fr.) en de interesten van genoemde
lening (1,3 m’rd fr.), de oorlogspensioenen (min. 1,8 mrd
fr), herstel ‘van het openbaar domein (3,0 mrd fr).
Samen met het bedrag van de oorlogsbegroting (16 mrd
fr.) wordt aldus een totaal bereikt van 31,4 mrd fr.,
hetzij 43 pCt van de totale staatsuitgaven, welke recht-
sti’eeks of onrechtstreeks betrekking hebben op de oorlog.
Voor het herstel van de materiële oorlogsschade werden
op de oorlogsbegroting voor 8,5 mrd fr. credieten inge-
schreven (0,9 mrd fr. voor sçhade aan personen). Twee en
een half milliard daarvan zijn toegewezen aan de Zelfstan-
dige Kas voor 1-lerstel van de Oorlogschade. Dit organisme
is er mee belast voor rekening van de Staat de definitief
vastgestelde herstelvergoedingen uit te betalen. De
financiering van de kas zal verzekerd worden door jaar-
lijkse dotaties van 2,5 mrd fr., gedurende 15 jaar op dé
staatsbegroting in te schrijven.
De economische subsidiën worden verleend in het
kader van de prijzen- en loonpolitiek, hetzij aan dè ver-
bruikers, hetzij aan de producenten. De jongste wijzigingen
in genoemde politiek
2)
brachten voor het budget een
ontlasting, welke geraamd wordt op 6,5 mrd fr. Hier-
onder volgt de detail van de voorziene economische
toelagen.
Zie hierover meer in ,,E,-5,B,” van
19
November
1947,
blz.
922: R.
alaingain, ,,De nieuwe subsidiepolitiek in België” en
,,E.-.S.B.” van
6
Augustus
1947,
blz.
626: V.
van Rompuy, ,,Ex-perimenten in verband met de Belgische prijzenpolitiek”.
I
t
21 Januari 1948
‘ECONOMISC}i-STATISTISCHE BEICHTEN
45
1.voedingswaren
. :…………………. 0,5
mrd fr.
industriële producten
……………..1,0
riird fr.
toelagen aan de N.M.B.S.
1)
……….J,25 .mrd Ir.
cornpensatievergoedingen …………..5,8 mrd fr.
To Laat
…… . …………………….. 8,55 nii’d fr.
‘) di. Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen.
De voornaamste josten van de buitengewone begroting
zijn de volgende
TABEL IV
Voornaamste buitengewone uitgaQeh oan de begroting 1948.
(in milliarden. fr
.)
Buitengewone arnortisatie van de openbare schuld
…..
9,3
Nieuwe immobilisaties
…………………………..
4,8
Herstel van openbaar domein
……………………..
3,0
Diverse
…………………………………….
0,3
Totaal
…………………………………………
74
De 9,3 mrd Ir. buitngewone aflossing van de openbare
schuld is niets anders dan de voorziene delging van de
Muntsaneringsiening. 1-let tegengewicht daarvan wordt
gevonden in de ontvangsten van de speciale en uit-
zonderlijke belastingen, waarvan de verwaéhte opbrengst
onder de ontvangsten van de buitengewone begroting
is verbield.
De overige 7,8 mrd fr. vertegenwôordigen investering-
uitgaven in het kader vhn het tienjarig programma der
openbae investeringen.
rr
o
t hier de voorziene credieten. Hoe zullen de voor-
gestelde uitgaven nu gedekt worden?
De staatsinkomsten.
Er w’ordt vooropgesteld, dat de gewone lasten en dezé
direct voortvloeiend uit cle oorlogsomstandigheden zullen.
moeten gedekt worden door de belasting. Daarenboven
bevat de buitengewone begroting voor 9,3 mrd fr. spepiale
en uitzonderlijke belastingen, wèlke in verband staan
met de geidzuivering. Hieronder volgt de procentuele verdeling van de inkomsten over de verschillende be-
grotingen: ,
gewone
80,7 pCt (waâran 94 pdt belastingen)’
oorlog
4,1 pCt
buitengew.
15,2 pCt (waarvan 95 pCt belastingen),
De fiscale lasten blijven dus zwaar. Bij gebrek aan
beter statistisch vergelijkingsmateriaal (o.a. raming van
het nationaal inkomen) moge dit blijken bit onderstaande
tabel, welke de opbrengst van de belastingen – behalve
van de uitzonderlijke en speciale belastingen – voor
1938, 1947 en 1948 samenbrengt.
TABEL V
–
Opbrengst ean de belastinjen in België 1938, 1947 en 1948.
(in milliarden
f
,
)
Belastingen
1938 1947 1948-
1948
Indicss
;1948.
‘)
‘)
‘)
1938,= 100 1947′.= 100
Directe
……….
3,1
14,3
17,3
551
Douane en
.
Accijnzen
. . . . 3,1
9,8
10,8
352
–
110
Registratie en
Domeinen . . . . 3,3
19,1
21,9
647
113
Totaal
……….
‘
9,5
4
32
49,6
521
.
…
‘) definitieve rekeningen.
‘) waarschijnlijke ontvangsten.
‘) begrotingsramingen.
Uit bovenstaande cijfers kan eveneens afgeleid worden,
dat de begrotingsramingen 1948 gedaan’ *erden in de hypothese, dat de actuele hoogconjundtuur in de loop
van dit jaarnog zal voortduren. Dit wordt overigens op
verschillende plaatsen expliciet in de Algemene Toelich-
ting verklaard
4).
De stijging van de ontvangsten uit directe belastingen
tegenover 1947 wordt gemotiveerd door de verbetering
van de conjunctuur in 1947 tegenover 1946.
‘) Algemene Toelichting, blz. 149-153.
Het rMâtief weinig blangrijke bedrag oorlogsontkng-
stefi (2,7 ‘mrd fr.) wordt vertegenwoordigd door herstel-
vergoedingen enwinsten op de invoer van de economische
zendingen.
De buitengewone ontvangsten bestaan in ho’ofdaak
uit belastingen in verband met de geldzuivering. Er dient
opgemerkt, dat een groot deel vân deze belastingen niet
uit het lopend inkomen moeten betaald worden daar
hiertoe de 40 pCt tijdelijk of de 60 pCt definitief geblok-
keerde bedragen kunnen aangewend w’orden. –
Het eeenwicht van de. begroting.
Uit bovenstaande en inzonderheid uit tabel .1 b1ijk,
dat le Belgische begroting 1948 financieel in evenwicht
is, t.t.z. dat de gewone lasten (dienst van de staatsschuld,
bestuursuitgaven, pensioenen, enz.) .en deze voortvloeiend
uit de oorlogsomstandigheden (economische subsidiën,
herstel van oorlogschade en oorlogsdiensten) door de
belasting zullen gedekt worden. Het deficiet van de
buitengewone begroting, dat exclusief uit investerings-
uitgaven bestaat, zal door de lening worden gèfinancierd.
Het is de eerste maal sinds de bevrijding, dat aldus aah
de klassieke regëls van het financiële evenwicht’ v’an de openbare financiën wordt voldaan.
Een kndere vraag is echter; bp welk niveau -dit even-
wicht 1vordt bereikt. Tabel VI ‘erschaft hierover meer
uitleg. I-Iet’hlijkt, dat zowel de indices van de’uïtg’aven
als vah de ontvangsten op basis 1938 100 liggén tus-
seii 450 en 500. Alleen de buitengewone uitgâvën
bèreiken
index 318. Na vergelijking met andei’e donjunctuur-
gegevens op basis 1936-’38 = 100 – bais ‘elke overigebs
nog enkele proenten beneden de cijfers ‘van 1938 ligt
als daar zijn: het algemeen’prijsniveau (index 360
It
390)
en de totale monetaire circulatie (index 335 per einde No-
vember 1947), dient in alle objectiviteit gezegd, dat hier minder, redenen tot tevredenheid bestaani Wanneer ver-
klaard wordt, dat ,,de bedragen welke zullen gevraagd
worden aan het gespaard vermogen voor de investerin’gen
in het openbaar domein en het herste’ van het particu-
lier domein, benevens’ de door de belasting verkregn
bedragen, dè mogelijkheden van de kapitaItlriiaëkt niet
zullen overschrijden”
5),
dan is dit eeii bewering, w’aavoi
de ‘ereiste âanknopingspuiten ontbe’ken om iii te gâan,
in hoever dit ôptimisme door de economischë sealiteit w’irdt gerechtvaaidigd. Onwillekeurig wördt bij ht na-
slaân van tabl VI hieronder de indruk opgedaais, dat
het beperkt Begrotingscomité, ook wel het ,,doinité de
la hache” geheten, bij de herziening van de door de oïidé-
cheidenlïjke bestui’en ingediende begrotiigen de’ bijl nièt fel genoeg’ heeft gescherpt:
Vergelijking met de begrotingen 1938, 1945-’46 en ’47.,,
In bnderstaande tabel wërden de dèfinitieve ‘of vdor-
lopige rekeningen van de begrotingen voor 1948, 1945-
’46 en ’47 sarnengesteld in vergelijking met d6 cijfers
voor 1948. Om de vergelijking mogelijk te maken werden
bit de cijfers voor 1946 tôt 1948 de bed’agen, wélke betrekking hebben op de muntsanering weggelaten.
De besluiten, w’elke er uit te halen zijn, kunnen zönder
commentaar dadelijk door de lezer afgelezen worden:
Besluit.
.
..
.
De Belgisdhe begroting 1948 draagt nog diep de sporen
van de oorlog. 1-laast de helft van de voorziene credieten
kan direct of indirect teruggebracht worden tot het
jongste krijgsgebeuren: ‘Het is een ‘ontegensprekêlijke
verdienste van de huidige Regering.desondanks voor de
eerste. hiaal sinds de bevrijding van het land een sluitend
budget aan het Parlement te hebben ‘voorgelegd. Er
wordt immers voorzien
;
dat de gewone lasten en deze
welke direct voortvloeien uit de oorlog, volkomen zullen
gedekt worden door de belasting en dat de lening enkel
‘)
Algemene Toélichting, blz. 199.
57.091
20.634
103
9
20.746
– 7.731
-26.141
– 2.473
-36.345
78.601
41.328
3.810
45.138
+ 9.404
-29.311
-13.556
-33.463
Samen9attende staat der begrotingen 1938 – 1945
1946 – 1947 – 19481).
(alle bedragen in millioenen Jr.)
Indices
1938
1)
11.593
2.528
1948
1947 = 100
113
65
126
97
Totaal
11.143
1
)
Saldi.
Gewone
–
485
Oorlog
–
Buitengew
–
2.493
Totaal
…….
–
2.978
‘) Van de cijfers voor
1946-1947
en
1948
werden de bedragen met betrekking tot de muntsanering afgetrokken.
‘) definitieve rekeningen – bedrag 1.757
millioen fr. leningen niet Inbegrepen.
3)
stand der rekeningen.
‘) vermoedelijke uitkomst der rekeningen. In de buitengewone’ uitgaven werden 10.846 millioen fr. stortingen bij de Internatio-
nale kredietinstellingen weggelaten. ‘) begrotingsramingen.
46
TABEL
VI
Uitgaven.
Gewone ……
Oorlog…….
Bultengew…..
Totaal
Ontvangsten.
Gewone ……
Oorlog
.
…….
Buitengewi.
ECONOMISCH-STATISTISCHÉ BERICHTEN
21 Januari 1948
14.121
11.108
35
1)
1945
3)
28.365
26.244
2.482
31.924 33.121
13.556
1946
1
• r 34.912
24.538
6.364
65.814
.0.Tti
,,. 45.380
1.300
46.680
+10.48
-23.238
– 6.364
19.134
1947
63.554
52.871
2.710
656
56.237
+ 13.397
-13.315
– 7.398
– 7.316
39.474
16.026 8.054
1948
6
1948
1938 = ‘100
} 479
318
450
476
505
116
208
120
Zal aangewend worden tot financiering van de ‘investe-
ringsuitgaven. De vraag kan echter worden gesteld of
de hoogte, waarop dit rileuw financieel evenwicht wordt
bereikt, geen te zware offers aan de private sector van de
economie van het land zal vragen. Tenslotte zij opge-
merkt, dat de begrotingsramingen werden gedaan in de
hypothese, dat de actuele hoogconjunctuur in 1948 zal blijven voortduren. Er zijn zeker factoren, die dit opti-
misme ‘wettigen; er zijn er andere, welke de tegenover-géstelde richting in gaan. Hopen we in elk geval, dat de
eerstedoors]aggevend zullen zijn.
Brussei»
VICTOR VAN ROMPUY
DE INDUSTRIALISATIE VAN ONS LAND.
Zoals wij reeds in ons vorige artikel’) hebben opgemerkt,
was het debat over de industrialisatie van ons land in de
jaarvergadering van de Vereeniging voor de Staathuis-
houdkunde en de Statistiek op 13 December 1947 bij-
zonder belangwekken.d.
Aan dit vraagstuk was het prae.advies van
Dr G. A.
Kohnstamm
gewijd. Deze gaf een weinig opwekkend
beeld van de economische toestand hier te lande. Het
uitgangspunt van zijn betoog vormde de betalingsbalans.
Op grond van de beschikbare statistische gegevens maakte
de prae-adviseur een prognose der toekomstige ontwikke-
ling en kwam daarbij tot het vrij hedroevende resultaat,
dat er behoudens maatregelen om dit euvel af te wenden
in 1952 eerf nadelig saldo der lopende posten zal voorko-
men van niet minder.dan 1.330 millioen gulden. Om dit
gat te dekken zal er dus tot dat bedrag een netto pro-
ductieverhoging in ons land nodig zijn, hetzij in de vorm
van uitvoervermeerdering,’ hetzij in die van invoer-
vermindering. Dit kan worden bereikt door een vermeer-
dering van de binnenlandse productie tot een bedrag van
1.900 millioen gulden, waarop 570 millien in mindering
moet worden gebracht wegens de daartoe vereiste ver-
meerdering van import van grondstoffen en andere
productiebenodigdheden uit den vreemde. Houdt men
rekening met het feit, dat voor de uitvoering van dit
productieprogramma buitenlands crediet nodig is, waarop
rente en aflossing moeten worden betaald, dan wordt
het gat zelfs 1.466 millioen en het cijfer der vereiste
productievermeerdering 2.100 millioen gulden.
Als men nu vraagt naar de oorzaak van de moeilijke
toestand van ons land, dan luidt het antwoord gewoon-
lijk: oorlogsbeschadiging en andere nadelen van de Duitse
bezetting, benevens enkele na-oorlogsgevolgen, zoals ver-
lies van het achterland en de troebelen in Nederlands-
1)
Zie: ,.Structuurveranderingen in onze welvaartsbronnen” in
,,E.-S.B.” van
7
Januari
1948,
blz.
8.
Indië. Dit usantiële antwoord acht Dr Kohnstamm slechts
ten dele..juist. Van ‘de moeilijkheden, waarvoor wij thans
staan, wordt naar schatting 8 pCt gevormd door de
naweeëo van de grote depressie der dertiger jaren; 40 pCt
is een gevolg van de aanzienlijke bevolkingsvermeerde-
ring in Nederland en ,,slecht” ruim 50 pCt is recht:
streeks oorlogsgevolg.
De demografische ontwikkeling van Nederland heeft
intussen tot gevolg, dat de arbeidsmarkt er in de komende
jaren minder ongunstig zal uitzien dan velen in de huidige
periode van acute schaarste aan arbeidskrachten geneigd
zijn, te geloven. Niet hier ligt de ,,bottle neck” van het
probleem, waarvoor wij staan. Deze is veeleer gelegen in
de moeilijkheid om ons gehele bedrijfsapparaat in vol-
doende mate uit te breiden en van meer grond- en hulp-
stoffen te voorzien. En toch zâl dit’ moeten gebeuren,
wil niet het welvaartspeil hier te lande een allerbedenke-
lijkst laagtepunt bereiken,
Daarbij zal verreweg het leeuwendeel van de taak te
vervullen zijn door de industrie. Wij deelden reeds in
ons vorige artikel mede, dat Dr Kohnstamih nauwelijk enige vermeerdering van landbouwproductie verwacht.
Oök andere bedrijfstakken zullen het grote gat in de
betalingsbalans niet in belangrijke mate kunnen opvullen.
Zo zal het dus op de industrie neerkomen en in deze
bedrijfstak zullen het, gegeven de indutiialisatiemogelijk-
heden ten onzent, weer in hoofdzaak d metaalnijverheid,
de textiel- en de chemische industrie zijn, op welke de
hoop zal moeten worden gevestigd.
Deze enorme industrialisatie, waarbij niet minder dan
350.000 nieuwe arbeiders in de nijverheid zullen moeten
vorden”ondergebracht, kan onmogelijk door de Over-
heid
worden
voibracht, hetgeen Dr Kohnstamm ook
gè’enszins wenselijk zcfu achten. Alen bedenke slechts,
dat bij een gemiddelde van 100 arbeiders per onderne-
ming 3.500 nieuwe ondernemingen nodig zijn om aan
allen werkgelegenheid te verschaffen. Het is zonneklaar,
da’t de projectkeuze voor al deze ondernemingen in gen
geval door de Overheid kan worden verricht. Het leeuwen-
deel moet derhalve aan het particuliere initiatief worden
oveigelaten en daarvoor zijn ondernemers nodig, die
dit
1
probleem weten aan te palken. Maar deze zullen,
indien zij er al in voldoende mate komen, slechts dan
hun bedrijf tot wasdom kunnen brengen, indien hier te
lande een gunstig ,,klimaat” heerst voor nieuwe industria-
lisatie. Daaraan ontbreekt volgens Dr Kohnstamm nog
veel en hier ligt wèl een belangrijk terrein voor de Over-
heid, die naar zijn mening vrij vèrgaande maatregelen
zal moeten treffen. De grote lijnen der industriële ont-
wikkeling van ons land moeten krachtens een verstandige
,,planning” worden aangegeven. Fiscale faciliteiten, over-
neming van een deel van het ondernemersrisico-bij de
21 Januari 1948
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
47
uitvoering van nieuwe projecten, passende hantering van
de Bedrijfsvergunningenwet ter bevordering van voor de
binnenlandse markt werkende nieuwe ondernemingen,
gepaard aan, invoerbelemmering ter bescherming van de
aldus geschapen semi-monopolistische posities, zullen op
dit programma moeten• voorkomen. Dr Kohnstamm
erkent het gevaar, dat aan sommige dezer middelen is
verbonden, en hij wijst er bijv. op, dat invoerbelemmering
slechts .dan is verantwoord, indien uiteindelijk de pro-
ducten hier beter worden gemaakt dn in het.buitenland.
Bij alle planmaatregelen zal er echter voor moeten worden
gewaakt, dat niet ,de fantasierijke durf en intelligentie,
die wij bovenal nodig hebben in den ondernemer, op stal worden gezet en plaats maken voor een ambtelijke tred-
molen”. In zijn prae-advies gaf Dr Kohnstamm een citaat
uit een beschouwing van R. A. Slade, die de door hem
aangehangen gedachtengang duidelijk tot uitdrukking bracht en waarop hij ook.bij zijn repliek aan het einde
der vergadering nog eens de nadruk legde:
,,A new industry i.s alwo.ys started by one or two indivi-
dual.s; it does not grow naturally .out of an organi.sation.
Science, research and organisation are all necessary aids
to the man who is providng the drive, but without the direct
personal drive there will be no new industry”.
Of het nu met de industrialisatie in de door Dr Kohn-
stamm gewenste omvang zal gelukken, is nog de vraag.
De prae-adviseur zelf heeft er in zijn repliek op gewezen,
dat zijn industrialisatieschema als het sluitstuk voor de
oplossing der moeilijkheden met onze betalingsbalans
moet worden beschouwd, en dat er dus vermoedelijk niet
precies zoveel geïndu’trialiseerd zal worden, dat de
betalingsbalans juist sluit.
Het probleem van de aanpassing van de Nederlandse
industrialisatie bij de dienovereenkomstige plannen van
andere landen ingevolge Marshall-plan en Benelux is zo
omvangrijk en behelst nog zoveel onzekerheden dat Dr
Kohnstamm hierop’ niet uitvderig meer is ingegaan. 1-lij
wijdt een korte beschouwing aan dit vraagstuk, doch
de gedetailleerde uitwerking viel buiten het door hem
in acht genomen kader.
Het zou aantrekkelijk zijn uit dit prae-advies nog
menige greep te doen, doch dat zou meer ruimte eisen
dan hier te onzer beschikking kan worden gesteld.
Wij komen thans tot ‘de oppositie, die Dr Kohnstarnm
heeft geronden. Daarbij trok het, zoals de prae-adviseur
zelf in zijn repliek aan de debaters opmerkte, in de eerste
plaats de aandacht, dat zijn uitgangspunt eigenlijk niet
was aangevallen. Dat het er met Nederland bedenkelijk
uitziet en dat onze allerminst gunstige positie zich in
een slechte betalingsbalans uit, werd door de aanwezigen
ter vergadering als juit erkend. Dat men op grond van
de beschikbare gegevens kan trachten een prognose te
maken voor een vijfjarige periode werd blijkbaar even-
eens een op zich zelf aanvaardbare methode geacht.
Daarentegen werd wel enige critiek geoefend op de
exacte vorm, waarin Dr Kohnstamm zijn prognose had
gegoten. Zo wees bijv.
Dr G. C. A. van Dorp
erop, dat
men tot heel andere resultaten komt, indien men bijv.
van een andere dollarkoers uitgaat. Nu is het geenszins
onmogelijk, dat de varhouding tussen gulden en dollar
zich in de komende vijf jaren zal wijzigen en dan ziet
het gat in de betalingsbalans er ook weer anders uit.
Dr Kohnstamm heeft zich daartegenover op het stand-
punt gesteld, dat hij had geroeid met de riemen,,die
te zijner beschikking stonden en dat, als men zijn resul-
taten niet bevredigend achtte, dan maar een andere
basis moest.worden genomen, waarop een nieuwe bereke-
ning zou kunnen worden gemaakt.
Voorts werd de prae-adviseur aangevallen over ver-
schillende leemten in zijn betoog. Zo merkte bijv. de heer
Ed. van Cleef/
op, dat de handel, die een zeer essentiële
bedrijfstak in Nederland is, in dit prae-advies stiefmoeder-
lijk was behandeld. 1-lierop antwoordde Dr Kohnstamm,
dat de hem opgedragen taak bestond in het bespreken
van de industrie en niet van andere bedrijfstakken. Overi-
gens was hij het geheel met de heer van Cleef 1 eens, dat
ook voor de handel en met name voor de internationale
handelspolitiek ,,planning” op lange termijn nodig is;
dat dit niet plaatsvindt, was één van zijn grootste grieven
tegen het huidige bewind, dat z.i. een veel te incidentele
,,do ut des” politiek volgt.
Enkele sprekers, te weten
Dr G. G. A. van Dorp
en
Mr H. E. Schef ter,
verweten Dr Kohnstamm, dat hij
de betekenis van de scheepvaart voor het vullen van
het gat in de betalingsbalans had onderschat. Dr Kohn-
stamm antwoordde hierop, dat zelfs indien het uit het
Marshall-plan voortvloeiende peil voor de Nederlandse
scheepvaart zou worden bereikt, leidende tot een op-
brengst van 200 pCt van die van 1938, dit toch nog
slechts een bescheiden bedrag zou betekenen, dat tegen-
over het totaal hierboven ‘genoemde gat van rond 1,5
milliard gulden in ‘het niet zou zinken.
Een andere leemte in het betoog van Dr Kohnstamm
werd gesignaleerd door
Ir W. H. van Leeuwen,
die er op
wees, dat er in onze industrie nog altijd een grote over-
capaciteit van onbenutte kapitaalinstallaties voorkomt.
Deze kan men in werking stellen met betrekkelijk weinig
geschoolde arbeidskrachten en, althans voorzover zulks
het vaste kapitaal betreft, zonder besteding van deviezen:
O deze wijze is een belangrijke en weinig kostbare ver-
hoging van de productie hier te lande mogelijk en,Ir van
Leeuwen deed een beroep op allen, die met dit vraagstuk
hebben te maken, om het in de door hem aangegven
zin mede te helpen oplossen. ‘
In zijn repliek erkende. Dr Kohnstamm de juistheid
van deze op rijke industriële ervaring berustende
–
op-
merking. –
Uit een andere hoek kwam de belangwekkende oppositie
van
Prof. MrJ. G. Koopmans.
Deze betoogde, dat de
prae-adviseur weliswaar een voörtreffélijk betoog had
geleverd in technische zin, doch dat hij bepaalde econo-
mische aspecten van de door hem behandélde problemen
had verwaarloosd. Daarbij dacht Prof. Koopmans met
name aan het financiële probleem. Ook hij weet wel, dat
het voor de verkrijging van meer productie in de eerste
plaats nodig is reëel kapitaal met reële arbeidskracht
te combineren, doch de geidrekening, die in ons econo-
misch leven’ wordt gevoerd, dient er voor 6m de onder-
nemers de weg te wijzen. ten aanzien van de plannen,
die wel, en die, welke niet verwezenlijkbaar zijn. Het
Zwitserse. motto: ‘,,Geld spielt keine Rolle”, oftewel als
er gee.n geld is, dan moet he maar op de een of andere
manier worden gemaakt, is volkomen onjuist, daar het
misleidend werkt bij het verschaffen van inzicht over de
reële mogelijkheden. Dit wordt te gevaarlijker, wanneer
de prijs van het geldkapitaal, de rente, door een goedkoop-
geldpolitiek wordt gevitiëerd. Wie technisch georiënteerd
is, heeft vaak de neiging – en ook Dr Kohnstamm is
daaraan niet geheel ontkomen – om bij de stichting van
nieuwe ondernemingen deze terstond zo perfect mogelijk
te maken, maar dat is gewoonlijk zeer duur. Dit doet
echter hetzelfde gevaar rijzen, als een koopman in de
woestijn loopt, die met zijn karavaan op weg gaat met een
onvoldoende watervoorraad; men blijft op een zeer on-
gelegen moment ergens op de productie-omweg vôÔr
het einddoel steken. Daarom moeten naast de technische ook de financiële mogelijkheden terdege worden bezien,
zowel wat de beschikbaarheid der te investeren geld-
bedragen als wat de rendabiliteit betreft.
De prae-adviseur antwoordde hierop o.a., dat bij dé
industriële projecten, waarmee hij in de praktijk te maken
had gehad, de hoogte van de rente vrijwel geen rol speelde.
Niet deze bleek van belang, maar wel de ,,pay-out-time”,
d.w.z. de periode, binnen welke de ondernemer het geld,
dat hij in een zaak steekt, er in totaal weer uit terug kan
krijgen. .
48
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
–
21 ‘Januari,1948
Wij willen hierop het
•
veel omstreden rentevraagstuk
niet in den brede ingaan, maar er slechts op wijzen, dat
wij de indruk ,kregen, dat dit anVwoord langs het betoog
van’Prof.. Koopmans heenging. Kennelijk had Dr Kohn-‘
stamrn het oog op projectendie in het vraag- en aanbod-
scheia ter kapitaalmarkt verre binnen de marginale
zône blijven en waarbij dus inderdaad de hoogte van de
rente onbelangrijk is, tdrwijl Prof. Koopmans op de
gezamenlijke investeringsprojecten doelde, waarbij – men
denke aan grote delen van het bouwbedrijf – de rente
wel degelijk een factor van belang is.
De verwaarlozing van de financiële zijde van het aan de
orde gestelde vraagstuk werd, de prae-adviseur ook in
ander verband verweten.
Dr G. C. A. oan Dorp
en zijn
naamgenoot
Drs G. C. T. Qan Dorp
hebben het bezwaar
guit, dat Dr Kohnstamm geen aandacht had geschonken
aan’ let geldvraagstuk. De hier. te lande gevolgde geld-
politiek, hestaande’in een cômbinatie van loon- en prijs-
contrôle, credietcontrôle, handhaving van de officiële
wisselkoersen met behulp van een stelsel van déviezen-
re’stricties, en’ doorkruist door een deficitair en dûs infla-,
torisch werkend overheidsbudget, verdoezelt de werke-
lijle toestânden. In feite achtten beide sprekers het prijspeil
hier reeds,te hoog en dus vaak prohibitief voor de uit-.
voer. Koersaanpassing en opheffing van prijscontrô]e en
van deviezenrestricties zouden voor onze industrie een heel
wat beter. ,,klimaat” scheppen dan dat, waarmee men
thans is opgescheept.
Tegenover dit op vrijheidslierstel gerichte betoog ver-
d’edigde
Prof. Dr J. Tinbergen
de prijs- en loonpolitiek
der Regering, welke er o p is gericht het kostenpeil laag
te houden. Daarmee bleek ook Dr Kohnstarnm het eens
te zijn. Zolang ons land nog in een toestand van surséance
vekeert, gedurende welke het op steun krâchtens het plan
Marshall is aangewezen, kan z.i. van vrijheidsherstel geen
sprake zijn. Eerst nadat onze huidige existentiecrisis tot
het, verleden zal behoren, kaii daaraan weder worden
gedacht. –
Dit betoog heeft ons niet geheel kunnen overtuigen.
De kern van het monetaire vraagstuk ligt momenteel in
de onevenwichtigheid der overheidsfinanciën. Wanneer
deze weer behoorlijk zullen zijn geregeld, zal, behalve
met betrekking tot de eerste ‘levensbehoeften, indien en
voorzover daaraan alsdan nog schaarste blijkt te bestaan,
de prijs- en looncontrôle grotendeels kunnen ‘worden op-
geheven, mits slechts door, effectieve contrôle op de gelcl,s-
omloop verdere ontwaardirig van het ruilmiddel wordt
voorkomen. Zolang echter de oyerheidsfinanciën in zulk
een droevige staat blijven verkeren als thans, heeft men
slechts de keuze tussen de voor elke rechtgeaarde onder-
nemer zo hinderlijke contrôle met alle bedenkelijke neven-
gevolgen van, dien, waaronder de door
Dr pan Dorp
en
ook door
‘Ir H. 1. Keus
gesignaleerde schijnwinsten
van het bedrijfsleven, voor een belangrijk deel afgeroomd
door opgeblazen belastingen, enerzijds, en een afglijden langs de veg ener matloze inflatie anderzijds. Dit laatste
wil men hier te:lande becaaldelijk niet, en terecht. Maar
dan betekent dit ‘ook, dat men, zolang de Overheid geen
evenwichtige huishouding w’eet te bereiken, nog niet van
de veelheid van contrôlemaatregelen loskomt.
Gesteld nu echter, dat men de monetaire zijde van dit
gehele problemencomplex via sanering der overheids-
huishouding en met verbetering van het, belastingstelsel
(waarbij
I, Keus
wees op het gevaar van fiscale uitholling
van het bedrijfsleven als gevolg van de miskenning van het beginsel der vervangingswaarde) tot oplossing weet
tè’ brengen, zal dan het bedrijfsleven zich moeten ont-
wikkelen volgens de methode door Dr Kohnstamm aan-:
gegeven, d.w.z. volgens een combinatie van overheids-planning en particulier initiatief ter verkrijging van een
sterke opvoering der ‘industrialisatie, of kan men dan
deze economische ontwikkeling ‘geheel, of in hoofdzaak aan
het particuliere initiatief overlaten?
Op dit punt liepen, als steeds, de meningen zeer uiteen.
Ir Keus
bleek voor het plan -van Dr Kohnstamm zeer
weinig te, gevoelen. 1-Jij betoogde, dat de
i.i.
geforceerde
industrialisatie van ons land het bedrijfsleven, dat het
dan in veel meerdere mate dan .thans van uitvoer zal
moeten hebben, bijzonder conjunctuurgevoelig zal maken
en dat in een tijd van depressie, ‘die toch ook wel weer –
eens zal komen, tal van ondernemingen wegens gebrek
aar’ innei’lijke – ki’acht zullen bezwij ken. Harmonische
groei van alle takken van het bedi’ijfsleven zal er moeten
zijn in een fiscaal en monetair goed klimaat, maar ten-
slotte moet de ondernemer, die zich thans in de mist
bevindt en dus wel gedwongen is vaart’ te verminderen,
beslissen, hoe hij zijn bedrijf leidt, en zich niet door de
Overheid – risico’s laten opdringen, welker aanvaarding
hij zelf niet verantwoord acht.
– Hiertegenover betoogde
Dr Kohnstamm
in, zijn gloed-
volle -repliek, die veel indruk op, de vergadering, maakte,
dat de noödtoestand van ons land zo groot is, dat men er
niet mee kan volstaan, wanneer elke ondernemer er naar
streeft zijn eigen zaak, sterk te maken. Dat kan in indivi-
duele gevallen een goede methode zijn, maar men, kan er
niet zeker van zijn, dat op die wijze het nationale resultaat,
herstel van evenwicht in de betalingsbâlans, afdoende en op tijd zal worden bereikt. Daarom is het nodig, dat voor
het ogenblik althans het gehele economische leven van
Nederland wordt beschouwd als één grote onderneming,
welker algemene ontwikkelingslijnen centraal worden,
uitgestippeld, waarbij . weliswaar do6r vèrgaande de
centralisatie bij de uitvoering zoveel mogelijk particu-
lier initiatief wordt toegelaten, doch, gelijk wij ieeds
zagen, niet zonder zeer ingrijpende maatregelen van de
Overheid, met name ten aanzien van: het vaststellen van
prioriteiten bij de regeling van invoe’r en investeringen door
overneming van bepaalde, risico’s dooi’ de Staat. In politiek
opzicht acht Dr Kohnstamm een en ander zeer wel, te
verwezenlijken, wanneer het maar door een genoegzaarn
aan tal mensen wordt ingezien en gepropageerd. Ontijdig vrij-
heidsherstel zou echter tot een catastrophe kunnen leiden.
Nu zal wel niemand zich de illusie maken, dat het na
jaren’ van sterke gebondenheid van het bedrijfsleven van
de ene dag op de andere tot volledig vrijheidsherstel zou
kunnen komen. Vooreerst zou dit t’ot dusdanige beroerin-
gen en hergroeperingen leiden, dat hierbij in elk
geval een zekere geleidelijkheid te prefereren zal zijn.
Bovendien heeft de onvrijheid, die aan ons land door
andere landen wordt opgedrongen in het internationale
handels- en- betalingsverkeer onvermijdelijk tot gevolg,
dat ook ten.onzent op een aantal punten de teugels moeten
worden aangehaald. En tenslotte komt het ons voor, dat
het’ook duurzaam noodzakelijk zal zijn, dat de Overheid op bepaalde punten in het eéonomisch leven ingrijpt met
het doel om de golven der conjunctuur zoveel mogelijk
te verzwakken.
De vraag, w’aarom het in deze gaat, is echter,
ofhet wenselijk is, dat de Overheid behalve vodr het
.,scheppen van een goed monetair en ficaal klimaat
bovendien nog een plan vaststelt voor de industriële
ontwikkeling, zelfs al is zij daarbij van de opvatting,
dat deze planning niet gericht mag zijn op ,,het distri-
buerén vai’i regendroppels, doch op het zorgen voor mooi
weer”, zoals Dr Kohnstamm. het’ in zijn kritiek op de
thans veelal gemaakte fouten geestig uitdrukte.
‘Nu wil het ons voorkomen, dat bij een w’erkelijk goed
gefundeerd monetair en budgetair beleid van de Staat
de betalingsbalans als zodanig geen bijzondere zorgen zal
baren. Het zal inderdaad kunnen zijn, dat .wij nog ge-
ruime tijd met zeer reële en, pijnlijk voelbare verarming
te-maken zullen hebben en dat alle lagen der l5evolking
daarin zullen moeten delen. Maar.dit behoeft als zodanig
niet te lijden tot ontwrichting der verhouding tot het,
buitenland. Daarom behoeft men dus de planning niet
als onvermijdelijk voor te stellen.
21 Januari 1948
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
49
De
vraag
rijst dan echter, of men na sanering van de
Qverheidshuishouding
j
conditio sine qua non voor een
verder gezonde geldpolitiek, voor de reconstructie van’
ons economisch leven nog veel behoefte aan een
algemeen ,industrialisatieplan zal hebben,, dan wel of
men zich in dat stadium zou kunnen verlaten op het
particuliere initiatief.
Dr Kohnstamnz
is de eerste mening
toegedaan en hij werd in het algemeen.en met betrekking
tot de internationale handel in het bijzondei ter vergade-
ring bijgevallen door
Mr Dr A. A. van Rhijn.
Toch w’il het ons voorkomen, dat bij nadere beschou-
‘ïng van de uiteenzettingen van Dr Kohnstamm, die,
gelijk wij zagen, ‘het inciustrialisatieplan niet door de
Overheid.wil doen uitvoeren doch daarvoor wil steunen
op particulier initiatief, het accent toch per saldo zelfs
bij hem in mindere mate op de planning als zodanig valt
dan het op het eerstegezicht wel schijnt en dat tenslotte het
zwaartepunt toch weer blijkt te liggen bij de ontplooiing
der particuliere krachten. Onder verwijzing naar het hier-
boven weergegeven citaat van Slade legde Dr Kohnstamm
er. op blz. 164 van zijn prae-advies de nadruk op, dat
industrialisatie hier te lande evenals elders slechts kan
slagen, als er een ,,personaF drive” van ordernemers is.
,,Drive -. offensief. We zullen allen, ieder op eigen
plaats, de offensiefjas moeten aantrekken. Kan het niet met punten, dan, maar zwart”.
Duidelijker.kan het dunkt ons moeilijk worden gezegd,
dat’ de werkelijke ondernemers, als de geest eenmaal
over hen vaardig vQrdt, hun gang maar moeten gaan en
dat dit eigenlijk nog niet eens zo kwaad is, als het alter-
natief bestaat in een’ verlammend keurslijf van overheids-
bepalingen. Het stemt intussen tot verheugenis, dat, de.
prae-adviseur tenslotte toch blijkt genoeg fiducie te hebben
in de geest van het Nederlandse volk en dat hij toch
kennelijk in hoge mate rekenng houdt met en hoopt op
de mogelijkheid, dat deze geest het uiteindelijk zal winnen
van die dçr bureaucratie, die in de geleide economie hoogtij
yiert. . .
Maar nu moet men toch naar onze mening – .n hier
denken wij wederom aan’het ,,zwarte.jasje” —zorgdragen,
dat niet daar, waar een hek: werkelijk nodig is, dit ‘van de
dam geraakt. In een tijd van nood als waarin wij ver-
keren, zal de invoer van luxegoederen of van grondstoffen
om deze voor binnenlands gebruik te produceren beperkt
moeten blijven. Ook zal voorzichtigheid moeten worden
opgelegd bij het tot stand brengen van grote en dure
kapitaalintensieve ,ondernemingen in verband met het
door
Prof. Koopmans
zo terecht nog ens gesignaleerde
en door te velen uit het oog verloren kapitaalgebrek;
nieuwe overcapaciteit, is meer dan, ooit onverantwoord
en niet altijd geldt hier het gezegde ,,duurkoop-goedkoop”..
Dit alles betekent echter nog niet ‘positieve planning
over de gehele lijn,’ doch slechts het tegenhouden van
misstanden, die gemakkelijk kunnen ontstaan, naarmate
aan het economisch leven meer vrijheid w’ordt gelaten.
1-her zal naar onze opvatting het accent moeten worden
gelegd. Een, gezond klimaat en een passende contrôle tot het weren van ongeoorloofcle excessen. Dit ‘is een
andere conclusie dan waartoe Dr Kohnstamm is gekomen,
maar de basis er van ligt toch opgesloten in wat hij zelf
zegt over de waarde van het particuliere initiatief, vaar
over hij woorden heef t geschreven, die wellicht ietwat
weinig harmoniëren met zijn elders geuite voorliefde voor overheidsma.atregelen, maar die voor, een .deel zelfs zijn
grote tegenstander in de vergadering,
Ir H. 1. Keus,
uit het hart waren gegrepen, met uitzondering echter
van het zwarte jasje, waarvoor deze rasechte onder-
nemer niet kan gevoelen. –
Wij laten het bij deze nabetrachtingen. Wij hebben
al heel wat twistvragen de revue doen passeren en hopen,
dat ‘de lezer enige indruk zal hebben gekregen van de
grote waarde van het doorwrochte prae-advies van Dr
Kohnstarnm als basis voor verdere discussie en van de
ielangrijkheid der debatten, die daaraan op.13 December
jl. waren gewijd.
.
.
‘
‘ . ‘ –
Amsterdam.
.
‘
G. M. V. S.
HET PRODUCTIE VE KARAKTER DER
CONSUMPTIEVE CREDIETVERLENING.
De zeer belangwekkende beschouw’ing, die Pof. Gou-
driaan in ,,Economisch-Statistische Berichten” van’ 7
Januari jl. ‘wijdde aan het verband tussen staatsbegroting en betalingsbalans
1),
bevat een enkele opmerking, die
mij onjuist voorkomt – zonder dat ovèrigens de rest.van zijn betoog daardoor ook maar in het minst wordt aan-
getast -, nl. dat rente betaald voor consumptief drediet,
opgenomen door Overheid of particulieren, moet worden
beschouwd als een inkomen zonder prestatie. – Prof.
Goudi’iaan staat met deze zienswijze allerminst alleen;
integendeel, men komt haar ‘in beschouwingen en bei’eke-
ningen betreffende het iationale inkomen -herhaaldelijk
tegen, zo vee]vuldig zelfs, dat zij vrijwel als de heersende
kan worden beschouwd. 1-let zou daarom onbillijk. zijn,
een critiek op deze ‘zietswijze in het bijzonder tegen’ Prof.
Goudriaan teirichten. Zijn uitspraak is voor mij niet meer
dan de aanleiding om van een andere opvatting hieromtrent
blijk te geven. ‘ .
• De vraag,.die hier in het geding is, houdt, zuiver gesteld,
in of credietverlening voor consumptieve dôeleinden al
dan niet als een
productiee
handeling of’ prestatie moet
worden beschouwd.. Van het antwoord op deze vraag
hangt af, of de voor dit crediet betaalde rente moet worden
gezien als de tegenpost. van een gelijkwaardige bijdrage
tot het . sociale product, dus oorspronkelijk inkQmei’l is
en bij de berekening van het nationale inkomen moet-
werden meegeteld. Het is deze vraag, die veelalontkennend
wordt beantwoord, met als gevolg dat men bij statistische berekeningen van het nationale inkomen de rente over de
staatsschuld geheel of gedeeltelijk als afgeleid of over-‘
gedragen inkomen buiten het nationale inkomen sluit.
Bij enig nadenken lijkt het mij evident,.dat er voor deze
behandeling niet de minste grond bestaat en dat zij in
vergelijking met de wijze, waarop men andere inkomens beschouwt, inconsequent is. Immers, iedere rechtstreeks
aan de consument verrichte dienst, iedere verrichting, die
oèk zonder eerst een stoffelijk goed te scheppen; onmiddel-
lijk de voorziening van de behoeften van de consument
dient, pleegt men tegenwoordig als een productieve pre-statie te beschouwen, en de daarvoor ontvangen vergoe-‘
ding als oorspronkelijk inkomen. Kappers en dienstboden,
verzekeringsagenten en goochelaars worden geacht pro-
ductief werkzaam te zijn. In welk opzicht onderscheidt zich
het verlenen van,een dienst in de vorm van een crediet-
verlening van die werkzaamheden? , Staat zij daarmede
niet volkomen op, een lijn? Een deugdelijk argument voor
het tegendeel heb ik nooit vernomen.
Men zou kunnen aanvoeren, dat door deze vorm van
credietverlening slechts de mogelijkheid van behoef te-
bevrediging van het ene subject op het andere wordt
overgedragen, zonder dat de totale bevrediging, groter
wordt. D’eze redenering is in de eerste plaats al dadelijk
niet van toepassing, wanneer het crediet wordt verleend
met nieuw geschapen geld en met behulp daarvan tevoren
braakliggende productieve krachten worden ingeschakeld,
maar is ,00k afgezien hiervan kennelijk niet -houdbaar.
Wanner beide partijen vrijwillig de credietovereenkomst
aangaan, zal klaarblijkelijk naar hun subjectief oordeel
(hier als steeds het enige ter zake doende criterium) ieders
welvaartspositie worden verbeterd. In het geval, dat het
crediet na verloop van tijd wordt afgelost,, is het duidelijk,
dat credietverlening ertoe leidt, dat vooi’ heide subjecten een
herverdeling van de b’evrediging of bevredigingsmogehijk-
‘)
Zie:
„Sluitende begroting – sluitende betalingsbalans”, in
,,E.-S.B.” van 7 Januari 1968, blz. 6.
50
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
21 Januari 1948
heid in de loop van de tijd tot stand komt, waardoor de
totale bevrediging groter wordt. In het geval van een
onaflosbaar crediet staat de zaak in wezen niet anders:
de credietnemer verkiest de beschikking over een bedrag
ineens in het heden tegen de prijs van een eeuwigdurende
rente in de toekomst, de credietgever het omgekeerde.
Evenzeer als men een verplaatsing van de goederen als
voortbrenging beschouwt, dient men een prestatie, die een
door de suhjecten vrijelijk verkozen verschuiving van de
bevrediging in de tijd mogelijk maakt, a]s zodanig te classi-
ficeren. Dat tegenover het nut, dat het ene subject verkrijgt,
een offer staat van degene, die door zijn prestatie deze
bevrediging verschaft, is inherent aan iedere productieve
verrichting.
lvlisschien heeft de benaming ,,consumptief crediet”
tot de misvatting bijgedragen. De titel van dit opstel zal
velen op het eerste gezicht paradoxaal aandoen. Men ziet
dan over het hoofd, dat de aanduiding ,,consumptief”
alleen betrekking heeft op het doe], waartoe de crediet-
nemer de ter beschikking gestelde middelen gebruikt en dat hiermee geenszins iets is beslist over de aard van de
prestatie, die de creclietgever verricht. De consumptieve
bestemming van het crediet doet evenmin afbreuk aan het
productieve karakter van de verleende dienst als de
consumptieve bestemming van het brood de bakker zijn kwaliteit van producent ontneemt.
Een andere overweging om de rente over consumptief
crediet als overgedragen inkomen te beschouwen kan de
mening zijn, dat niet van jaar tot jaar met de rentebetaling
een nieuwe prestatie correspondeert. Men zal wellicht
geneid zijn toe te geven, dat ten tijde van de overdracht der middelen en de daarop volgende besteding een aan-
wijsbaar nut gegeven is; in de reeks van latere jaren echter,
waarin rente wordt betaald, zo zou men kunnen betogen;
ligt dat nut in het verleden, zodat het niet aangaat telken-
iare opnieuw de .tegenwaarde van de rente in het sociaal
product op te nemen. Deze beschouwingswijze is evenwel
te eng. De in het verlenen van crediet gelegen prestatie
heeft naar haar aard een tijddimensie; zij strekt zich
krachtens haar wezen uit over de gehele tijdsduur waar
voor het crediet woidt verleend. Voor die gehele
periode immers mist de credielgever (hetzij de oor-
spronkelijke hetzij zijn vervanger voor het geval
van overdracht der vordering) de beschikking over de
afgestane middelen; gedurende dat gehele tijdvak is de bevrediging van de credietnemer wat zij is dank zij het
crediet. Dat men liet crediet voor die periode opneemt,
is een teken, dat de behoefte tijdens dit gehele tijdsbestek
bestaat en een bewijs voor het voortduren van de prestatie
over de gehele looptijd van het crediet. Zolang bijv. de
Overheid haar schuldpositie handhaaft en rente betaalt, acht zij zulks blijkbaar in het belang der gemeenschap;
zij toont daarmee de diensten van de credietgevers op prijs
te stellen. De crediteuren béwijzen derhalve, door hun middelen ter beschikking van de Overheid te laten, de
gemeenschap een dienst, zij vergroten de . welvaart of
bevredigingsmogelijkheid’.
De waarschijnlijk wel belangrijkste grond waarom men
geneigd is de rente ten dele buiten het nationale inkomen
te laten is, dat men terugschrikt voor de schijnl5aar para-
doxale conclusie, dat een groter volksinkomen wordt
verkregen naarmate de staatsschuld. groter is. Deze aarze-
ling is begrijpelijk, maar levert, gezien de wijze, waarop
men nu eenmaal in het algemeen het volksinkomen opvat
en berekent, toch geen grond voor de beschouwing der
rente als overgedragen inkomen. Men ziet dan ten on-
rechte de grootte van het volksinkomen als een index
voor het absolute welvaartspeil. Tot een dergelijke inter-
pretatie leent het volksinlomen zich.evenmin als het
inkomen der afzonderlijke subjecten. Twee huishoudingen
met een gelijk inkomen,- waarvar een met ziekte heeft
te kampen en de andere niet, zal men niet als even wel-
varend kunnen beschouwen. Evenzo geeft een vergelijking
van het volksinkomen in verschillende landen niet mer
•
dan een gebrekkige aanwijzing omtrent de betrekkelijke
welvaart. De cijfers betreffende het volksinkomen geven
in eerste aanleg niet meer dan een – wegens verschillende
hier buiten beschouwing te laten oorzaken onvolkornen –
maatstaf voor de omvang der verrichte productieve pres-
taties en het daarmee corresponderend product. Bij eenS
gelijke productie in twee landen kan het absolute wel-
vaartspeil verschillend zijn, doordat de behoeften uiteen-
lopen. De mogelijkheid bestaat, dat in een der landen een
behoefte een deel van de productiekrachten opeist; terwijl
zij in het andere land, ontbreekt. Zo het ene land over een
natuurlijke haven beschikt, terwijl het andere het ‘nodig
acht een kunstmatige haven aan te leggen, zal statistisch
het volksinkomen in beide landen gelijk zijn, maar daarom
nog niet de welvaart. Dezelfde moeilijkheid doet zich voor
in een bepaald land in de loop van de tijd. Bij gelijk-
blijvende prestaties kan het welvaartspeil veranderen
door wijzigingen in de behoeften. Indien een land wegens
oorlogsdreiging zijn weerbare mannen mobiliseert, zal – wanneer we aannemen dat de militairen een vergoeding
ontvangen oereenkomstig hun vroeger inkomen – het
volksinkomen ongewijzigd blijven, maar de welvaart zal
,kleiner zijn: een deel der prestaties, is opgeslokt door een
tevoren niet bestaande behoefte. Wanneer een verbetering
van de economische toestand in ons land het mogelijk zal
maken het aantal ambtenaren te verminderen, zal – in-
dien de vroegere ambtenaren in het bedrijfsleven werk
vinden tegen dezelfde salarissen als zij te voren ontvingen –
het nationale inkomeif ongewijzigd blijven, maar de wel-
vaart zal, door het wegvallen van behoeften, groter ge-
worden zijn.
Het nationale inkjmen is dus evenmin als het individuele
inkomen een zuivere index van de welvaart, doordat het
geen rekening houdt met deaard en omvang der behoeften.
Het geeft.slechts aan in welke mate de
gegeven
behoeftén
van een volksgemeenschap bevrediging hebben gevonden.
Wanneer men van dit gezichtspunt uitgaat, is er geen
reden de interest op de staatsschuld anders te behandelen
dan bijv. ambtenarensalarissen. Even paradoxaal als het
groter zijn van het volksinkomen bij een grotere staats-
schuld is, dat een land ,,rijker” is naarmate meer ambte-naren de naleving der distributiebepalingen controleren.
Men ccht advocaten, gevangeniscipiers en medici productief;
moet men daaruit concluderen, dat een land welvarender
is naarmate de burgers twistzieker of de wetten duisterder
zijn, de criminaliteit groter, de. gezondheid slechter is?
Neen, maar .
gegecen
de desbetreffende behoeften zijn
degenen, die haar bevredigen, productief – al zou de
gemeenschap er betçr aan toe zijr, wanneer deze behoeften
•niet bestonden. Het statistische volksinkomen zou dan
niettemin hetzelfde kunnen zijn!
Dit alles geldt nu evenzeer voor de zgn. consumptieve
credietverlening, bijv. aan de Staat. Blijkbaar zijn er in de
gemeenschap behoeften geweest, waarvan de Overheid het nodig heeft geacht ze door middel van het opnemen
van crediet te bevredigen. Men kan ook hier zeggen, dat
het voor het land beterwas geweest,wanneer deze behoeften –
niet hadden bestaan en de middelen in het bedrijfsleven
belegging hadden kunnen vinden. De behoeftenstructuur
is evenwel zodanig, dat men ‘aan de consumptieve behoef-
ten de voorrang heeft gegeven. Maar dan is er ook geen
reden de prestatie, die deze bevrediging heeft mogelijk
gemaakt als niet van productieve aard te beschouwen.
Wel degelijk is daardoor immers de welvaart, gegeven de behoeften, vergroot.
Dat juist in het geval van de staatsschuld deze ziens-
wijze op een sterke weerstand stuit, vindt, behalve in het
weinig tastbare karakter van de prestatie en vooral
van het effect van die prestatie, wellicht mede iijn grond
in het feit dat juist de ,,consumptieve” staatsschuld
dikwijls ontstaat door oorzaken, die voor degemeenschap
als geheel nadelig zijn gweest. De juiste conclusie hieruit
21 Januari 1948
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
51
is echter niet, dat de daardoor ontstane renteverplich-
tingen geen oorspronkelijk inkomen scheppen, maar dat de
welvaart is gedrukt doordat de gemeenschap genoodzaakt
is geweest buitengewone behoeften te dekken en daartoe
middelen aan andere behcieften •te onttrekken: Op deze
wijze kan men de overweging, dat de rente op’de staats-
schuld toch niet• gezien kan worden als een verrijking
voor de gemeenschap, verzoenen met de stelling, dat de
consumptieve credietverlening evenzeer een productieve
prestatie is als het voorzien in enige andere behoefte.
Bij deze principiële argumenten komt tenslotte nog,
dat de grens tussen productief n consumptief crediet
uiterst vaag is. Crediet opgenomen om studiekosten te
betalen of ter wille van een gezondheidskuur zijn voor de
hand liggende twijfelgevallen, evenals credietverlening
ten behoeve van de aanschaffing van duurzame consump-
tiegoederen. Terecht merkt Hahn omtrent dit laatste geval
op,. dat het dikwijls van weinig betekenis is ,,whether
this later step in the waiting process (viz. the waiting
for the services of durable consumers’ goods) is financed
as a consumers’ credit, for example, to the user of a
home, or as a producers’ credit, to the builder
Voor de Overheid is de gehele onderscheiding nog moei-
lijker, zo niet geheel onmogelijk. Bovendien, hoe wil men
ooit nagaan, waarvoor dé Overhéid de opgenomen credieten
gebruikt? Behoudens bijzondere gevallen komen de ge-
leende middelen in de algemene staatskas; men kan
in de regel niet zeggen, dat bepaalde ontvangsten voor
zekere aanwijsbare uitgaven worden besteed.
Ook verder komt men, wanneer men de door mij ver-worpen onderscheiding wil volhouden, tot allerlei para-
doxen en tegenstrijdigheden, van dezelfde aard als de
befaamde tegenstelling tussen de productieve vioolmaker
en de improductieve violist, waarover vroegere generaties zich het hoofd braken. Men wil immers veelal alle ambte-
naren wel als productief werkzaam beschouwen, dus ook
degenen, die het ,,improductieve” crediet administreren
en besteden, die dank zij dit crediet bepaalde werkzaam-
heden verrichten en bepaalde resultaten tot stand brengen.
Ook de hulp der banken, bij emissie, rentebetaling en
aflossing, wordt als een productieve verrichting behandeld.
De willekeurigheid van de gehele onderscheiding treedt hier wel heel duidelijk aan de dag.
De slotsom kan geen andere zijn dan dat men goed doet
over de gehele lijn credietverlening tot de voortbrenging te
rekenen, en dus ook de rente over de staatsschuld ten volle
als oorspronkelijk inkomen te beschouwen. Dan zal één der
laatste overblijfselen van de oude, op technische in plaats
van op zuiver economische criteria gebaseerde onder-
scheiding tussen productieve en niet-productieve presta-
ties, die in de loop der eeuwen zoveel energie – ik zou
haast zeggen: – improductief bestede energie – van de
economen heeft gevergd, uit de weg geruimd zijn.
Amsterdam.
.
P. HENNIPMAN.
1)
G. N. Hahn, ,,Monetary Theory”, Philadelphia-Toronto 1946,
blz. 322.
UITVOERING EN DOELEINDEN DER’
EFFECTENREGISTRATIE
(II).
.hwentarisatie en opsporing ç’an 9ijandeljh r’ermogen.
Het vermogen van vijandelijke Statén en hun onder-
danen is krachtens de bepalingen van het Besluit Vijande-
lijk Vermogen
1)
in eigendom overgegaan op de Staat der
Nederlanden. Het wordt ten behoeve van de Staat be-
heerd door het Beheersinstituut. Het vermogen van leden
van de N.S.B. of van een andere fascistische of nationaal-
socialistische organisatie, alsmede dat van hen, die op
politieke gronden gedetiiieerd .zijn, is – afgezien van de
mogelijkheid van verbeurdverklaring door een Bijzonder
‘)
Staatsblad E 133.
Gerechtshof of Tribunaal –
niet
ten behoeve van de Staat
onteigend. Wél echter staat ook dit vermogen (hetwelk-
niet geheel terecht – gewoonlijk wordt aangeduid als
,,met vijandelijk’ vermogen gelijkgesteld vermogen “) van
rechtswege onder
beheer
van liet Beheersinstituut
2).
Ten aanzien van de tot deze groepen van vermogens
behorende effecten komen de Staat dus bepaalde rechten
– hetzij uit hoofde van eigendom hetzij uit hoofde van
beheer – toe. In vele gevallenzullen deze effecten als
zodanig
–
bekend zijn: het Beheersinstituut, c.q. de door
dit instituut aangestelde beheerder,
weet
welke effecten
tot het door hem beheerde vermogen behoren en heeft die effecten als zodanig (uiteraard – voorzover nodig –
door middel van een inleveringskantoor) onder zijn be-
rusting. Voorts komt het veelvuldig voor, dat effecten
ten name van een vijand of N.S.B.-er berusten bij eTen
derde, bijv. een bank, zonder dat het Beheersinstituut
er toe is overgegaan, zich in het bezit te stellen van deze
effecten. De bank treedt dan op als ,,bewaarder uit
noodzaak”
3).
In
–
al deze gevallen draagt de beheerder
of bewaarder hetzij namens de vijand (dus ten behoeve
van de Staat) hetzij namens de politieke delinquent,
zorg voor de aanmelding dezer effecten, doch maakt
daarbij gebruik van een bepaald soort formulieren. Ten-
gevolge van deze laatste omstandigheid is het Centraal
Bureau in staat deze gehele groep van aanmeldingen
apart te houden en te zijner tijd al het effectenbezit, dat
is aangemeld als behorende tot vijandelijk of daarme.de
gelijkgesteld vermogen, in zijn geheel aan het- Beheers-
instituut op te geven. In verband daarmede kon destijds
de aangifte van vijandelijk en daarmede gelijkgesteld
vermogen, welke krachtens de artt. 5 en 6 van het Be-
sluit Vijandelijk Vermogen bij het Beheersinstituut
moest geschiedefl,
QoorzoPer het effecten betreft,
achterwege
blijven. De Effectenregistratie kon op dit punt de
in-
ventariserende
taak van het Beheersinstifuut overnemen.
Belangrijker nog •is de functie der effectenregistratie,
wanneer bepaalde effecten in feite behoren tot vijandelijk
of daarmee gelijkgesteld vermogen, doch
niet
als zodanig
bekend zijn. De voorbeelden liggen voor het grijpen.
Een Duitser heeft tijdens de bezetting, profiterende van
de opheffing van de deviezengrens, marken, welke thans
waardeloos zijn geworden, omgezet in Nederlandse effec-
ten, gekocht ter beurze van Amsterdam. Inziende, dat hij (als vijand) toch niet voor erkenning alseigenaar in aan-
mérking komt, geeft hij er thans de voorkeur aan niet tot
aanmelding ovér te gaan, doch de effecten te verkwanselen
tegen sigaretten of koffie (een transactie, die blijkens art. 70
als van rechtswege nietig is aan te merken). Zijn blijk-
baar voldoende van laatstbedoelde ingrediënten voor-
• ziene wederpartij, een Nederlander van overigens politiek
,,onkreukbare” reputatie, meldt als. ,,tegenwoordige be-
zitter” deT effecten ter registratie aan. Een tweede voor-
beeld. Een N.S.B.-er, die in de Septemberdagen van
1944 zijn laatste hoop op een grotetBekomst hier telande
in rook ziet vervliegen, geeft zijn effecten in bewaring
aan een familielid, dat nooit iets van ,,deT politiek” wilde
‘weten, en verdwijnt vervolgens in Oostelijke richting
over de grens. Het familielid meldt thans de effecten aan
als zijn eigendom, omdat de N.S.B.-neef er toch niet
meer is. 1-let komt ons overbodig -oor, nog meer voor-
beelden te geven. Het meest voor de hand liggende geval
van het optreden van een stroman hebben we nog niet
eens genoemd.
In de meeste gevallen zullen dergelijke manipulaties
niet met succes worden bekroond. In het eerste voorbeeld
zal de Amsterdamse commissionnair, die in opdracht
van zijn Duitse cliënt de aankoop ter beurze heeft ver-
richt en de stukken aan deze laatste heeft afgeleverd,
overeenkomstig art. 47 aangifte van deze feiten hebben
‘)
Art. 10 Besluit Vijandelijk Vermogen. Zie dienaangaande
V. Schalk in W.P.N.R. Nos. 3983 e.v.,
‘) Art. 10, lid 4, Besluit Vijandelijk Vermogen.
52
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
21 Januari 1948
gedaan. In het tweede voorbeeld bevonden de, effecten
van de N.S.B.-er v66r zijn overhaaste vlucht zich wellicht
in open bewaargeving bij een bankinstelling; die uit
dien hoofde dan eveneens tot aangifte conform laatst-
genoemd artikel was verplicht. In beide gevallen staan
de effecten dus op de zwarte lijst en er
komt
kortsluiting.
De Afdeling gaat de reclitsverhoudingen vaststellen.
Zij komt – naar te ‘ierwachten is :,__ tot de conclusie,
dat noch de ,,Nederlandr met de onkreukbare reputatie”,
noch’het ,,familielid, dat niet aan politiék deed”, kan aan-
tonen, de stukkeii te goeder, trouw te hebben verkregen.
Zij zullen
dus
niet als eigenaar worden erkend ön de
tukkeh ko”nen terecht yaar ze behoren, nl. hij de Staat
der Nederlanden.
Maar is het dan niet in hoge mate aan het toeval over-
gelaten, of het gewenste resultaat al dan niet wordt be-
reikt? Het is toch ook mogelijk, dat de N.S.B.-er zijn
stukken altijd bij zich thuis in de brandkast of in een safe-
lbket bij een bankinstelling had liggen. In dat geval behoeft
er niemand te zijn; die wèet, welke effectén hij had. En
in het andere voorbeeld is het zeer wel, denkbaar, dat
de commissionriair, die in dpdracht van zijn Duitse cliënt
had gekocht, de aangifte conform art. 47 achterwege
heeft gelaten. Ilierbij behoeft nog lang niet altijd aan een
opzettelijk verzuim te worden gedacht: de effectenb
drijven en vooral ookde grote banken (en hun bijkantoren
in dë’ proviiicie) zijn in d.eze na-oorlogse periode juist
tengevolge van de vele regeringsmaatregelen in vele ge-
vallen overbelast met weik en deze omstandigheid zal
wel tdt gevolg hebben, gehad, dat aan een in alle opzichten
consciëntieus voldoen aan aangifteverplichtingen, zoals
die van, artikel 47, eens een enkele maal het een en ander heeft ontbrokefl.
Het ‘is dan
o6k
volkomen juist, dat het toeval op dit
punt een belangrijke rol speelt. Niemand maakt zich de’
ilhisie, dat dank zij de effectenregistratie
al
het verkapte
en verheirnelijkte’effeqtenbezit van vijanden en hun hand-
langers bovenwater zal komen. Maar als zij e,r nu maar in
slaagt, een belangrijk gedeelte van dat effectenbezit te
voörschijn te brngen, is reeds veel gewonnen. En in
dat opzicht bestaat geen reden •tot pessimisme. 1-let
enorme aantal effecten, dat op grond van aangiften con-
form art. 47 op de, zwarte lijst voorkomt, nl. meer dan een
half millioen, rechtvaardigt de hoop op een behoorlijk
resultaat.
Er is één punt, waarop in dit verband nog de aandacht
moet worden gevestigd. Het is een bepaling, die hierondér
nogrnaals’ter sprake zal komen, namelijk die van art. 47,
lid 2, blijken welke zowel de Minister van Financiën als
de Afdeling Effectenregistratie de bevoegdheid bezitten, ambt halae,
om onverschillig welke reden, bpaalde effecten
met effecten, als bedoeld in het eerste lid van dat artikel,
gelijk te stellen. Men is dus niet afhankelijk van de vraag,
of een aangifte conform art. 47, lid 1, is binnengekomen.
Ook zonder een zodanige aangifte kunnen èn de Minister
èn de Afdeling, indicn zij om welke reden dan ook ten
opziôhte van, het bezit van bepaalde effecten enige ver-
denking koesteren, deze effecten op de zwarte lijst plaatsen, –
met het normale gevolg van kortsluiting en onderzoek
omtrent de rechtsverhoudingen. Met behulp van dit
middel zijn deze beide instanties in staat, gegevens, die
bij de uitoefening van een andere taak (bijv. de beheersing
van het recht’sverkeer op grond van art. 70 of – zoals
hieronder
zal
blijken – het fiscale ondérzoek) te harer
kennis komen, aan de opsporing van vijandelijk en daar-
mede gelijkgesteld vermogen ten nutte te maken en
aldus de ,,toevallige” werking van de verplichting tot
aangifte ex art. 47, lid 1, enigermate aan te vullen.
De’ fiscale contrôle.
In het gebouw van het Centraal Bureau zetelen enige
ambtenaren van de belastingdienst, tezamen vormende het ,,Fiscaal Bureau Effectenregistratie”. Van alle aan-
meldingsformulieren, die in het algemeen in viervoud
binnenkomen (vanuit het buitenland ook wel in drie- of
tweevoud), is één exemplaar bestemd voor het Fiscaal
Bureau. La’atstgenoemde instantie zendt deze
;
exemplaren
toe aan de Inspecteurs der directe belastingen,’ in wier
ressort de natuurlijke of rechtspersoon, door of namens
wie de aanmelding is geschied, woonachtig of geve,stigd
is.
,
De aanmeldingen staan’, de Inspecteurs ten dienste
als contrôlemateriaal. Zij vergèlijkeifdeze met de overige
op de aanmelder betiekking hebbende gegevens, waarover
zij beschikken, in het bijzonder met de vermogensaan-
giften, zowel de laatste gls die van vroegere jaren.Heeft
deze vergelijking tot resultaat, dat geen overeenstemming
bestaat tussen de aanmelding en de overige -gegevens,
dan zal dit voor de Inspecteur wellicht aanleiding zijn de
betrokkene nader aan de tand te voelen. Wellicht zal
blijken, dat deze, laatste tot dusveri’e het in effecten be-
lichaamde dee1van zijn vermogen geheel of ten dele voor
de fiscus heeft verzwegen of bijv., dat hij de effecten ‘met
,,zwart” geld h’eeft gekocht. Een en ander zal dan aai-
leiding geven tot verd6i fiscale maatregelen, die hier
buiten beschouwing kunnen blijven
Maar ook als de aanmelding ten volle overeensterht
met de’ overige gégevens, waarover de Inspecteur beschikt,
kan de fiscus plezier beleven van ‘hèt kehnisnemen der
aanmeldingen. Wij denken aan het geval, dat de aan-
melder aanzienlijk ten achter is met de betaling van een
of meer belastingschulden of zekerheidstelliog heeft
achterwege gelaten. Door middel van de aanmeldingeii
ki’ijgt de fiscus thans, een object om beslag te leggen als
het ware op een presenteerblaadje opgediend: hij weet
thans precies, welke effecten de aanmeldei’ bezit eg
voorzover het betreft gecodeerde fondsen – bij welk
inleveringskantoor. zij berusten. – –
Heeft de . Inspecteur zijn onderzoek beëindigd, dan
zendt hij een slipje, ontvangbewijs genaamd, terug naar
het Centraal -Bureau. .Dit ‘slipje geldt als liet ,,fiat” van
de fiscus. 1-let Centraal Bureau kan thans de aanmelding
volgens de, hierboven geschetste procedure in behandeling
nemen. Ook wanneer de aanmelding de Inspecteur aan
;
leiding geeft tot beslaglegging of tot andere fiscale maat-
regelen jegens de aanmelder over te gaan, zal dit in het
algemeen voor hem geen reden zijn de registratieprocedure
ten opzichte van deze aanmelding – en dus de erkenning
in de eigendom van de aanmelder, waarin deze procedure
immers in de meeste gevallen zal resultei’en – tegen te
houden. Hij betwist immers niet het eigendomsrecht
van de aanmelder, doch heeft alleen op fiscaal terrein
een appeltje niet hem te schillen.
Slechts in één geval zal dat anders zijn, en wel als de
Inspecteur tot ‘de ‘conclusie komt, dat degeen, die de
effecten als zijn eigendom heeft aangemeld, in werkelijk-
heid niet de eigenaar is. De
werkelijke
eigenaar is bijv. iemand, die fiscaal niet zuivel’ op de graat is, of wellicht
ook een vijand of notoire collaborateur, en hij laat in verband daarmede zijn effecten aanmelden door e’en
stroman,
er op rekenende, dat hij wel weer aan trek koint
als alles voorbij is. Indien de Inspecteur iets dergelijks,
bijv. met behulp van de overige persoonsgegevens van de
stroman-‘aanmelder of evntueel juist ogrond van het
feit, dat
geen
pei’soonsegevens van deze aanmelder
aanwezig zijn), op het spoor komt, zal hij een nader ondei’-
zoek w’illen instellen en hangende dit onderzoek dient een
erkenning van de aanmelder als eigenaar achterwege te
blijven. ‘Te dien,einde zal de Inspecteur zich van inzending
van het slipje (ontvangbewijs) onthouden, hetgeen tot
gevolg heeft, dat de registratieprocedure ten aanzien ‘ân
deze aanmelding wordt opgeschort. Leiden de onder-,
zoekingen van de Inspecteur tot een bevestiging van zijn
vermoeden, dan signaleert hij het resultaat van zijn’
onderzoek aan. het Centraal Bureau, welke laatsté ih-
stantie deze mededeling van de Inspecteui’ aan het aan-.
meldingsformulier hecht. De aanmelding passeert ‘thans’
21 Januari 1948
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
53
op degewone wijze de ,,registratiemolen”. Is dit geschied,
dan wordt het hierboven reeds besproken middel van het
2e lid van art. 47, het ambtshalve gelijkstellen met zwarte-
lijststukken, in toepassing gebracht. 1-let seiui van de
Inspecteur geldt als .verzoek namens de Minister van
Financiën, de stukken als zodanig te behandelen. Een op
de zwarte lijst brengen in technische zin is in dit geval
echter niet nodig, omdat
de aangemelde effecten als zodanig
reeds als verdacht zijn gesignaleerd en derhalve niet meer
behoeven te worden opgespoord. De Afdeling gaat dus
– ook indien de machinale procedure niet tot kortsluiting
leidt – over tot een onderzoek naar de rechtsverhoudin-
gen ten opzichte der in de aanmelding begrepen effecten.
Zij zal dus de aanmelder verzoeken zijn rechtstitel aan
te tonen. Komt zij evenals de Inspecteur tot de conclusie,
dat de aanmelder als stromanis aan te merken, dan
blijft erkenning van deze laatste als eigenaar uiteraard
achterwege. Of in zijn plaats de
principaal
(met wie de
fiscus inmiddels wellicht zal hebben afgerekend) als
eigenaar moet worden erkend, is eec vraag, waaromtrent
verschil van mening bestaat. Door sommigen wordt be-
toogd; dat zulks op grond van het bepaalde in art.. 53
sub a (erkenning van degeen, te wiens behoeve de aan-melder bezitter blijkt te zijn) dient te geschieden, doch
anderen stellen daartegenover, dat er geen reden is,
iemand
7
die nooit te kennen heeft gegeven daarop prijs te
stellen, tot eigenaar te ,,bombarderen”, zodat w zodanige
gevallen de stukken rechtstreeks aan de Staat vervallen.
Hoe dit interessante probleem door de Afdeling Effecten-
registratie – en eventueel in hoogste instantie door de
Afdeling Rechtspraak
–
zal worden opgelost, moet
worden afgewacht.
Het deQiezenbelang.
Ook op het terrein der deviezenmaatregelen zijn de
diensten, die de effectenregistratie bewijst, zowel van
inventariserende als van controlerende aard. Zij ver-
schaft een volledig overzicht van het gezameiilijle bezit
aan buitenlandse effecten van de Nederlandse volksge-
meenschap (daaronder begrepen die der overzeese ge-
biedsdelen). In hoeverre de met de deviezenmaatregelen
belaste instanties van deze gegevens kunnen en willen gebruik maken, blijft uiteraard aan het oordeel dier in.
stanties overgelaten
4).
De op deviezengebied
controlerende
werkzaamheid der
effectenregistratie berust weer grotendeels op de aangifte-
verplichting van art. 47. Krachtens dit artikel moest
immers ook aangifte, geschieden van effecten, welke .sedert
het begin der bezetting aan of ten gunste van een niet-
ingezetene van het Koninkrijk zijn afgegeven. En ook hier
kon weer de toevallige werking van dit artikel. – juist
deze
aangiften zijn zeer onvolledig binnengekomen –
enigermate worden aangevuld door de ambtshalve gelijk-
stelling van het tweede lid. Aangenomen mag wel worden,
dat een belangrijk gedeelte der tijdens de bezetting naar het buitenland uitgevoerde (of hier te lande ten behoeve
van éen buitenlander gedeponeerde) binnenlandse effecten
op de zwarte lijst staat. Flierdoor is de mogelijkheid in
het leven geroepen om in yele gevallen na te gaan, of
uitvoer (resp. deponering) zonder deviezenvergunning
of wellicht met een door de vijand afgedwongen deviezen-
vergunning heeft plaats gevonden. Het constateren van
dergelijke onregelmatigheden kan ûiteraard voor de de-
viezeninstanties van betekenis zijn. Een andere vraag is, of het constateren van dergelijke
onregelmatigheden de Afdeling de bevoegdheid verleent,
de erkenning van de aanmelder als eigenaar van het
‘) Vandaar, dat dezerzijds geen critiek wordt’ uitgeoefend op het feit, dat, toen het korte tijd geleden poodzakelijk bleek een
overzicht te krijgen van alle Amerikaanse effecten of certificaten
daarvan, toebehorende aan ingezetenen, de door middel der effecten-
registratie verkregen gegevens niet’ werden te
hulp
geroepen, doch
daarentegen een afzonderlijke aanmelding van deze stukken hij
De Nederlandsche Bank N.V. werd voorgeschreven.
betrokken effect achterwege te laten. In haar algemeen-
heid môet deze vraag ongetwijfeld ontkennend worden
beantwoord. 1-let zal er nl. ook thans weer van afhangen,
at het onderzoek naar de rechtsverhoudingen aan het
licht brengt. Blijkt de aanmelder het effect te goeder,
trouw te hebben verkregen, of (hetgeen ook mogelijk is)
eigenaar te zijn reeds van véôr 10 Mei 1940, dan §taat het
feit, dat het effect tijdens de bezetting het land op een
vanuit een ‘deviezenoogpunt ongeoorloofde wijze heeft
verlaten, aan de erkenning van de eigendom niet in de
weg. Slechts als de aanmelder er niet in slaagt, zijn rechts-
titel aannemelijk te maken, volgt eigendomsovergang op
de Staat. ,
Er is één categorie van gevallen, waarvoor het in de
laatste alinea opgemerkte sedert kort niet meer juist is.
Het zijn effecten, die tijdens de bezetting van een in
gezetene van ons land gekocht zijn door iemand, die ten
tijde van die verkrijging was gevestigd in het zgn. Rijks
mar.kengebied. Zodanige aankopen zijn, niet slechts door
Duitsers gesôhied, doch ook door inwoners der,bij Duits-.
land ingelijfde gebieden (waar uiteraard het Duitse
deviezenrecht gold, bijv. Luxemburg, Elzas-Lotharingen).
Vooral in de periode, dat aan iedereen duidelijk was, hoe
de uitslag van de oorlog zou zijn, stelden vele invoners
dezer gebieden er prijs op, de marken, waarmede de be
zetter hén had opgescheept,’ om te zetten in bijv. uit
Nederland afkomstige effecten (waartoe de opheffing
van de deviezengrens hen in staat, stelde). In de kort
geleden afgekondigde ,,1,Vet houdende voorzieningen in
verband met herstel vermogensovergang Rij ksmarken-
gebied”
5),
wordt thans bepaald, dat alle vermogens-
waarden (en dus ook effecten), die het voorwerp van een
zodanige aankoop tegen marken zijn geweet, aai de
Staat vervallen. In overeenstemming daarmede wordt door dit zelfde wetje een wijziging gebracht in art. 53
Besluit herstel rechtsverkeei’ in dier voege,, dat in gevallen,
als in dit wetje bedoeld, erkenning van de aanmelder als
eigenaar achterwege. blijft. Komt di’s aan het liçht, dat
een effect tijdens de bezetting tegen marken uit Neder-
land is ,,weggekocht”, dan zal het betoog, dat zulks door
zijn rechtsvoorganger is geschied en dat hijzelf (in zijn
land) op normale wijze te goeder trouw heeft verkregen,
de aanmêlder niet baten. Zijn rechtstitel doet niet ter zake:
het stuk vervalt krachtens speciale’ wettelijke regeling
aan de Staat.
De effectenregistratie zal, ook afgezien van haar zo
juist besproken inventariserende en controlerende functie,
op onze deviezenvoorraad een gunstige invloed uitoefenen.
Vele Nederlandse effecten, tot dusverre in handen van
niet-ingezetenen, zullen ten gevolge der effectenregistratie
hetiij aan ingezetenen (uit hoofde van rechtsherstel),
hetzij aan de Staat zelf (vijandelijk vermogen of manco)
ten dél vallen. 1-Ietzelfde geldt voor vele effecten, welke
zich hier te lande bevinden ten behoeve van buitenlanders.
Ten aanzien van de vraag, of ook .buitenlandse effecten,
die tijdens de bezetting uit Nederland zijn’ verdwenen,
op enigszins aanmerkelijke’ schaal zullen repatriëren,
bestaat minder reden zich veel illusies te maken. Toch
bestaan er mogelijkheden, om te dien ainzien althans
iets te bereiken. Deze aangelegenheid, die overigens
buiten het terrein der effectenregïstratie valt (het zijn
effecten, die zich ten tijde van de inleveringstermijn niet
•in Nederland bevonden en dus niet aan de registratie-
verplichting zijn onderworpen) heeft de aandacht, die
zij – ook vanuit een deviezenoogpunt – verdient.
Het manco.
Eerst ‘wanneer alle aanmeldingen zijn verwerkt, zal
het mogelijk zijn
•
vast te stellen, welke effecten als niet-
aangemeld moeten worden geregistreerd. FIet zijn alle effecten, die het ,,geraamte” inhoudt, doch ten aanzien
waarvan geen aanmelding is binnengekomen. Al deze
6)
Wet van
18 Juli 4947,
Stbl. No.
H 251.
54
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
21 Januari 1948
effecten vormen tezamen het
manco.
Aan het einde der
registratieperiode zal het manco dus niet slechts als
quanttim, maar door middel van de nummers gespecifi-
ceerd kunnen wor0ii ijastgesteld. Is dit geschied, dan
zal de eerste taak 4iân het Centraal Bureau zijn, na te
gaan, welke tot het manco behorende effecten op de zwarte
lijst staan, een onderzoek, hetwelk met behulp der hier-
boven besproken -machinale methode zal geschieden.
De mogelijkheid bestaat immers dat een vroegere be-
zitter voor herstel in de eigendom in aanmerking komt
6).
Vooral ten opzichte van door oorlogsmolest tenietgegane
stukken, zoals bijv. in Arnhem, Wageningen en Tiel op
grote schaal is geschied, zal dit zich – naar te verwachten
is – veelvuldig voordoen. Maakt een manco-stuk kort-
sluiting met een aanvraag tot rechtsherstel (of met een
aangifte, waarop zulk een aanvraag kan worden gebaseerd),
dan onderzoekt de Afdeling, of de requestrant inderdaad
recht heeft op het stuk. Is dit het geval, dan krijgt de
vroegere beziter een duplicaat, terwijl het oorspronkelijke
stuk (voorzover dit nog mocht bestaan) waardeloos
wordt
7).
Alle overige manco-stukken vervallen aan de
Staat. Te hunhen aanzien wordt het origineel eveneens
waardeloos en de Staat krijgt de duplicaten. Natuurlijk is het voordeel, dat de Staat op deze wijze
in de schoot valt, grotendeels een doublure van het voor-
deel, dat hij geniet in verband met de functies der effecten-
registratie op fiscaal- en deviezenterrein en voorts op het
terrein van het vijandelijk vermogen. Want waarom zou
men aanfrielding van zijn effecten achterwege laten, als
men weet, dat daarvan waardeloosheid het gevolg is?
Het ligt voor de hand, dat dit verzuim in de meeste geval-
len zal zijn toe te schrijven aan deverwachtingvan moeilijk-
heden met de belastingdienst of met een deviezeninstantie
(welke de bezitter wellicht nog meer zullen kosten dan –
de effecten waard zijn) of anders aan vrees voor confiscatie
als vijandelijk of daarmede gelijkgesteld vermogen. Het
belang van de resterende manco-gevallen, die dus aan
vergeten of wegraken moeten worden toegeschreven,
verzinkt daarbij in het niet. Het manco is dan ook niet
zozeer van waarde als afzonderlijke bron van inkomsten
voor de Staat, doch meer als een noodzakelijk en uiterst
doelmatig sluitstuk op de drie andere in deze verhandeling
besproken functies der Effectenregistratie.
**
*
De Effectenregistratie staat bloot aan veelvuldige
critiek
8).
Het ,,Leitmotif” is gewoonlijk, dat zij de Over-
heid handen vol geld kost, dat zij het publiek èn in nog
groter mate de bank- en effectenbedrijven overstelpt met
een rompslomp van paperassen, dat zij een ondragelijke
hoeveelheid werk van’ hen vergt, en dat alles encel en
alleen ten behoeve van het rechtsherstel, waarvan op het
gebied van effecten jercentsgewijs ,,toch vrijwel- niets
terecht komt”. Met het voorgaande is getracht aan te
tonen, dat-deze critiek een aantal aspecten der effecten-registratie miskent. lib’ffectenregistratie kost niet alleen
maar geld, doch levert de Staat ook aanzienlijke baten
op. Zij dient niet slechts het rechtshei’stel in privaat-
rechtelijke zin (de vraag, in hoeverre dit rechtsherstel ten aanzien van efften tot bevredigende resultaten zal
leiden, blijft hier bïiith’beschouwing), doch vormt tevens
een onmisbare factor hij de liquidatie van het vijandelijk
vermogen, een essentieel element van de helastingpolitiek
der Regering en een belangrijk hulpmiddel bij de toepassing
der deviezenmaatregelen. Men moge haar beschouwen
als een der ongewenste gevolgen van de oorlog, doch
behoort daarbij te bedenken, dat zij juist dient om de
schadelijke gevolgen van de oorlog te bestrijden.
Amsterdam.
Mr A. VAN OVEN
) Art. 62.
7)
Art. 64.
‘) Hoofdzakelijk mondelinge crltlek, doch ook in de financil’le
pers en een enkele maal in wetenschappelijkè tijdschriften, zoals
buy, het artikel van E. F. Philipp, getiteld ,,Vrije Effectenhandel”
in ,,E.-S.B.” van 9 April
1947
(No. 1561).
AANTEKENING.
IS DEFLATIE VOOR ÉNOELAND WENSELIJKI
Engeland kent, evenals de meeste andere landen van Europa, het
–
verschijnsel van de o.vertollige koopkracht:
een te veel aan geld tegenover een tekort aan goederen.
Dit verschijnsel kan worden bestreden ôf door de geld-
hoeveelheid te verminder’en, èf door de hoeveelheid goede-
ren te vergroten, ôf door een combinatie van beide metho-
den. Het schijnt, dat de Eigelse Regering het tweede
alternatief heeft gekozen. Terwijl zij weliswaar, tot op
zekere hoogte, de geldhoeveelheid tracht te verminderen,
heeft de Regering toch duidelijk haar hoop gevestigd op
een vergroting van de goederenhoeveelheid. De voor-
standers in Engeland van een deflationistische monetaire
politiek echter achten het zonder meer niet mogelijk om
de productie in voldoende mate op te voeren. Zij zijn
van mening, dat, tenzij men het evenwicht zou willen
herstellen door prijsstijging, de enige manier waarop dit
zou kunnen geschieden zou zijn door een drastische be-
perking van de overtollige koopkracht.
De rechtstreekse weg om dit te bereiken zou zijn een
algehele daling van de lonen. Het is duidelijk, dat een
dergelijke politiek op sterke tegenstand zou stuiten:
de georganiseerde arbeidersklasse, – geschraagd door de
machtige ,,Trades Unions Council”, zou een dergelijke
politiek eenvoudig niet accepteren. Derhalve – zeggen
de voorstanders van een deflatiepolitiek – moet het
verlangde doel worden bereikt met behulp van crediet-
beperkende maatregelen; hierdoor worden aangelegde
goederenvoorraden gedwongen, op de markt te komen en
wordt werkloosheid geschapen. In dit verband wijzen de
deflationisten op de maatregelen, getroffen in sommige
Europese landen, bijv. in Italië. Italië voert een strenge
deflationaire politiek, en – zeggen de Britse voorstanders
van een dergelijke politiek – met als gevolg, dat de
koersen van de dollar en andere valuta op de Italiaanse
zwarte markt aanzienlijk zijn gedaald. Zij vergeten hierbij
echter té vermelden – aldus Dr Paul Einzig in een
artikel in ,,The Commercial a’nd Financial Chronicl&’
van 1 Januari 1948 -, dat de lire onlangs opnieuw moest
worden gedevalueerd en dat de deflatoire maatregelen
gepaard gingen met een reeks ernstige stakingen, welke
leidden tot hogere lonen. Volgens Einzig is de deflatie-
politiek in Italië er niet eens in geslaagd de inflatiespiral
tot stilstand te brengen, laat staan haar terug te schroeven.
Voorts meenden de voorstanders van een deflatie-
politiek in Engeland ook stei;n voor hun argumenten te
kunnen putten .uit de vorige maand in Rusland doorge-
voerde gpldsanering, welke, zo betogen zij, als een duide-
lijke deflationaire maatregel moet worden gezien.
Dit laatste feit geeft Dr Einzig uiteraard toe, maar
hij zegt, dat men een fout maakt door te menen, dat de
Russische Regering nu bezig zou zijn met het voeren van
een systematische deflatiepolitiek. Door de drastische sane-
ring ontstond er tijdelijk schaarste aan geld. Dit verschijn-
sel deed zich onlangs ook voor in Roemenië—aldusEinzig
-, zodat daar, ondanks een acuut tekort aan voedsel, de
prijzen van verschillende levensmiddelen aanzienlijk
daalden. Doordat het geld in Rusland als gevolg van de
sanering schaars is geworden, was de Regering in staat de
rantsoenering af te schaffen
1).
Dit betekent echter niet,
dat het geld duurzaam schaars zal blijven, noch in Rus-
land, noch in Roemenië. Zoals vôÔr de sanering zullen alle
financiële behoeften van de producenten worden bevre-
digd, teneinde de productie te handhaven. Er zal geen
werkloosheid ontstaan door gebrek aan financiële middelen.
Toch is dat het voornaamste doel van- een deflationistische
monetaire politiek, meent Dr Einzg.
Zou de Engelse Regering nu een politiek van crediet-
beperkingen doorvoeren, zoals gewenst door de defla-
1)
Vgl. de aantekening: ,,Geldsanering en economisch herstel
in de Sovjet-Unie” in ,,E.-S.B.” van 7 Januari 1948, blz. 14.
21 Januari 1948
ECONOMISCH- STATIS±ISCHE BERICHTEN
55
tionisten, dan zou – aldus het betoog van Einzig – het
onmiddellijk gevolg zijn een daling van de productie.
Onder normale omstandigheden zou het directe gevolg
bestaan in verkoop op grote schaal van opgehoopte voor-
raden. In Engeland zijn de voorraden van de meeste
goederensoorten echter momenteel gering. Deflatie zou
het aanbod van goederen niet vergroten, maar verkleinen.
Evenmin zou de hoeveelheid koopkracht een wezenlijke
vermindering ondergaan. De industrie-arbeider immers,
zou zich – zoals gezegd – tot het uiterste verzetten
tegen een algehele loondaling
•
en de werklozen zouden
profiteren van de vergrote sociale uitkeringen, waarop
zij recht hebben onder de nieuwe ,,National Insurance
Act”. 1-let is waarschijnlijk, dat de goederenhoevelheid
in sterkere mate zou afnemen dan dd geidhoeveelheid,
hetgeen derhalve juist zou resulteren in een prijsstijgende
tendenti.
Wat nioet de Regering dân doen? Haar streven moet niet zijn deflatie, maar stabilisatie, zegt Einzig. Als de
vakvereniingen er toe konden worden gebracht toe te
stemmen in het vaststellen van een. loonplafond, dan
zou de geleidelijke vermeerdering van de productie
vroeger of later het evenwicht herstellen, en dit wellicht
zonder een scherpe prijsstijging.
INTERNATIONALE NOTITIES.
DE ENOELSE LANDBOUW’.
In het jaarverslag van de Barclays Bank Limited over 1947; dat op 23 dezer aan de algemene vergadering van
aandeelhouders wordt voorgelegd, wijst Sir William Goodenough, president vaii deze bank, erop, dat het
juist ongeveer een eeuw geleden is, dat in Engeland de
,,Corn Laws” werden afgeschaft (1846). Dit betekende het
inslaan van een nieuwe koers; er volgde een periode van
industriële expansie en stijgende welvaart. Engeland
werd de ,,werkplaats” van de wereld, de wereld werd de
graanschuur van Engeland. Desondanks, aldus Sir
Wifliam, kwam. ook de Engelse landbouw tot bloei. De
veeteelt maakte grote vorderingen, in drainage en be-
mesting van de bodem werden verbeteringen aangebracht,
machines kwamen in toepassing. Omstreeks 1870 stond
de landbouw op een hoogtepunt van voorspoed.
Sir William acht het inmiddels niet verwonderlijk, dat
de geweldige stijging van de Engelse welvaart voor de
publieke opinie ten nauwste verband houdt met de
economisch-politieke koers, die in 1846 werd ingeslagen.
1-let werd echter spoedig na de eeuwwisseling duidelijk,
dat ook buiten Eiigeland’s grenzen de industrialisatie
voortgang had gemaakt en dat concurrenten in kracht
toenamen. Deze tendentie werd door de eerste wereld-
oorlog nog versterkt en ging gepaard met een golf van
protectionisme, waarmee het beeld, dat de internationale
handel de vorige eeuw had vertoond, tot het verleden
behoorde. /
De tweede wereldoorlog heeft de situatie nog verscherpt,
en weer beleeft Engeland een critieke fase in zijn ge-
schiedenis. De toestand is echter juist tegengesteld aan
die van 1846; de publieke opinie is thans overtuigd van
de waarde der agrarische bedrijvigheid. Dit is van belang,
omdat thans de lessen uit het verleden de toekomst
moeten helpen bepalen. Sir William verwacht in de toe-
komst voortzetting van industrialisatietendenties in
minder ontwikkelde landen, een verscherpte concurrentie op de wereldmarkt en het verdwijnen van auzetmogelijk-
heden voor de oudere industrielanden. 1-Jij beveelt der-halve voor Engeland aan om de verdere industriële ont-
wikkeling gepaard te doen gaan met een grotere variatie
in de productie en een intensievere research. . Vooral
echter dient men te beseffen, dat de eigen landbouw
grotere aandacht verdient dan vroeger het geval was;
daarbij moet men niet enkel zien naar ,,the immediate
short-term problern of our balance of payments.”
Dit betoog heeft o.a. reeds de aandacht getrokken van
,,The Investors’ Chronicle” die er echter enigszins
cynisch tegenover staat. ,,It is a pity”, zegt dit blad,
,,that we cannot hear the views, of
f’
William’s predeces-
sors on the narrow, dangerous ard
11
reactionary economy
under which this country industrialised and developed
the world, and gave it a century of peace into the bargain”.
DE VEESTAPEL IN DE BEflS-AMERIKAANSE ZONE
VAN DUITSLAND.
De veestapel in de Brits-Amerikaanse zône van Duits-
land heeft in vergelijking met vôör de oorlog, zoals wel
te verwachten was, aanzienlijke wijzigingen ondergaan.
Gegevens hierover zijn te vinden in de ,,Neue Zürcher
Zeitupg” van 16 dezer, welke ze heeft ontleend aan een
recente publicatie in de reeks ,,I-Iamburg •in Zahlen’.
Het onderstaande staatje geeft de veestapel aan in 1946
in absolute cijfers, met daarnaast-de procentuele wijzi-
gingen ten opzichte van de stand van 1938:
Aantal in 1946
Veranderingen in pCt
(in. duizenden)
t,o.v. 1938
Britse Amerikaanse Britse Amerikaanse
zône
zône
zône
zône’ . –
Paarden ….
907,9 511,1
+ .
4,1
–
0,9
Rundvee
..
4.274,7
5.247,8
–
12,6
–
.2,0
Varkens
..
3.059,6 2.603,5
–
54,7
–
37,4
1
)
Schapen ….
1.002,7 1.037,6
+
16,0
+
2,8
Geiten
. . . .
350,3
539,9.
–
26,1
–
10,5
Kippen
..
9.613,5 1.150,6
–
60,8
–
43,5
Bijenvolken
332,6
–
28,5
Konijnen
..
3.347,8
.
+
101,2
‘)
Vergeleken
met liet gemiddelde van 1935/’39.
Uit het overzicht blijkt, dat de vermindering – het
grootst is bij’ varkens en kippen, hetgeen verband houdt
met het grote tekort aan voeder. Ook de rundveestapel is achteruitgegaan wegens de ongunstige veevoederpositie,
alhoewel hier de daling niet zo scherp is geaccentueerd.
1-let aantal paarden is, de beide zônes tezamen genomen, gestegen, hetgeen verklaard moet worden door de terug-keer van een groot aantal paarden uit het leger en door de
migratie van Oost- naar West-Duitsland. De schapen-
teelt profiteert, in verband met het -winnen van wol,
vaft de tijdsomstandigheden. Nog sterker gelden deze
omstandigheden voor de konijnenteelt.
De sterkere daling van de veestapel in de Britse zône
houdt, als gevolg van het afslachten vau vee, nauw ver-
band met de dichtheid van de bevolking, die nog is toe-
genomn door de vluchtelingenbeweging. Afgezien van
paarden, is de veestapel in de Afierikaanse zône, in ver-
houding tot de bevolkingsdichtheid, volgens de ,,Neue
Zürcher Zeitung” aanzienlijk grotêrdan in de Britse zône.
MEDEDELING.
u.,i
MEDEDELINO VAN DE KAMER VANKOOPHANDEL EN
‘ABRIEKEN VOOR NOORD-HOLLAND:
Voor belangstellenden is dagelijks tussen 10 en 16 uur
(Zaterdags tussen 10 en 12 uur) bij de Handeisvoorlich-
tingsdienst van de Kamer van Koophandel en Fabrieken
voor Noord-Holland te Amsterdam te raadplegen het
Monthly Statistical Bulletin of the Control Commission for Germany (British Element).
Dit Bulletin bevat algemene economische gegevens
over de Britse zône van Duitsland, waaronder gegevens
‘over de bevolking, gezondheid, behuizing, werkloosheid,
productie van gas, olie, electriciteit en industrieprodûcten,
handelsbeweging, scheepvaart, lonen en prijzen, en op-brengst van belastingen.
ECÔNOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
21 Januari
1948
GÈLÖ- ËN KAPITAALMARKT.
te storting op ‘de aandelenenissie der Koninklijke is nagenoeg ongemekt dan de geidmarkt voorbijgegdan,
zôdat de bankinstellingen blijkbaar voldoende voor-
zorgen hadden getroffen. Na het passeren van de stortings-
datum trad eeii verdere ve’rruiming in, vooral tot uiting
komende in een daling der marktdisconto’s van schat-
kistpromessen, aangzien voor cailgeld, dat toch reeds
moeilijk was te plaatsen, een verdere verlaging van de
rente ad
4
pÇt niet in aanmerking
kwam.
De grotere
vraag naar ‘schatkistpromessen werd waarschijnlijk niet
alleen veroorzaakt door de meeFdere overzichtelijkheid
na het passeren van de stortingsdatum, maar ook naar
hèt schijnt door het feit, dat de Koninklijke de verkregen
middelen niet aanstohds in deviezen of chartaal geld
heeft orFig’eet, zddat zij in het geldfriarktreservoir bleven.
Tot nu toë is iiog slechts op, uiterst bescheiden schaal
vaft de mogelijkheid tot aankoop voor investerings-
certificaten gebruik gemaakt, doch naarmate de ontvangers
der belastingen vorderen in het verlenen van machtigingen
tot overboeking van geblokkeerd tegoed naar optie-
rekeningen, zullen wel meer tiiiddelen aan de banken en
dus aan dè geldmarkt wôrden onttrokkén. Aan het einde
der week werden driemaandspromessen tegen
14
pCt
vérhndeld, Julipapier was tegen 1/ pCt gevraagd,
terwijl de langer lopendô . termijnen tegen
1/16
aange-
bodèn waren.
Voor het eerst sinds 16 Juni,1947 zag De Nederlandsche
Bank haar .goudvoori’aad verminderen, en wel met
f 26 millioen. Vermoedelijk betreft het hier een betaling
in verband . .met schuldaflossing aan het buitenland.
Immers, de dollarpositie van ons land is op zeer korte
termijn bezien nog niet zo slecht, zoals in het voorgaande
overzicht werd opgemerkt met betrekking tot het on-
ebruikte deel van, het crediet van de Wereidbank, doch
dit crediet mag niet voor schuldaflossing in directe zin
worden gebruikt. .
Ingedieiid is eer wetsontwerp, dat de conversie van
staatschuld op vrijwillige basis mogelijk
zal
maken.
Uiterdard gaat het hier om de 3-34 pCt 1938, welké per
1Maart a.s. 34’pCtiente zal gaan dragen. Van déze lening
staat nog f 1.232 millioen uit. Uit het huidige koërsniveau
zou men ku’nnen ôpmaken, ddt een vrijwillige conversie tot 3 jCt niet al te goede kansen van slagen heeft, aanne-
STATISTIEKEN.
DE NEDÉRLANDSCI’IE BANK.
(Voornâamste posten in duizenden guldens)
.,.
50.
ow
-.0)’
0)’
.
‘;
–
0)
30 Dec. ’46
700.876
4.434.786
100.816
103
.153.109
8
,,
’47
610.807
181.941
83.817
6
148.249
15
’47 610.849
.184131
69.479
5
148.316
22
,,
’47
610.885
‘
178.579
90.758
5
159.379
29
,,
’47
610.898
180.770 85.394
.5
160.135
5
Jan. ’48
610.931
172.974
72.831 2.005 151.166
12
’48
584.182
167.510 98.206
2.005
149.971
19
’48
584.220 171.578
94.213
2.005
150.304
Saldi in rekening courant
n
–
0)
Id
“.°
cb’
I
d
‘)
30 Dec. ’46
2.744.151
1.099.855
90.071
43.706
590.158
8
‘472.917.724
761.269
140868
41.308
484.019
15.
,,
’47
2.903.344
742.923 150.723 43.420
498.415
22
,,
’47
2.961.017
711.853 157.358
37.625
502.957
29
’47
3.010.488
703.999 94.414
34.270
533.327
.5
Jan. ’48
3.005753
716.463
‘
51.309
41.998
513.506
12
’48 2.958.385
1
741.444
97.088
43.070
490.014
19
’48
2.915.131
1
821.129 92.984 35.736 484.145
mende althans, dat de nieuwe lening ee Ïarg looptijd zal
hebben. De 3-34 pCt 1947 noteerde immers aan het einde
der week slechts 98/
8
.
De binnenlandse aandelenmarkt toonde na een lichte
daling in het begin van de week over het algemeen ‘weer
enig herstel, zodat per saldo de koersveranderingen niet
groot waren. Indiséhe fondsen daarentegen gaven een
vrij kraéhtige koersstijging te zien, vooral onder invloed
van de politieke ontwikkeling.
9 Jan.
16 Jan.
1948
1948
A.K.0.
………………….
173*
1714
v. Berkel’s Patent ……………1194
1164
Levef Bros. Unilever C.v.A…..3024
305
Philips
G.b.v.A. ……………..
3714
364
Koninklijke Petroleum ……….319
333
HAL.
………. . ………….
2164
.
214
N.S.0.
……………………
1764
‘
169*
H.V.A . …………………….
231
.
2484
Deli Mij. C.v.A.
…………..
172
1814.
Amsterdam Rubber …………1604
180
DE NEDERLANDSCRE BANK.
Verkorte balans op 19 Januari 1948.’
Aetiva
(‘ HooMbank t
”•’
1)
li
l”
v
n
Bijbank
,,
2.000.000,-
+
1 Agentsch.
,,
5.000,-
In
ISCOfl
,
–
2.005.000,-‘)
Wissels, ,schatkistpapier en schuldbrieven, door de Bank gekocht (art.
II,
le lid, sub 3 van de
Bankwet 1937 j° art. 4 van het Koninklijk
besluit van
1
October 1945, Staatsblad No.
F204) ………………… ….. . ….. –
Schatkistpapier, door de Bank overgenomen van
de Staat der Nederlanden ingevolge overeen-
komst van 26 Februari 1947 ………… ..2.000.000.000,–
Beleningen:
Hoofdbank t 142.173.255,70 9
(mcl. voor-
schotten in re-
Bijbank –
,;
681.799,67
kening-courant
op onderpand)
Agentsch
,,
7.449.407,77
t 150.304.463,14.
Op effecten, enz. ………. ..149.5.33.836,52 9
Op goederen en celen – ……770.626,62
t, 150.304.463,142)
Voorschotten aan het Rijk (art. 16 van de Bank-
wet 1937)
Boekvordering op de Staat der Nederlanden
ingevolge overeenkomst van 26 Februari 1947 ,, 1.500.000.000,-
Munt en muntmateriaal:
Gouden munt ‘en gouden
muntmateriaal ……..t 581.577.592,62
Zilveren munt; en7
.
……. ..2.641.973,87
Papier op het buitenland. .. t 171.578.200,-
584.219.566,49
Tegoed bij correspondenten In-
het buitenland ………. … 89.4 81.136,38
Buitenlandse betaal-
middelen ……………. …4.732.064,19
265.791.400,57
Belegging van kapitaal, reserves en pensioen-
fonds
……………………………. ..81.221.555,11
Gebouwen en inventaris
………………
..3.500.000,-
Diverse rekeningen
……………………114.248.690,04
4.701.290.675,35
Passiva.
Kapitaal
…………………………..
t
20.000.000,-
Reservefonds
…………………. . …..
..12.452.579,46
..
Bijzondere
reserves
……………………
32.247.868,69
Pensioenfonds
…………………………
16.837.090,91
Bankbiljetten in omloop (oude uitgiften)
….
..
124.923.900,-
Bankbiljetten in omloop (nieuwe uitgifte)
..,,
2.915.130.970.-
Bankassignaties
in
omloop
………………
..212.435,34
Rekening-courant saldo’s:
‘s
Rijks Schatkist
t
821.128.951,89
Geblokkeerde saldo’s van
banken
……..
……..92.984.409,55
Geblokkeerde
saldo’s
van
anderen
…………..
..
35.735.683,15
Vrije saldo’s
‘
..484:145.487,01
1.433.994.531,60
Diverse
rekeningen
: …………………
..145.491.299,35
4.701.290.675,35
9
Waarvan
ichatkistpapier rechtstreeks door
de Bank in disconto genomen
……….
t
–
t)
Waarvan aan Nederlands-IndiO
(Wet van 15 Maart 1933, Staatsblad no. 99)
:
,,
39.529.875,-
Circulatie der door de Bank namens de Staat
in het verkeer gebrachte muntbiljetten
……
..
147.592.584,50
21 Januari 1948
ECONOMISCH-STATISTISCHE BËRfCHTEN
57
NATIÖNALE IJA,NK’VÂN IIELGItJ.
.
FEI)E1tA.L RESERVÈ BANKS.
(Voornaamste posten in millioenen francs).
(Voornaamste oosten in millioenen dollars).
cu
Data
Cd
0
26 Dec.
1946
32.26
5.648
4.953
16
698
49.158
II
Dec.
1947
26.083
.12.437
4.995
.
592 735
52.597
18
,,
1947
23
1947
26.476 26.118
12.049 12.414
5.395 5.509
655
748
770 175
51.702 52.172
80
,,
1947
26.170
12.081
6.896
1.058
776
52.577
8 Jan.
1948
25.729 12.700 7.729 922
723
52.602
15
,,
1948
25.688 12.848
7.698
836
752 51.927
Rekening-
courant
saldi
Data
‘-
‘a
.’ e-
–
0
z.=
.
Cd
26 Dec.
1946
637
159.377
72.165
1
4.482
614
11
Dec.
1947
637
165.343
78.235
5
5.127
503
18
,,
1947
637
,
165.121
77.748
2
5.161
501
23
1947
637
165.657
78.042
4
5.577
501 30
,,
1947
637
167.598
79.761
5
5.775
501
8 Jan.
1948
637 168.211
80.476
5
5667
501
15
,,
1948
637
167.368
.79.813
5
5.552
500
1)
Vaarvan 10 493 millioen frcs onbesehikbaar goudsaldo na her-
waardering van de goudvoorraad (Besluitwet no. 5 van 1-5=1944).
!) Waaronder begrepen de Post ,,Einissiebank te Brussel” ten
– bedrage van 64.597 millioen fres.
) Deze post omvatf oude biljetten over te böeken op tijdelijk
onbeschikbare of geblokkeeide rekeningen en niet aangegeven
oude biljetten. .
BANK
VAN F.NGELAND.
–
‘Voornaamste posten in millioenen ponden).
.
.
–
._’
r.
‘
.
25 Dec. ’46
0,2
1:449,1
1.450
1.428,2
22,1
31 Dec. ’47
0,2
1.449,3
1.450
1.349,7
100,5
7 Jan. ’48
.0,2
1.399,2
,
1.400
1.3311
69,0
14 Jan. ’48
0,2
1.399,3
1.400
1.306,4
93,8
Other secuiities Deposits
4)
.
.4)
0.
cS
‘.
ed
Pq
25 Dec. ’46
‘1,3 311,8
13,6 15,8
346,5
10,3
278,9
31 Dec. ’47’
0;3
311,1
15,2
20,1
429,1
18,6
315,0
7 Jan. ’48
‘
0,3
336,5
13,3
18,8
‘
419,7,
13,8
304,7
14 Jan. ’48
0,3
.
308,3
99′
.
19,4
41.3,6
21,7
.
295,6
ZWEEDSE RIJKSBANK.
(Voornaamste posten in millioenen kronen).
Metaal
Sta6tsfondsen
U
,
:g
Data
ct
31 Dec.
1946
839
532
1.544
504
284
94
182
31
Dec.
1947
232
147
2.747
452
148
–
182
7 Jan.
1948
232
147
2.761
452
137
–
182
15 Jan.
1948
231
147
2.562
451
‘134
–
182
Deposito’s
.
0
1
-Direct opvraagbaar
Data
4
•
î))
.
–
.r
—–
•
—-
cd
to
It
31
Dec.
1946′
31 Dec.
1947
7 Jan.
1948
15 Jan.
1948
d
95
875 899
.015
.040
706
631
629
,
,682
‘
94
197
‘
323
.278
230
69 69
.
69
174 165 164 173
7
4
4
1
Illetaalvoorraad
Data
Other
U.S. Govt
Totaal
Goudcer-
.
casli
securities
tificaten
31 Dec
1946
18.381
17.87
268
23.350
18 Dec
1947
21.469 20.786
250
21.657
26 Dec.
1947
21.482
20.795
243
21.900
2 Jân.
1948
21.492
20.805
255
22.616
–
FR-bil-
Deposito’s
Member-
Dtta
jetten in
circulatie
Totaal
Govt.
banks
31 Dec.
1946
24.945
17.353
393
16.139
18 Dec.
1947
24.823
19.148
616
17.581
26 Dec.
1947
24.984
,
19.273
929
17.377
2 Jan., 1948
24.889
{9.781
832
17.981′
NATIONALE BANK VAN ZWITSERLAND.
(Voornaahiste posten in millioenen francs)
Data
4)0
‘
0
0
31
Dec.’ 1946
4.949,9
158,0 238, 52,7
4.090,7
31 Dec.
1947
5.256,2
102,5
401,8
48,4
4.383,4′
1.172,3
7
Jan.
1948
5.283,4
63,5
327,2
48,4
1.113,1
4.232,2
1.196,0
15 Jan
1948
5.602,6
84,3
246,2
48,4
4.103,3 1.255,5
STAND VAN
‘S RIJIS
KAS.
Voderingen –
[
7 Jan. 1948
31 Dec. 1947
Saldo van
‘s Rijks Schatkist
hij De Nedei’l. Bank N.V.
t
738.217.330,19 t
712.520.943,67 Saldo
van ‘s Rijks
Schatkist
hij
de
Bank voor Neder-
sclie
Gemeenten
……..
941.129,61
.
472.287,26
Kasvorderingen
wegens
ere-
dietverstrekking
aan
het
buitenland
…………..
–
Daggeldlening
tegen
onder-
pand………………
–
‘
–
Saldo der postrekeningen van
344.Ö3
.689,29
334.201.044,64
Voorschotten op ultimo No-
vember 1947 a. d. gemeen-
ten wegens aan haai uit te
keren belastingen
……..
……-
60.293.298,37
Vorderingen in rekening-cou-
rant
op
Nederlands-Indië
……
,,
728.873.634,59
727.014.146,72
Rij’kscomptabelen
………..
Suriname
…………….
31.898.139,94
31.569.629,91
Curaçao
………………
…60.293.298,37
2.684.571,51
2.684571,51
m
Het Algeeen Burgerlijk Pen-
–
–
Het
staatsbedrijf der P.,
T.
….
…..
sioenfonds
………………….
enT
.
………………
–
–
Andere staatsbedrijven en in-
……..
stellingen
‘
…204.480.070,04
206.603.948,82
Verplichtingen
V6orschot,
door
De Nederi.
‘Bank N.V. verstrekt
–
–
Voorschot,
door
De
Neder
–
landsche
Bank
N.V.
in
rekening-courant
verstrekt
–
–
Schuld aan de Bank voor Ne-
dei’landsche Gemeenten
Schatkistbiljetten
in
omloop
fl325.908.800,-
11299.908.800,-
Schat,kistpromessen bij De Ne-
derlandsche Bank N.V. in-
gevolge overeenkomst van
26
Februari
1947.
….
,,2000.000.000,-
,,2000.000.000,-
Schatkistpromesscn in omloop
(rechtstreeks hij de Nederl.
Bank N.V. is geplaatst nihil)
1
6.630,2 m/m wo. garantie
Bretton Woods ./ 742 mill.
,,5888.200.000,- ,,5810.900.000,-
Daggeldleningen
……….
–
Muntbiljetten in omloop
..,,
148.499.784,-
149.417.310,-
Schuld op ultimo November
1947 aan de gemeenten we-
gens aan haar uit te keren
.
–
‘
–
Schuld
in rek-courant
aan:
–
.
–
Surin
Nederlands-Indië
………
–
–
Curaçao
.. … . ……….
Het Algemeen Burgerlijk Pen-
belastingen
……………………
18.593.751,16
69.842.317,11
……………….
ame
……………………
Het
staatsbedrijf der
1′,.
T.
–
en
T.
………………
…….
447.904.324,43
464.239.448,11
sioenfonds
………………..
Andere
staatsbedrijven
….
5.701.238,99
,
5.701.238,99
Schuld
aan
diverse instellin-
…..
–
gen in rekening met
‘s
Rijks
…….
–
Schatkist
–
2951.491.953,01
,,2976.262.953,01
1
58
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
21
Januari L
1948
OROOTIIANDELSPRIJZEN VAN GRANEN, VELDBONEN, BQTEREN KAAS IN NEDERLAND.
Tarwe
Rogge
–
Gerst
•
Haver
Maïs
Sor-
ghum
Kaffir-
corn
Millet-
zaad
Veld
bonen
Boter Kaas
‘4
4)
4)
•
o
84 84
0 0
–
‘
r’4
4)
0
.’4
4)
0
4)
0
.’4
Q)
0
44
–
Tijdvak
”
–
#-4) .
–
–
o
Cz
‘4
‘u ‘n
‘n
.
o
‘4
‘
4)4)0
0
‘
4
n
n
‘O
2E
0
EE
‘
0
0
. .
t t
–
T
t
f
t
T
t
Jan.
1947
21,77′ 21,52′
22,75 23,65 21,50
22,676
20,67′
20,676
20,67′
24,51
2,31
1,51
Febr.
.
21,75
21,50
23,75 24,06 21,86
22,67′
20,67
20,67′
20,67′
24,81
2,31
1,55
Maart
21,96
21,32
24,75 24,58
22,37′
22,67′ 20,67′
20,67′
20,67′
24,92
i
2,31
1,52′
April
22,00
21.20
24,97
.1
22,56
22,67′
20,67
20,67′
2067′
27,00
.2,31
1,52
Mei
21,90
21,25
26,25
22,75
22,67′ 20,67′
20,67′
20,67′
31,00
2,28
1,54
Juni
21,50 21,25
i
27,00
. .
22,67′
20,67′ 20,67′
20,67′
.
2,28 1,52
Juli
21,50
21,25
..
.
.
22,67′
20,67′ 20,67′
20,67′
2,25
1,35
Aug.
21,25 21,25 20,35
23,00
18,85
22,17′
20,17′
20,17′
20,17′
28,00
2,25
1;40
Sept.
21,35 21,25
20,35.
23,00
18,85
22,17-
20.17′ 20,17′
20.17′
28,00
2,25
1,41
0ct.
21,32 21,32 20,36
23,16
18,79′ 22,17′ 20,17′
20,17′
20,17′
24,37
2,25
1,35
Nov.
21,29
21,29
20,35
22,94 18,85
22,17′ 20,17′
20,17′
20,17′
23,00
2,47 1,43
1-6
Dec.
.
21,15-21,50 21,15-21,50
20,35
22,00-23,25
18,85
22,17′ 20,17′
20,17′
20,17′
23,00
3,12
1,69
8-13 Dec.
21,20-21,50
21,10-21,40
.
20,35
22,00-23,25
18,85
22,17′ 20,17′ 20,17′
20,17′
23,00
3,12
1,69
15-20 Dec.
21,25-21,50
21,45-21,40
20,35
22,25-23,25
18,85
22,17′
20,17′ 20,17′
20,17′
23,00
3,12
1,68
22-27 Dec.
21,30-21,50 21,10-21,35
20,35
22,25-23,25
18,85
22,17′ 20,17′
20,17
.20,17′
23,00
3,12
1,66
29 Dec.-
3 Jan.1948
21,35-21,60
21,20-21,40
20,35
22,25-23,25
18,85
22,17′
20,17′
20,17′
20,17′
23,00
3,12
1,63
5-10 Jan.
21,40-21,60
21,25-21,40
20,35
22,25-23,25
18,85
22,17′
.20,17′
20,17′
20,17′
23,00
3,12
1,63
IIAVENEEWEGINO.
Te Rotterdam,
Amsterdam
en Antwerpen aangekomen
zeeschepen
1).
Rotterdam
1
Aisterdam
Antwerpen
Tijdvak
.
aantal
netto register
aantal
netto
register
aantal
netto register
tonnen
j
tonnen
–
tonnen
1939
12.026
1392T128
3.110
1
4.024.738
9.524
15.888.710
1945
1.344
2.063.632
470
458.800
3.585
11.129.932
1946
4.464
5.911.539
1.706
t
1.833.381
5.284
9.311.899
Januari
1947
364
628.527
–
185
181.187
422
855.334
,
Februari
………………
329
635.622
169
159.582
503
1.050.345
April
………………
.
..
463
729.734
176
251.177
642
1.265.483
.
Juli
…………………
558
881.835
201
224.022
600
1.221.270
,
Augustus
650
976.754
234
254.678
815
1.749.160
Maart
…………………..441
742.747
146
215.633
611
1.272.384
Mei
…………………….
507e
851.771
215
232.727
–
729
1.419.137
Juni
…………… ……….538
885.113
215
242.629
716
1.454.412
September
…………….
532
864.670
222
198.454
.
662
1.386.412
…
Odtober
……………..
508
.
304.190
243
361.960
767
1.681.965
…
November
…………….
500
828.140
227
267.809
731
1.580.168
t
30 Nov. t/m 6
•
Dec
139
245.772
49
58.833
..
7 t/m 13 Dec
135
199.961
53
70.925
..
14 t/m 20 Dec
163
252.335
51
63.486
21 t/m 27 Dec
132
262.293
49
62.053
1
Bronnen: ,,Mededelingen Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Zuid-Rolland”; Dienst Gemeente Handelsinrichtingen, Amster-
dam; Bureau van Statistiek der Gemeente Amsterdam; Economische dienst van de haven, Antwerpen.
KORTLOPENDE SCHULDEN
AAN
EN VORDERINGEN
OP
NEDERLAND, OOST. EN
WEST-INDIË
VAN DE
AMERIKAANSE
BANKEN’) (in millioenen dollars).
Schulden aan
Vorderingen op
Saldo schulden
aan
Ultimo
Nederland
0.-Indi
6
W.-Indië
.
Nederland
0.-Indi
6
W.-Indië
~
1
‘
.
Nederland
0.-Indië
–
W.-Indiê
–
1929 99,1 1930
……
122,2
1931
44,6
.
20,9
,
23,7
1932
11,9
13,0
+
1,1
4933
8,3
18,1
+
9
1
8
1934 12,9 18,6
+
5,7
1935
68,6
19,0 49,6
1936
78,8
21,9
56,9
1937
89,1
.
‘
23,0
66,1 1938
…101,8
24,2
77,6
1939
204,9.
.
–
5,7
–
199.2
1940
174,3
0,9
173,4
1941
174,9
1,1
173,8
1942
186,6
160,4
2
0,7
0,5
1,8
0,3
186,1
158,8
0,4
1943
193,3
110,1
41,2
0
9
4
1,7
0,5
192,9 108,4
40,7
1944
209,7 110,5
36,0
0,3 1,5
.
0,3
.209,4
109.0
35,7
1945
281,6
113,7
28,2
36,3
1,4
0,5
245,3 112,3
27,7
1946
224.9
127.1 16,1
151,0
–
1,0 0,8
73,9
126,1
15,3
1947 le haltj
209,2
naar de statistieken
94,6
in het
10,3
,,Federal
49,0
.
Reserve Bulletin”.
•
0,5
1,0
160,2
94,1
9,3
‘)
Bewerkt
Kon
Ned.. Boekdrukkerij H. A. M. Roelants
–
Schieda
..Vacat.irc
Bij de Stichting Economisch-Technologisch
Instituut voor Zeeland, bestaat gelegenheid tot
plaatsing van een
sociaal-econoom
met érvaring in het zelfstandig onderzoekings-
werk.
Sollicitaties met uitvoerige inlichtingen en
opgave van .verlangd salaris, te richten aan het
Bestuur derf
j Stichting te Middelburg, Secreta-
riaat: Balans 15.
N.V. Int.
‘
Handel- en Scheepvaartmij. JAN DE
POORTER, vraagt voor haar afdeling ,,Promo-
tion” –
enige medewerkers
de moderne talen vlot beheersend, met ervaring
in de internationale handel, in staat om zelfstan-
dig werkzaam te zijn op het gebied der commer
ciële research en der marktanalyse.
Reflecties van candidaten, wier belangstelling
op dit gebied niet direct op de praktijk is ge-
richt, worden,niet in behandeling genomen.
Eigenhandiggeschreven brieven met uitvoeri-
ge levensloop en liefst met foto, te zenden aan
het Rotterd. Instituut voor Personeelsselectie,
Heemraadssingel 38, Rotterdam.
1H.Bi&
1
1B
:
yj
1
HOLLANDSCHE BANK-UNIE N.V..
Amsterdam,
-.
zoekt
voor spoedige
uitzending. ‘nar
het
buitenland priina onderIgde
a
…
Bâikbokhoudets-
1.
b. Correspondenten
H.B.S. opleiding, ongehuwd,
leeftijd
max. 30 jaar.
Brieven
met
you.
mi:
en
foto
richten
aan
d’
1
Hoofddir&tie, Herengracit 436, Amsterdam-C.
‘HET NEDERLANDS VERKEERSINSTITtJTJT
Vraagt
economist
voor bedrijf seconomisch studiewerk.
(Doct.
examen economie vereist, kennis van vervoers-
probÏeinen gewenst). Eigenhandig geschreven
brieven met getypte staat van inhichtingei (leef
–
tijd, opleiding, praktijk, reden van sollicitatie,
enz.) onder letter E. aan de Directeur,Lange
Houtstraat 26, ‘s:Gravenhage. Bezoek alleen op
uitnodiging..
E M E EN T E AM ST ER OAM
Uitgifte van
‘f
66.000.000.— 3
–
3/2 pCtw
obligatiën der lening 1948,
in stukken van 11000.— en 1500.— nominaaL
Ondergetekencien berichten, dat zij de inschrijving op bovengenoemde uitgifte bij hun Kantoren te
Amsterdam, Rotterdam en ‘s-Gravenhage
openstellen op
DONDERDAG, 29 JANUARI 1948,
van des voormiddags 9 uur tot des namiddags 4 uur,
tot de koers van 100 pCt.
met recht van voorkeur voor houders van de niet uitgelote obligatiën der per 1 Maart 1948 aflosbaar
gestelde
3/2
pCt. leningen Amsterdam 1861, 1905, 1936, 1937 1, II, III en VIII en 3 pCt. lening Amsterdam
1895, zoals in het prospectus nader omschreven.
Prospectussen en inschrijvingsformulieren zijn bij de kantoren van inschrijving verkrijgbaar.
De Tweotsche Bank N.V.
Hope & Co.
Pierson & Co.
Lippmann, Rosenthal & Co.
Nederlandsche Handel-
Banque de Paris et des
Rotterdamsche Bank N.Vi
Maatschappij,, NV.
.
–
Pays-Bas
IncassoBank N.V.
Amsterdamsche Bank N.V. –
Heidring & Pierson.
Nederlandsch-lndische Escompto
AMSTERDAM
.
Maatschappij N.V.
ROTTERDAM,
20 Januari 1948.
R.
Mees
& Zoonen
. -.
‘-
1RAVENHAOE,
Bedrjjfsgroep, werkzaam in de industriële, sec-
tor, zoekt voor indiensttreding op’ korte termijn
een
jong jurist
voor wie na gebleken geschiktheid de functie
van adjunct-secretaris open staat. Inzicht in en
belangstelling voor problemen het economische
leven rakende is vereist. Uitv. sollicitaties onder
opgave van ref. en verlangd salaris onder no.
65760 Reci. Adv. en Advert. Bur. ,,Die. Haghe”, Plein 11, Den Haag.
‘
Leidende functie
Leidende functie gezocht door heer, 54 jaar, ongehuwd,
Doopsgez., C.H. Kerngezond. Dadeljk beschikbaar na
lang verblijf in Duitsland, Engeland, Frankrijk, Oost-en West-Indië in bankwezen en handel. Er. onder no.
ESB 1115, bureu van dit blad, Postbus 42, Schiedam.
Hoofdboekhouder
van grote financiële instelling, oud 35 jaar, in het be-
zit van S.P.D.-diploma en acte M.O., studerend voor
het accountantsdiploma, wil van werkkrizig verande-
ren. Gezocht wordt een verantwoordelijke, leiding-
gevénde functie, waarbij veel initiatief wordt vereist.
Aanbiedingen te zenden onder no.
ESB
1116, bureai
van dit blad, postbus 42, Schiedam.
Ecoiomisch candidaat
met belangstelling voor geld- en bankwezen, studerend
aan de Ned. Econ. Hoogeschool te Rotterdam, zoekt-
ter aanvulling van zijn studie door de praktijk een
,,halve” hem passende betrekking. Er. onder no.
ESB
1117, bureau van dit blad, Postbus 42, Schiedam.
C.HOYNG N.V.
GEVESTIGD TE ‘s-GRAVENHAGE
UITGIFTE van.,
2500 aandelen serie B.
ieder groot t 200.— nom., aan toonder,
ten volle delende in de resultaten van het boekjaar
1948-1949 en volgende boekjaren..
Ondergetekend bericht, dat zij de inschijving op
bovengenoemde aandelen,
.uitsluitend
voor
aandeel-
houders,
openstelt.,
op
MAANDAG, 26. JANUARI 1948,
van
es
vuormidaags
9
uur tot oes
namiddags
4 uur,
tut de
koers van
107 pCt.,
bi] haar kantoren te AMSThIWAM, ROTTERDAM
en ‘s-GRAVENHAGE, alwaar tevens prospectussen en inschrijvingstormulieren verkrijgbaar zijn.
DE TWENTSCHE BANK N.V.
AMSTERDAM. 16
Januari 1948.
De Curaçaosche Handel-
Maatschappij N.V.
(Curaçao Trading Company S;A.)
GEBOUW ,,ATLANTA”
Stacihouderskade 6
Amsterdam
Is
voor hare kantoren en vestigingen in Curaçao,
Suriname en alle voorname plaatsen in het
Caraibische gebied
blijvend geïnteresseerd
in offerten van fabrIkanten(van:
Bouwmaterialen
HuIsh. artikelen
(extlel
Hang- en Sluitwerk
Electr. Technische art.
Fer
Bouwbeslag
Glas
–
Emable
Kleine iJzerwaren
Sanitaire artikelen
Levensmiddelen
Gereedschappen
Dakpannen
Keramische art.
N.V. A.T.O. – VAN GEND
&
Loos
Geregelde vrachtauto-dienst
Nederland – Tsjecho-Slowakije
Vraagt inlichtingen
bij
onze
80
kantoren
of bij
van
Uden’s Transport Bureau
–
Veerhaven
15 –
Rotterdam
Nederlandsch Indische ilandeishank, N1Y..
Amsterdam .- Rotterdam – ‘s•Gravenhage
Alle Bank. en Effectenzaken
Economisch – Statistische
Berichten
Adres voor Nederland: Pieter de Hoochstraat
5.
Rotterdam (W.).
Telefoon: Redactie
38040,
Administratie
38340.
Giro:
8408.
Bankiers: R. Mees en Zoonen, Rotterdam.
Redactie-adres voor België : eminaric voor Gespecialiseerde Eko-
nomié,
14,
Universiteitstraat, Gent.
Abonnementen: Pieter de Hoochstraat
s.
Rotterdam (W):
Bankiers:. Ban que de Comnserce, Brussel.
Abonnementsprijs, franco per post, voor Nederland f
26
per jaar,
voor BetgilijLuxemburg f
28
per jaar, te voldoen door storting van de
tegenwaarde in francs bij de Banque de Commerce te Brussel.ûverzeese
gebiedsdelen (per zeepost) en overige tanden f
28
per jaar. Abonnemen-
ten kunnen ingaan met elk nummer en slechts worden beëindigd per
ultimo van het kalenderjaar.
Aan getekende stukken in Nederland aan het Bijkantoor Westzee-
dijk, Rotterdam (W.).
ADVERTENTIES.
Alle correspondentie betreffende advertenties te richten aan de
Firma H. A. M. Roelanis, Lange Haven
141,
Schiedam (Tetefooa
69300,
toestel
6).
Losse nummers
75
cents, resp, 12 B. frâncs.