‘•
‘7
AUTEURSRECHTVOORBEHOUDEN’
Economisch
,,
wStati*stisch e
*
B
-5
ALGEMEEN
WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN
EN VERKEER
UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT
31E
JAARGANG
WOENSDAG 12 JUNI 1946
No. 1518
COMMISSIE VAN RED4CTIE:
J. F. ten Doesschate; N. J. Polak;
J. Tinbergen; H. M. H. A. aan der Valk; F. de Vries;
H. W. Lambers (Redacteur-Secretaris).
Adjunct-Secretaris: J. H. Lubbers
Assistent-Redacteur: A. de Wit.
Administratie: Pieter de Hoochstraat 5, Rotterdam (14′.).
Telefoon: Redactie 38040, Administratie 38340. Giro 8408.
Abonnements prijs aan het blad, waarin tijdelijk is op ge-
nomen het Economisch-Statistisch Maandbericht, franco
p.p. in Nederland / 26* per jaar. Oaerzeesche gebiedsdeelen
en buitenland / 28 per jaar. Abonnementen kunnen ingaan
met elk nummer en slechts worden beëindigd per ultimo
aan het kalenderjaar. Losse nummers 75 cent.
Donateurs en leden aan het Nederlandsch Economisch
Instituut ontaangen het blad gratis en genieten een reductie
op de oerdere publicaties.
Adreswijzigingen op te geaen aan de administratie.
– Aangeteekende stukken aan het Bijkantoor Westzeedijk,
Rotterdam–(W.).
Alle correspondentie betreffende adaertenties te richten
aan de Firma H. A. M. Roelants, Lange Haaen 141, Schie-
dam (Tel. 69300, toestel 6).
INHOUD:
BIz.
Monetaire problemen op Java door
J:E.Spinosa Cauela
371
Vraagstukken
der
gelddeblokkeering
door
Dr.
H.
W. J.
A.
Vredegoor
……………………
372
Turksche impressies door
A. L. aan Beek Hzn…….
374
Synthetischerubber iii Amerika door
Dr. J. F. Ilacccû
377
Portugal als toekomstige handelspartner door
Mr.
J. A.. Freseman Gratania
………………….
379
Ingezonden
stuk
–
Het
suikervraagstuk
in
Nederland,
‘ingezonden
door de Directie der Centrale Suiker Maatschappij
te Amsterdam, met naschrift van
J. M.
aan
Bommel
aan
J(lotn
……………………
389
Ontvangen boeken ën brochures
………………
382
Geld- en kapitaalmarkt
……………………..
382
S t a t is t
i
è k e n.
–
Bankstaten
…………………………..
383
DEZER DAGEN
draaide de wind door al zijn streken met storm en door
zwaar onweer begeleide wervelwind. De proefvaarten van
de Westerdam, welkome aanwinst van onze koopvaardij-
vloot, en de Witte Zee, bijdrage tot Hollands glorie, be-vestigden, dat het saevis tranquillus in undis nog op ons
volk van toepassing is.
Ook de kabinetsformateur wordt door vele windstreken
heen en weer bewogen. Zal hij zijn heil links vinden of
rechts? Of
zal
de resultante van alle op hem werkende
krachten hem recht vooruitstuwen? Het ware gewenscht,
dat hij spoedig zijn koers vond,opdat In,dië niet de prooi
worde van passaten en antipassaten. Beteugeling van de
aldaar heerschende anarchie, verwarring en ontwrichting
lijkt urgenter dan de interpretatie der stembusuitspaken.
BedreigdeChineezen,uitgeputte geïnterneerden ,ordelievende
Indonesiërs, zij verbeiden den Noordvester, zooals des-
tijds de Leidenaars.
Stembussen spreken lang niet steeds duidelijke taal.
Veranderlijk blijft de koers daar, waar meerderheden door
accoorden en compromissen moeten worden samengeflanst,
zooals in België, in ons land en nu weer in Frankfijk.
Zelfs een plebisciet over één enkel punt geeft geen duide-
lijke uitspraak, als de meerderheid gering is. Zal de wind, in
Italië, met
54
pCt. van de stemmen tegen en
46
pCt.
véér den koning, onbestend,ig blijken, afwisselend Noord
en Zuid? Péron waagt het er niet op en zet na zijn stembus-
overwinning den windwijzer vast: hij heeft de
–
vorming
van de Péronis tische eenheidspartij , bevolen”. Griekenland
zal in September over de koningskwestie stemmen, onder
geallieerde contrôle.
Wat .het begrip geallieefd eigenlijk is, wordt steeds
minder duidelijk. Bij de groote overwinningsparade in
Londen ontbrak de Russische ambassadeur en de open-
bare debatten tusschen Bevin, Byrnes en Molotov worden
steeds scherper. Zware depressies doen zich op, d,ie hevige
storm kunnen teweegbrengen. Intusschen komen de
groote vier weer uit hun vier windstreken naar Parijs toe.
Met de voedselvoorziening in de wereld gaat het ook al
niet voor den wind. Zelfs in ons land, dat als goed gevoed te
boek staat, hoewel het volgens Sefton Delmer, van de
Daily Express, in vergelijking met vroeger er erger aan toe
is dan menig notoir ,,hongerland”, nijpt het. Minister
Mansbolt liet sombere klanken hooren over onze vet- en aardappelpositie. Wat de suiker betreft kondigde hij een, gedeeltelijken terugkeer tot de suikerbieten aan, hetgeen
ook hier te lande een tegenstelling tusschen Noord en Zuid
teweeg schijnt te brengen. Zuid, het genot van suiker-
bieten niet kennende, maat’ afgeschrikt door het cabaret-
liedje uit Noord, heeft autarkische plannen met regionale
distributie- van aldaar aanwezige voorraden.
De suikeischaarschte is gen gevolg van onbestendig
weer; maar van een wat onvasten koers t.en opzichte van de
havensta,king. Stakingswind is’ veelal veranderlijk. Nu ‘gaan de Amerikaa,nsche zeelieden alweer passagieren,
le nez au vent.
77
N.V. KONINKLIJKE
NEDERLAN DSCHE
ZOUTINDUSTRIE
Boekelo Hengelo
ZOUTZIEDERIJ
Fabriek van:
zoutzuur, (alle kwaliteiten)
vloeibaar chloor
chloorbleekloog
natronloog, caustic soda.
gispen
culembôrg
amsterdam
rotterdam
–
Koninklijke
N ederlandsche
Boekdrukkerij
H. A. M. Roelants
Schiedain
SS0
0
(:
STANDARD AMERIKAANSCHE PETROLEUMCIE
JURIST
met ervaring op bedrijfs-organisatorisch gebied, zag zich gaarne
geplaatst als secretaris eener directie Qf bedrijfsorganisstie; event,
als chef juridische afdeeling van een middelgroot bedrijf. V,00r-
keur: ‘s-Gravenbage of van daar uit per auto bereikbaar. Brievcn
onder no. 1062 aan: Adver’t. Bur, ,,MAJOR”, Laan van Meerder-
voort 189 F, Den 1-laag.
ACADEMICUS
met leidende functie in industrieele onderneming, export ervaring,
internationaal bereisd, goed stylist, vlociend moderne talen,
Spaansch, Portugeeseh, Jtaliaansch sprekend, kennis van Russisch en
Zweedsch, commercieel-technisch en organisatorisch bedreven,
zoekt wegens gebrek aan perspectief contact met onderneming of
overheidsinstelling, waar all-round, representatief man noodig is.
Brieven onder nummer 507, Bur, van dit blad, postbus 42, Sehiedam
R. MEES & ZOONEN
A01720
Rotterdam, ‘s-Gravenhage, Delft, Schiedam
Vlaardingen, Amsterdam (alleen assurantiën)
BEHANDELING VAN ALLE BANKZAKEN
BEZORGING VAN ALLE ASSURANTIËN
ÂMSTERDÂMSCH
BANK N.V.
DE
K.L.M.’VRAAGT
KAPI’rAAL 1
55.010O
RESERVCS
1 3I306.
61-
• SPECIALISTEN
op het gebied van variabele budgettee-
ring. Leeftijd ca. 30 jaar, grondige vak-
kennis en ervaring vereischt.
• STATISTICI
Leeftijd 25-30 jaar. Behoorlijke ervaring
vereischt.
Sollicitaties uitsluitend schriftelijk onder vermelding
van verlangde functie, met pasfoto, uitvoerige opgave
van personalia, opleiding, vorige werkzaamheden en
en salaris aan Afd. Personeelszaken der K.L.M. Raam-
weg 90, Den Haag.
DEKONINKLIJKE NEDERLANDSCHE JAARBEURS
vraagt een
PERSCHEF
Economisch onderlegd. Brieven aan het Secretariaat van
de Jaarbeurs, Vredenburg, Utrecht.
Persoonlijke aanmelding alleen na oproep,
HET ECONOMISCH-TECHNOLOGISCH INSTITUUT
VOOR FRIESLAND vraagt
ECONOOM,
voor economisch (ook bedrijfs-economisch) research-
werk.
SOCIOGRAAF
(OOK SOCIAAL-GEOGRAAF)
voor sociografisch researchwerk.
Practische ervaring op het gebied van researchwerk
is gewenscht. Kennis van Friesland en de Friesche
taal – hoewel niet noodzakelijk – strekt tot aan-
beveling.
Brieven met volI. omschr. van opleiding, loopbaan,
tegenwoordig salaris en referenties te zenden aan:
Directeur E.T.I.F., p/a. Willemskade 2, Leeuwarden.
EERSTE NEDERLANDSCHE
Verzekering Mij, op het Leven en tegen Invaliditeit N.V.
Gevestigd te ‘s-Gravenhage
AOMINISTRATIEKANTOOR DORDRECHT- BELLEVUESTRAAT, 2, TELEFOON 5346
Pers o n eet
s-
Pensioenverzekering
verschaft directe fiscale besparing – afschrijving van toe-
komstige lasten – blijvende sociale voldoening
Vraagt
U
eens welgedocumenteerd advIes een ons
BUREAU VOOR COLLECTIEVE CONTRACTEN
Voor het vervolg win de rubriek ,,Vacatures” zie pag. 384
–
,.’
12 Juni 1946
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
371
MONETAIRE PROBLEMEN OP JAVA.
Op Java werd, krachtens het besluit van den opper
bevelhebber der geallieerde troepen an 6 Maart 1946,
het nieuwe gouvernementsgeld in omloop gebracht. Bij
dit besluit werd bepaald, dat het in omloop zijnde Japan-sche invasie)apier geleidelijk aan de circulatie zal worden
onttrokken en te dien einde, tot nadere afkondiging,
tegen een koers van 3 cts. per Japanschen gulden zal worden
ingewisseld, d.w.z. tegen dezelfde waarde als reeds te
voren in nagenoeg alle andere deelen van den Archipel
(met uitzondering van Sumatra en Java) was Vastgesteld. Aan de bankbiljetten van De Ja,va,sche Bank wordt daar-
b)j de wettige betaalkracht ontnomen, waarbij bepaald
werd, dat de coupures van f 5 â pari tegen de nieuwe
muntbiljetten ingewisseld kunnen worden, terwijl de
coupures van f 10 eif hooger, alhoewel ze hun volle
waarde behouden, voorloopig geblokkeerd blijven. De
vooroorlogsche muntbiljetten van -f 2,50 en t 1 worden
eveneens â pari tegen nieuwe muntbiljetten omgewisseld.
Het metaalgeld, d.w.z. teekenmunt en pasmunt, werd
eveneens wederoii gangbaar.
Voor den aanvoer van de nooige pasmunt wa door de
Austrhlische Marine gezorgd, waardoor althans- daarop de
boycot van de Australische ,,wharfies” geen invloed uit-
oefende. Dit geldtransport kwam tijdig aan, zij het dan ook
dat, volgens de Australische pers, een kleinigheid onderweg
weFd geStolen.
De invoering van het nieuwe geld werd niet met algemeen
gejuich begroet; van extremistische nationalistische zijde werden zelfs op het aannemen of in bezit hebben van het
nieuwe papiergeld zware straffen gesteld, gaande tot 15
jaar geangenisstraf. Het gevolg hiervan was, dat ook in
Batavia het nieuwe geld in den beginne niet overal met
volle overtuiging werd aanvaard en dat menig koopman zijn goederen liever tegen Japansch papier verkocht dan
tegen het nieuwe geld.
De voornaamste oorzaak van dit verschijnsel moet niet
zoozeer gezocht worden in de vrees door de in uitzicht
gestelde straf, als wel in het feit, -dat vele dier kooplieden
voor den aanvoer van hun koopwaar, speciaal rijst, groenten
en vruchten, aangewezen zijn op gebieden buiten of aan
den rand van het bezette gebied,
waar
het nieuwe geld
(nog) niet aanvaard wordt. Zij ontvangen dus bij den ver-
koop bijna uitsluitend het nieuwe gouvernementsgeld,
doch moeten bij den inkoop in Japansch papier betalen.
Voor de omwisseling van de opbrengst van hun koopwaar
in Japansch geld zijn zij aangewezen op den clandestienen
geldhandel, die hun het gevraagde Japansche papier levert tegen een koers hooger dan de officieel vastgestelde koers
van 3 cts., soms zelfs gaande tot 5 cts . per Japanschengulden.
In zekeren zin doet dus op het oogenblik het Japansche
invasiepapier eèn agio ten opzichte van het nieuwe, offi-
cieel ingevoerde, gouveriiementspaier. Een zeer merk-
waardige toestand dus.
Dat op die manier niet het inwisselen van het Japansche papier bereikt wordt, maar veeleer een wegdrijven van dit minderwaardige ruilmiddel naar het nog onbezette achter-
land, is duidelijk. Men kan zich afvragen, of een dergelijk
verschijnsel niet moet leiden tot een op niets berustende
appreciatie -‘an het invasiepapier, indien aIhans de be-
volking blijft volharden in haar weigering het nieuwe
gouvernemen.tsgeld te aanvaarden, hetgeen ongetwijfeld
tot een verdere prijsstijging in het onder geallieerd bestuur
staand gebied (Batavia, Semarang, Soerabaja, Bandoeng)
zal leiden. –
Ook psychologische motieven droegen er toe bij, dat een
zekere weerstand was te bespeuren, die ook heden nog
niet overal en geheel is verdwenen. In een vorig-artikel’) werd reeds gewezen op het uiterlijk van het nieuwe gou-
vernementspapier, dat notdzakelijkerwïjze bij de; tegen
1)
Zie ,,Monetairc problemen in
Indi6″ in ,,E.-S.B.” van 29
November 1945, blz. 263 en 264.
–
–
woordige bijna chaotische toestanden tot een weerstand
moest leiden. Daarbij komt, dat de bevolking, die reeds
eenmaal zich gedwongen had gezien nieuw, tot dusverre
haar onbekend, papiergeld te aanvaarden, nl. toen het
Japansche invasiepapier werd ingevoerd, en sindsdien
dit ruilmiddel steeds verder in koopkracht had Zien ver-minderen, logischei*ije een wantrouwende houding aan-nam -ten opzichte van het nieuwe gouvernementspapier,
welk wantrouwen aangemoedigd werd door allerlei op
niets of op onjuiste grondslagen berustende geruchtn,
gretig verspreid door extremistische richtingen.
In dit opzicht trof het ongelukkig, dat in de eerste dagen
van de in.voering van het nieuwe gouvernementsgeld de
deva.luatie van den Indischen gulden bekend werd, het-
welk voor menigen sluwen handelaar aanleiding was om
op een nog verder gaande devaluatie vooruit te loopen,
zoodat een zwarte markt in buitenlandsch geld ontstond,
waarop heden ten dage (medio Mei 1946) het Australische
Pond met f 11 tot f 14 wordt btaald, in plaats van
zich te houden aan den officieel vastgestelden koers van ca.
f 8,50 (v66F de devaluatie ca. t 6). Dat het bij den huidigen
toestand vDijwel onmogelijk is paal en- perk te stellen aan
deze zwarte geldmarkt, zal hem, dié zich een beeld kan
vormen van de toestanden op Java, en speciaal in Batavia,
wel duidelijk zijn.
1
–
Jet mag dus geen verwondering wekken, dat de koop-
kracht van den nieuwen gouvernementsgulden niet, zooals
uit de officieel vastgestelde waardeverhouding zou moeten
volgen,33 maaldievandenJapanschen gulden beloopt, doch veeleer zich tusschen 20 en 25 beweegt. M.a.w. de prijzen stegen ook na de invoering van het nieuwe geld nog verder
(met ca. 30 A 40 pCt.),hetgeen medebrengt, dat voor hen,
die niet in één der gouvernementskampen of hotels en te-
huizen zijn ondergebracht, de kostèn van het levensonder-
houd schrikbarend gestegen zijn.
1-let zou echter onjuist zijn deze prijsstijging uitsluitend
toe te schrijven aan het feit, dat het nieuwe geld minder
gewild is. De hoofdoorzaak daarvan is immers de nog steeds
voortdurende schaarschte aan goederen op elk gebied en
men mag veilig aannemen, dat deze toestand zal voort-
duren, zoolang niet van een normaal transport van en
naar het binnenland, van een normale verbinding met de
overige gewesten van Indonesië sprake is, en zoolang het
niet gelukt de door de Nederlandsch Indische Regeering
bijtijds gekochte, in Australië opgeslagen, doch daar door de
haven,,meesters” (de wharfies) opgehouden, goederen te
vervangen door uit andere gebieden (meer speciaal de
Vereenigde Staten) aan te voeren goederen. –
En last not least, en dit geldt voornamelijk ten aanzien
van de economisch zoo belangrijke grôep der textielgoede-
ren, speelt hier de over de geheele wereld bestaande
schaarschte een rol bij de hooge prijzen, die thans voor het
weinig verkrijgbare gevraagd en grif betaald worden.
De lezer, die meer belang stelt in dit probleem der textiel-
goederen, zij verwezen naar de in het ,,Economisch VTeek blad” van 13 April en 11 Mei jl. voorkomende artikelen van
J. pan de Water
en van
W. T. Kroese, en voor wat betreft
de plaats, die de textiel inneemt bij den invoer van con-
sumptie-artikelen, naar mijn artikel, voorkomende ih
,,Economisch-Statistische Berichten” van 29 Mei 1946.
1
–
let mag een schralen troost heetdn, dat, watduurtevan
het levensonderhoud betreft, het in de nabijliggende groote
steden Singapore en Manilla al even zoo gesteld is. Veel
valt hiertegen momenteel niet te doen; wel heeft de Re-geering door het treffen van een distributieregeling be-
verkstelligd, dat de bij deze regeling betrokkenen tegen
redelijke prijzen de hoogst noodige levensmiddelen en
enkele andere artikelen kunnen koopen, maar het . feit,
dat niet de geheele bevolking daaronde-r valt, en de eigen-
aardige toestanden, die hier in feite in Batavia nog heer-schen, maken, dat’een zwarte markt op schier elk-gebied
welig bloeit.
Waar men dus eenerzijds het aanbod en den prijs der
372
,
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
12 Juni 1948
goederen niet vermag te beheerschen:, is het logisch, dat
de Regeering tracht door het beperkt houden van den geld-
omloop het euvel van de zwarte markt zoovéel mogelijk
te bestrijden. Zoo krijgen zij, die bij het Gouvernement
in betaling zijn (en dit is praktisch het geheele Europeeshe bevolkingsdeel, want van een Westersch geleid particulier
zaken- en bedrijfsleven is nog geen sprake), slechts een deel
van hun salaris in geld betaald (vai’ieerend tusschen 1 120
en f 175 per gezinshoofd en 1 40 tot 1 75 per niet-werkend
gezinslid). De rest wordt den. betrokkenen op rekening
goedgeschreven.
Dat echter ook het Gouvernement rekening moet houden
met de gestegen kosten van het levensonderhoud, blijkt
uit de bepaling, dat voor de lagere inkomens een toeslag
van 50 pCt. wegens prijsstijgingen op’de te verleenen ,,voor-
schotten” wordt uitgekeerd. Ondertusschen zijn reeds zeer aanmerkelijke bedragen
aan salarissen en bonen op deze wijze geblokkeerd. Zoodra
de banken en spaarbanken, weer de mogelijkheid open-
stellen tot het openeii van deposito- resp. spaarrekeningen,
zullen ongetwijfeld deze bedragen de banken moeten
.toevlQeien, daar de combinatie werkgever-bankier-centrale
overheidsfinanciering om verschillende redenen minder
juist lijkt.
Ondertusschen kan *orden geconstateerd, dat de po-
gingen tot het beperken van de geldcirculatie inderdaad
het gewenschte resultaat hebben gehad. De aankoop van
het publiek op pasars, toko’s en het bezoek aan restau-
rants en café’s is na de .invoering van het nieuwe geld
aanmerkelijk kleiner geworden.
Zoonis reeds eërder betoogd, mag het waarschijnlijk
geacht worden, dat bij terugkeer van meer normale toe-
standen het gelukken zal het prijspeil te beheerschen,
maar men: mag ‘niet de oogen sluiten voor de mogelijkheid,
dat bij een eenigszinS voortduren van-de thans bestaande
toestanden een blijvende velhooging van het nominale
loonpeil zal intreden, welke bij een terugkeer naar normaler
omstandigheden niet zbo gemakkelijk teniet gedaan kan worden en welke dus een blijvende vermindering van de
binnenlandsche koopkracht van het ruilmiddel tengevolge zou hebben
2).
Aan dit probleem dient mi. de grootste
aandacht geschonken te worden.
En wat de thans gebbokkeerde bedragen van het salaris-
tegoed betreft, ook wanneer deze bij de banken onder-
gebracht zullen ziji, zullen zij voorloopig geblokkeerd
moeten blijven, daar ook bij het intreden van meer normale
omstandigheden, hetgeen uiteraard slechts geleidelijk zal
plaatsvinden, gewaakt zal moeten worden tegen een te
groote geldcirctilatie.
Batavia,
17
Mei 1946.
J. E. SPHOSA CATTELA.
8)
,,En ton slotte is de handhaving van het loonpeil van essentieele beteekenis voor cle uiteindelijke waarde van de geicleenheid, door-
dat. . . een looninflatie practisch vrijwel steeds als blijvend moet
worden beschouwd’ (H. W..T. A. Vredlegoor, ,,Monetairc Vraag-
stukken”, Amsterdam 1945, blz. 131).
VRAAGSTUKKEN
DER GELDDEBLOKKEERING.
De geld zuivering moge, naar mijn meening ‘), tenge-
volge van de aanweigheid van prijs- en rantsoeneerings-
voorschriften slechts weinig beteekenis hebben voor het
behoud van de koopkracht van den gulden, de vraag is,
of zij tôch’ niet gewenscht is ter bevordering van de op-
heffing der prijs- en rantsoeneeringsvoorschriften. Het
gaat er hierbij derhalve om, of een vermindering der geld-
hoeveelheid door geld,blokkeering niet gewenscht is,
omdat zônder haar de infiationaire invloed van de aan-
wezigheid van een groote geidhoeveelheid een langdurige
of zelfs duurzame handhaving der prijs- en l’gfltsoeflee-
rings’voorschriften noodzakelijk zou maken. 1-let onder-
‘)
Heeft de geldzuivening beteekenis voor de kookracht van den gulden?”, ,,E.-S.B.” van 13 Februari 1946.
zoek naaF genoemde’ vraag, waaraan het eerste deel van
dit artikel zal worden gewijd, is ook na de plaatsgevonden
hebbende geidzuivering van praktisch belang i.v.m. de
nog steeds voortdurende scherpe stijging van degeldhoe-
veelheid. Dit onderzoek zal worden begonnen met een
analyse van de
–
bestemming, die na den oorlog bij afwezik-
heid van een ,geldblokkeering door de bezitters geleidelijk
zou worden
gegeven
aan dat deel van de geldhoeveelheid,
hetwelk
niet
vereischt is voor het .,dragen” vat de (legale) geldomzetten in het proces van productie tot consumptie.
De automatische vermindering der geldhoec’eelheid na den
oorlog.
Een aanzienlijk deel van de geidhoeveelheid bestaat
uit geldmiddelen, die door de bezitters weliswaar als min
of meer duurzame besparing (duujzaam vermogen) worden
beschouwd, maar die om een of andere reden niet belegd
zijn. Terwijl dit altijd met een deel der geidhoeveelheid
het geval iS (de zgn. financieele geldcirculatie), is tijdens
den oorlog de omvang van de als duurzaam vermogen
beschouwde geldmiddelen belangrijk toegenomen, voor-
namelijk doordat zich een groote neiging openbaarde de
loopende besparingen in liquiden ‘torm aan te houden.
De redenen hiervan zijn bekend
2
). Naarmate deze redenen na den oorlog onder invloed van de zich geleidelijk norma-
liseerende verhoudingen zullen verdwijnen, zullen de
onderhavige saldi op de kapitaalmarkt worden aangeboden.
Op de gevolgen hiervan zal hierna worden ingegaan.
Een deel van de oorlogsbesparingen wordt niet als duur-
zame, maar slechts als tijdelijke besparing beschouwd en
dan veelal in liquiden vorm aangehouden met het doel
er na den oorlog zoo spoedig mogelijk consumptiegoede-
ren mee aan te schaffen. In feite zal dit doel echter slechts
zelden worden verwezenlijkt. Onder vigueur der prijs- en
rantsoeneeringsvoorschriften zullen immers niet meer
consumptiegoederen kunnen worden gekocht dan overeen,-
komt met de via prijsvoorschriften vastgestelde waarde
van de uit de loopende productie en den import ter beschik-
king komende consumptiegoederen. Naarmate men zich
nu onder invloed van een en ander uit het loopende in-
komen consumptiegoederen aanschaft, die men zich aan-
vankelijk voorstelde met de oorlogsbesparingon te koopen,
zullen deze als
tijdelijk
gedachte oorlogsbesparingen tot
duurzame
besparingen worden. Ook bij afwezigheid van
de b.iokkeeringsmaatregelen zou derhalve het overgroote deel der betrokken saldi in feite niet consumptief worden
besteed. Alleen voorzoover deze saldi zich in handen van de
minst gegoeden bevinden zou dit, met name indien het
loopende inkomen onvoldoende is om in de primaire behoef-
ten te voorien, veelal wèl geschieden. Zooals in het vorige
artikel reeds is opgemeFkt, wordt deze categorie echter ook
onder de huidige bbokkeeringsmaatregelen, voèrnamelijk om
sociale redenen, in staat gesteld een relatief groot deel van
haar geldbezit voor consumptieve aankoopen te gebruiken.
Uit een en ander volgt, dat de geldblokkade op zichzelf
over
de na-oorlogsche periode als geheel bezien
slechts een geringe
vermindering van de legale vraag naar consumptiegoede-
ren tengevolge zal hebben en derhalve ten hoogste
slechts een geringe bijdrage tot de opheffing der prijs- en
rantsoeneeringsvoorschriften zal leveren.
Opgemerkt dient verder nog te worden, dat, voorzoover
iemand in staat is oorbogsbesparingen consumptief te be-
steden, dit inhoudt, dat.bij – voorzoover nog noodig
dank zij prijs- en rantsoeneeringsvoorschriften – onge-
veer stabiel prijspeil, elders in de volkshuishouding
een overeenkomstig bedrag additioneel moet worden be
spaard. Deze additioneele besparingen zullen onmiddellijk
of na verloop van tijd als duurzaam worden beschouwd
en uiteindelijk evenals de ‘eigenlijke oorbogsbesparingen
op de kapitaalmarkt worden aangeboden.
8)
Vgl. ,.Monetaire vraagstukken tijdens en na den -oorlog”,
waarin schrijver dezes meer uitvoerig op de in het eerste deel van dit artikel behandelde Problemen 15 ingegaan.
12 Juni 1946
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
373
In tegenstelling toji de oorlogsbesparingen zullen de
oorlogsdesinvesteeringen – zooals men de liquide saldi
kan noemen, die in oorlogstijd bij het bedrijfsleven zijn
geaccumuleerd tengevolge van de onmogelijkheid tot vol-
ledige herinvesteering van de opbrengsten – bij afwezig-
heid van blokkeeringsmaatregelen tenslotte volledig over-
eenkomstig de bedoeling voor herinvesteeringsdoeleinden
worden gebruikt. De betreffende herinvesteeringn nood-
zaken de inkomentrekkers in een
geleid
stèlsel om de
bekende redenen tot een overeenkomstig bedrag aan
besparingen, die vroeg of laat weer op de kapitaalmarkt
zullen verschijnen. Ook de desinvesteeringsgeld.en komen
derhalve langs een omweg op de kapitaalmarkt terecht.
De vraag rijst, of door een blokkeering van bqdFijfssaldi
geen beperking der investeeringen en aldus een bespoe-
diging van de opheffing der prijs- en rantsoeneeringsvoor-
schriften kan worden bereikt. Deze vraag moet m.i. ont-
kennend worden beantwoord, aangezien het overgroote
deel der met deze saldi te financieren (her-)investeeringen
in het kader van den wederopbouw noodzakelijk zal zijn
en derhalve deel zal uitmaken van het officieele investee-
ringsprogramma.
Ook voorzoover
in
oorlogstijd gecreëerde liquide saldi
om andere dan de hiervoor opgesomde redenen worden
aangehouden, zullen zij op de kapitaalmarkt terecht ko-
men. Dit zal bijv. tenslotte tengevolge van het afnemen
van de zwarte markt geschieden met de op de zwarte
markt circuleerende geldmiddelen en teïgevolge van het
verdwijnen van de vrees voor oorlogsgeweld, evacuatie
e.d., met .uit dien hoofde aangehouden liquide saldi. Zoo
•zullen uiteindelijk alle in oorlogstijd ontstane geldmiddelen,
ç.’oorz000er
zij althans niet noodig zijn om een stijging
van het maatschappelijke geldinkomen te dragen en niet
tengevolge van een begrootingsoverschot of importsaldo
verdwijnen, direct (het overgroote’ deel van de saldi in
handen van inkomentrekkers) en indirect (de saldi van het
bedrijfsleven) op de kapitaalmarkt verschijnen. Hier
kunnen deze geldmiddelen slechts in staatsleeningen
worden belegd, daar tegenover de loopende kapitaal-
vraag van het bedrijfsleven, voorzoover deze niet de fi-
nanciering van een importsaldo betreft
3
),
reeds een
met de betreffende investeeringen correspondeerend
bedrag loopende besparingen staat: De uit het aanbod
van genoemde saldi voortvloeiende additioneele vraag
naar staatsleeningen zal de Schatkist in staat stellen,
na dekking van het eventueele loopende begrootingstekort,
hij gelijkblijvenden rentestand, schatkistpapier bij de
banken af te lossen, als gevolg waarvan de geidhoeveelheid
een overeenkomstige vermindering zal ondergaan.
Intusschen zal uiteraard slechts een deel van de in oor-
logstijd gecreëerde geldmiddeien bij het verschijnen op
de kapitaalmarkt onmiddellijk in staatsleeningen worden
belegd, maar zal een deel in eerste instantie in andere
vermogenswaarden worden gestoken. De verkoopers dezer
vermogenswaarden zullen op hun beurt de opbrengst
vroeg of laat voor een deel in staatsleeningen en voor de rest in andere vermogenswaarden beleggen enz. enz. Dit
proces van geldvermindering zal worden bevorderd door
het feit, dat, doordat aan de vraag naar staatsleeningen,
in tegenstelling tot die naar andere vermogenswaarden,
praktisch onbeperkt kan worden tegemoetgekomen door
consolidatie van schatkistpapier, de prijs van andere
vermogenswaarden relatief hoog zal zijn, hetgeen de be-
legging in staatsleeningen aantrekkelijker maakt. Op de
geschetste wijze zal de geldhoeveelheid een geleidelijke
daling vertoonen. Het tempo en de omvang van deze
daling hangen af van de gevoerde geidpolitiek eenerzijds
en van de ontwikkeling der liquiditeitsvoorkeur anderzijds. In dit en het voorafgaande artikel is de conclusie bereikt,
dat de geldvermindering na den oorlog, voorzoover zij eco-
nomisch gewenscht is, vanzelf tot stand komt en een forcee-
3)
In dit geval verdwijnen de betreffende geldmiddelen via de
financiering van het Importsaldo.
ringvan de geldverinindering, hoe dan ook, geen zin heeft,
omdat zij noch van veel beteekenis is bij de bestrijding
van een infiationaire prijs- en loonstijging, noch in staat
is de opheffing van de prijs- en rantsoeneeringsvoorschriften
in belangrijke mate te bevorderen. Met het oog op de rente-
lasten van de Schatkist verdient een politiek van goedkoop
geld in den tijd van afnemende goederenschaarschte aan-beveling en dient vooral niet te worden getracht door een
geforceerde emissie van langloopende leeningen den omvang
der geldhoeveelheid te beperken. In dit verband zij nog
opgemerkt, dat de stimuleerende invloed, die van een
politiek van goedkoop geld uitgaat op de investeeringen, in de eerste na-oorlogsjaren
geen bezwaar vormt. In deze
jaren maakt de groote omvang der herbouwinveteeringen
het nI.
toch
noodzakelijk door middel vanprijs- en rant-soeneeringsvoorschriften de investeeringen in overeen-
stemming met de besparingen te brengen en dienen verder
de investeeringscontrôle en de daarbij behoorende rant-
soeneeringsvoorschriften nog te worden gehandhaafd om
de uitvoering der investeeringen overeenkomstig de door
de Overheid vastgestelde rangorde van urgentie te ver-
zekeren. Alleen in het laatste stadium der goederenschaarschte,
wanneer de wederopbouw grootendeels achter den rug is
en de neiging tot inrvsteeren die tot sparen nog slechts veinig
oert rel t,
kan een politiek van credietconcentratie ertoe
bijdragen de investeeringen in overeenstemming met •de
besparingen te brengen en aldus de opheffing van de prijs-
en rantsoeneeringsvoorschriften te bespoedigen.
Het tempo der deblohiceering.
Bij degenen, die de geldzuivering van groote beteekenis achten voor de handhaving van de waarde van den gulden,
bestaat een diepgaand meeningsverschil over de te voeren
deblokkeeringspolitiek. Prof. Hennipman is van meening,.
dat, zoodra de geldhoeveelheid na de geldzuivering een-
maal den in beginsel wenschelijk geachten omvang heeft
bereikt, een verdere deblokkeering ongeoorloofd is. Deze
auteur stelt in verband hiermede den eisch, dat voor de financiering van herinvesteeringen na genoemd tijdstip
geen geblokkeerde desinvesteeringsgelden meer worden
gebruikt, maar de hiervoor noodige geldmiddelen op andere
niet-inflationaire wijze – bijv. via de kapitaalmarkt –
worden verkregen. Hiertegenover staatde opvatting van de
tien samenstellers der ,,Nota inzake de monetaire en
budgetaire positie in Nederland”. Deze stellen voor de geld-
middelen, die nog geblokkeerd zijn nadat de gewenschte
geldhoeveelheid is bereikt, om te zetten in kortloopende
staatsobligaties (zgn., belastingcertificaten), die wel ver-
handelhaar, maar – ter vermijding van inflatie – niet
beleenbaar zijn.
1-let komt mij voor, dat, indien men aanneemt, dat de
geldzuivering een voorwaarde is voor het behoud van, de
waarde van den gulden – zooals de aanhangers van beide
opvattingen doen -, Prof. Flennipman het bij het rechte
eind heeft. Immers, door de belastingcertificaten
niet
beleenbaar te maken, kan men den inflationairen invloed
van haar creatie niet voorkomen, daar de verhandelbaar-
heid hen, die consumptie- of kapitaalgoederen wënschen
te koopen, de gelegenheid verschaft de hiervoor noodige
geldmiddelen door verk66p der certificaten te verkrijgen
4).
Is men echter als schrijver dezes van meening, dat
in de
gegeyen
omstandigheden de geldzuivering slechts
van weinig beteekenis is voor de koopkracht van den
gulden, dan verwacht men niet alleen van een omzetting
van geblokkeerde saldi in belastingcertificaten, maat
ook van een volledige opheffing der geldblokkade geen
belangrijk inflatioftair effect. Een snelle opheffing der
geldblokkade lijkt mij, dan ook wenschelijk, omdat er
verschillende bezwaren verbonden zijn aan de handhaving
der geldblokkade.
In de eerste plaats eischt de handhaving der geldblok-kade – met name i.v.m. de aanvragen tot deblokkéering,
‘) Dit is ook het standpunt van Minister Lieftiock t.o.v. een dergelijk
voorstel in de ,,Nota van Zes”. Zie
,,E.S.B.”
van
5
Juni 1946, blz.366.
Ç
7
T
374
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
12 Juni 1946
waartoe de mogelijkheid ook bij een rigoureuze blokkee-
ringspolitiek steeds zal moeten worden opengelaten –
werkzaamheden, die in dezen tijd van schaarschte aan
arbeidskrachten op nuttiger doeleinden zouden kunnen
worden gericht.
In de tweede plaats vormt een consequent gehandhaafde
blokkeering een belemmering voor den wederopbouw,
doordat een deel der ondernemingen – met name kleinere
persoonlijke ondernemingen -, wier desinvesteeringsgelden
geblokkeerd zijn, moeilijkheden zullen ondervinden bij
het aantrekken van de geldmiddelen, die zij noodig hebben
voor in het kader van den wederopbouw toegestane herin-
vesteeringen. In dergelijke gevallen zal de Overheid echter
in den regel wel vergunning tot deblokkeering verleenen.
In de derde plaats zal een voortgezette geldblokkade
een vlot verloop van de aanstaande vermogensheffingen
belemmeren. Een belangrijk bezwaar tegen een heffing
ineens is, dat het vrijmaken van geldmiddelen voor de
storting door liquidatie van vermogenswaarden een em-
stigen druk op de kapitaalmarkt zal uitoefenen. Een
gunstige factor in dit opzicht vormt na den oorlog de
bestaande beleggingshonger naar zakelijke waarden, welke
voornamelijk het gevolg is van het i.v.t. de loopende
besparingen geringe aanbod van nieuwe zakelijke waarden
op de beleggingsmarkt tijdens den oorlog. De blokkade • van uit clezen hoofde aangehouden liquide middelen nu
belemmert de vlotte plaatsing van geliquideerde vermogens-
waarden. Men kan dit bezwaar ten deele ondervangen door
de mogelijkheid open te stellen de heffing te betalen met
geblokkeerde geldmiddelen of daarmede verworven staats-
schuld (zooals in feite ook het geval zal zijn), alsmede
door vergunning te verleenen geblokkeerde saldi te ge-
bruiken voor aankoopen van vermogenswaarden resp. de
verstrekking van leeningen aan in de heffing aangeslage-nen. Een dergelijke vergunning zal men echter niet gauw
geneigd zijn te verStrekken, indien geblokkeerde saldi
eenmaal in’staatsschuld (i.c. grootboek.bezit) zijn omgezet.
t
Tenslotte zal bij handhaving van de blokkade van des-
investeeringsgelden een additioneele vraag naar kapitaal
ontstaan, welke de beleggingsmarkt ongunstig beïnvloedt.
Uit een en ander volgt, dat de mogelijkheid, dat een
vermogensheffing gepaard gaat met een ontwrichting van
de kapitaalmarkt, belangrijk grooter wordt door een hand-
having der geldblokkade en meer in het algemeen door de
vrees voor een groote. geldhoeveelheid, welke ook een
psychologische belemmering vormt voor de omstreeks
hét tijdstip der heffing vereischte ,,vlotte” financieele
politiek. Nu kan een dergeiijke ontwrichting uiteraard
immer worden voorkomen dooi betaling der heffing.in
vermogenswaarden of in termijnen toe te staan, maar
hiértegen bestaan, zoonls in mijn reeds genoemde studie
is uiteengezet, ernstige bezwaren.
In het licht van bovenstaande uiteenzetting kan het
tempo van de geiddeblokkeering in Nederland gunstigworden beoordeeld
5).
De blokkade van desinvesteeringsgelden,
waarvan de handhaving niet alleen ongewenscht, maar
voor afzonderlijke ondernemingen ook onbillijk zou zijn,
zal geleidelijk worden opgeheven. Weliswaar wordt daar-
naast de blokkade van het geldbezit van particulieren
gehandhaafd, maar op dusdanige wijze en met dergelijke uit-
zonderingen, dat dé nadeelen hiervan beperkt zijn. De
debiokkeering van een ruim minimumbedrag, voorkomt
betalingsmoeilijkheden bij minder gegoeden en m.b.t.
de vermogensheffing en de vermogensaanwasbelasting is
van gewicht, dt deze zullen kunnen worden betaald met
geblokkeerde saldi en daarmede verworven grootboekbezit.
Tenslotte zal ten tijde van de heffingen waarschijnlijk wel
de mogelijkheid worden opengesteld geblokkeerde saldi
te gebruiken voor aankoopen van aandeelen e.d. op de
kapitaalmarkt, welke hiervan een belangrijken steun zal
.ondeivinden
) Hier buiten staan de bezwaren tegen de techniek der geld-
deblökkeeri.ng.
Alleen zullen eenmaal in grootboekbezit omgezette ge-
blokkeerde saldi niet meer •kunnen worden gebruikt
voor opvanging van i.v.m. de heffingen staande liquidaties
van vermogenswaarden. Een verder nadeel, dat aan de
beperkte handhaving der blokkade is verbonden, is de
reeds genoemde administratieve rompslomp, die er mee ge-
paard gaat. Tenslotte zij nog opgemerkt, dat, voorzoover
geblokkeerde saldi in grootboekbezit zijn omgewisseld, de
eigenaars na uiterlijk drie jaren de vrije beschikkingsmacht
over het betrokken vermogen zullen verwerven, doordat
dit bezit na uiterlijk drie jaren overdraagbaar zal zijn.
Conclusie.
Resumeerende kan worden geconcludeerd, dat de geld-
zuivering op zichzelf de opheffing der prijs- en rantsoe-
neeringsvoorschriften slechts weinig zal bevorderen. Verder
zijn het – zooals in het voorafgaande artikel is gebleken –
de prijsvoorschriften en de contrôle op de naleving
ervan, die de koopkracht van het-geld bepalen. Daarnaast
heeft in een behoorlijk functionneerend geleid economisch
systeem een geldblokkade in dit opzicht vrijwel geen betee-
kenis en zou men een poging de koopkracht van het geld door een stringente geldblokkade te beschermen, kunnen
karakteriseeren als de invoering van e’en (overbodig) dub-
bel geleid economisch stelsel. Gézien de soepele deblok-
keering is in Nederland van een dergelijke poging in feite
geen sprake. Een en ander heteekent echter allerminst, dat
de geldzuivering pverbodig is geweest. Als middel tot ver-.
mogensregistmatie was zij nI. onvermijdelijk. Doordat de
geidzuivering een verbetering van de gegevens voor de
komende heffingen en daardoor een vergrootingvan haar-
opbrengst tengevolge heeft, oefent zij verder een zekeren
deprimeerenden invloed uit op de koopkrachtige vraag.
Zoo leidt de geldzuivering derhalve indirect – dus
niet
tengevolge
–
‘van de geldvermindering, die zij tengevolge
heeft – ndg tot eenige bespoediging van de opheffing der
prijs- en rantsoeneeringsvoorschriften, alsmede tot eenige
beperking van de zwarte markt. Dit geldt trouwens even-
zeer t.a.v. alle andere middelen tot vermogensmegistratie.
Dr. H. W. J. A. VREDEGOOR.
TURKSCHE IMPRESSIES.
Een bezoek aan het Turkije van 1946 is wel uiterst
geschikt om tot duidelijk besef te komen, hoe teer de
onderlinge verhoudingen tusschen andere landen en het
onze zich gewijzigd hebben. Wat Turkije betreft, kan deze
gewijzigde verhouding van belang zijn, indien deze zich
mettertijd uit in levendiger betrekkingen met Nederland.
De mogelijkheid daartoe is aanwezig, zoowel wat den
feitelijken- toestand betreft, als de daarvoor onontbeerlijke
goodwill van Turksche zijde. Hieronder volgen eenige
algemeene indrukken van recenten aard, waarbij speciaal
enkele punten nader besproken worden, die Nederlandsche
belangstelling kunnen wekken.
Ziet men het land thans weer, na het eind van den twee-
dn wereldoorlog, dan is de eerste indruk: hier is weinig
veranderd. Verwoestingen kent men niet, wel uitbreiding
eh nieuwe bebouwing. Vervolgens: overvloed van alles,
wat in ons dagelijksch leven schaarsch is. Daamede komt
men vanzelf op het
derde
punt, dat den reiziger reeds
blijkt, vÔôr hij zijn hotel bereikt heeft. Dat is, naar iijn
meening, het schijnbare gebrek aan besef, wat hetbeteekent,
den oorlog jarenlang aan den lijve te hebben gevoeld.
De opwinding, waarmede men spreekt over den korten tijd,
dat,,black out”was voorgeschreven, komt den Nederlander
wel haast even belachelijk voor als den Turk het feit,
dat luciers voor zijn bezoeker ernstige Vraagstukken op-
leverden. En nog na weken, zelfs maanden, kost bet moeite,
eenerzijtls te realiseeren, dat men te doen heeft met een
land, waarin het leven zes jaar lang vrijwel normaal bleef,
en anderzijds, begrip te vinden voor wat zich véÔr’ en na
de bevrijding in Nederland afspeelde.
12 Juni 1946
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
375
Duidelijk blijkt echter, dat het nieuwe Turkije, de schep-
ping van Atatürk, het werk aan zijn toekomst gestaag
heeft voortgezet. De omstandigheden mogen veranderd
zijn, het land leeft en werkt onveranderd om tot een
moderne ontwikkeling te komen. Tot in de verst verwij-
derde Anatolische dorpen is de school doorgedrongen, die de eerste voorwaarde moet scheppen voor deze ontwikke-
ling. Middelbaar en vooral hooger.ondeiwijs hebben daarbij
dankbaar . gebruik gemaakt van tengevolge van het
nationaal-socialisme uit. Midden-Europa uitgeweken
krachten.
Ontwikkeling van industrie, mijnbouw en verkeers-
wezen bepalen de economische politiek, die het land in dit
opzicht onafhankelijk moet maken. De Staat beheerscht
dit gebied in sterke mate. Dat deze vèrgaande staats-
inmenging critiek ondervindt, is te geniakkelijker te be-
grijpen, wanneer men vertrouwd is met de uitvoerende
organen. De keuze der leidende figuren is soms afhankelijk
van de politieke constellatie, hetgeen nu eenmaal in geen
enkel land kan waarborgén, dat de juiste man op de juiste
plaats komt. Het aantal beschikbare capabele personen
voor leidende en middelmatige functies is blijkbaar be-
perkt. Boyendien vergt het werk van officieele en semi-
officieele organen veelal omslachtige formaliteiten. Hieruit
moet allerminst worden opgemaakt, dat tekortkomingen
aanwezig zijn; veeleer is de bedoeling te wijzen op een
symptoom der huidige situatie. Men hoopt, dat de geeste-
lijke ontwikkeling van het land in snel tempo zal afrekenen
met bezwaren in dit opzicht. Opgemerkt worde, dat het
voor den buitenstaander moeilijk is, een juist oordeel te
vormen ‘over den omvang van dit vraagstuk. Buitenstaan-
ders zijn dikwijls geneigd tot critiek, die niet objectief is,
en van Turksche zijde is men gevoelig wat zaken als deze
betreft, die het nationale prestige raken.
In het kader der ontwikkeling past uiteraard het streven,
den landbouw, die nog steeds in hoofdzaak de economische
structuur bepaalt, op hooger peil te brengen.
Politieke ontwikkeling.
De grondslagen, die Atatürk heeft gelegd t.a.v. de poli-
tieke ontwikkeling, zijn zoo ruim, dat de principieele lijn
tot in een verre toekomst is vastgelegd. Naar ‘buiten
beteekent dat: goede verstandhouding met alle naburige
staten, wat des te gemakkelijker valt, daar Turkije geen
territoriale aspiraties heeft. Omgekeerd werden den laatsten
tijd aan Turkije evenmin eischen gesteld door zijn buren,
met uitzondering van de recente actie der Sowjet-Unie,
ten aanzien van de Oostelijke provincies, die langs de
Turksch-Iraansche grens liggen. Duidelijk is te kennen
gegeven, dat Turkije niet van zins is, eenige cdncessie te
doen; tot herziening van het vërdrag van Montreux, ten
aanzien der zeestraten, is men echter bereid, mits deze
herziening berust op een internationale overeenkomst,
die de belangen en historische rechten van het land respec-
teert. Op dit stuk is de ovefeenstemming in het land alge-
meen, evenals de bereidheid, deze belangen en rechten zo’o noodig te verdedigen. Dit verklaart, dat nog steeds
ca. een millioen man onder de wapenen zijn, terwijl de
staat van be.leg in een aantal provincies gehandhaafd
wordt.
In de binnenlandsche politiek wordt gestreefd naar een – voorshands voorzichtige – democratiseering. Tot nû toe
wordt de politiek beheerscht door één partij: de Volks-partij, die bij verkiezingen afs eenige partij candidaten
stelt. Derhalve wordt de bezetting van Parlement, Re-
geering en andere besturende lichamen bepaald door de
wisselende stropmingen in de Volkspartij. Dit ‘heeft van bepaalde zijde aanleiding gegeven tot de opmerking, dat dé politieke constellatie niet democratisch, maar veeleer
fascistisch was. Men kan in het midden laten, of dit mede aanleiding was tot onlangs genomen stappen, dan wel het
‘be’ef, dat men als één der Vereenigde Naties aan bepaalde
eischen dient te voldoen. Een feit is, dat begin Januari jl.
na zorgviildige voorberedïng een officieele Opl)ositie-
partij gevormd is. Zij noemt zich Democratische Partij en
zij staat onder leiding van den vroegeren premier Djelal
Baar, wiens kundigheid en integriteit algemeen erkend
worden. De parlementsleden, die zich bij de D.P. aansloten,
legden hun mandaat neer, dat immers op grond van hun
vroegere lidmaatschap, der Volkspartij was verkregen.
1
–
Jet is thans zaak der aan het bewind zijnde Regeering,
zoodanige maatregelen te treffen, dat de oppositie in staat
gesteld wordt, haar taak in de volksvertegenwoordiging
te vervullen. Dit zal o.a. grondwetswijziging beteekenen,
alsmede het toepassen van werkelijk algemeen en direct
kiesrecht, althans voor het parlement.
Na hetgeen hierboven werd, opgemerkt is duid,elijlc, dat
deze oppositie slechts kon ontstaan, met medeweten en
goedkeuring der Regeering. Vroeger ondernomen pogingeii
faalden, maar thans waren er ook overwegingen van
hoogere, en met name buitenlandsche politiek in het geding.
De zorgvuldige voorbereiding wettigt thans d,e hoop, dat
men tot een levend 2-partijen stelsel kan komen. Een
nieuwtje is, dat de D.P. de vrouwen geheel gelijke rechten wil
geven als den, mannen. Dat beide partijen het soms op
principieele punten eens zijn, moge blijken uit punt 12 van het programma: ,,Nous demandons
bL
ce que l’on
considère hors la bi ‘associations et parties politiques
ciui viseraient â porter atteinte It l’indépendance,
It
l’inté-
grité territoriale et
It
1 aire des .réserves aux droits princi-
paux des citoyens”.
Zoekt men
–
naar den binnenlandschen grondslag dezer
oppositie, dan vallen tvee principieele feiten te noemen.
Ten eerste: cie mogelijkheid een van het beleid der Regee-
ring afwijkende opvatting opënlijk en.met nadruk te uiten.
Ten tweede: strijd tegen het naar veler oordeel te sterk
doorgevoerde étatismé, dat juist de economische ontwikke-
ling belemmert en zelfs
,
soms doorkruist.
Economische ontwikkeling.
In economisch opzicht is Turkije sinds 1939 onderworpen
geweest ‘aan sterk wisselende invloeden. Deze vuurproef
heeft het goed doorstaan, hetgeen een opmerkelijk succes
mag worden genoemd voor de jongeRepubliek. Verhou-
dingen mogen verschoven zijn, er is voldoende evenwicht
bewaard gebleven. Het prijspeil is bi/men vier jaar gestegen
tot het 4
It
5-voudige van 1939. Sindsdien is het tot op
heden ‘tamelijk stabiel. Oorzaken waren, zooals overal,
hoogere staatsuitgaven, maar vooral cie prijsstijging van
landbouwproducten. Onder aanvoering van Engeland,
resp. Duitschland, boden de oorlogvoerende partijen tegen
elkaar op, en het is zeker niet toevallig, dat de stijging
ophield in 1944, toen in Augustus de betrekkingen met
Duitschland verbroken werden.. Het onderste was toen
wel uit de kan gehaald, want weinige weken later werden
de Duitschers uit Griekenland en Bulgarije verdreven ‘).
In sommige opzichten werd dit alras merkbaar, want in 1945
zakte bijv. de prijs voor rozijnen, ,,faute de comhattants”.
Van Engelsche zijde pakte men cle dingen niet meei met
handschoenen aan en het weigeren van navicerts was
in het vredesjaar’ 1946 een effectief middel om de
rg
u
rk
sc
h
e
rozijnenhandelaars te doen inzien, dat zij een deel van den
eertijds behaalden oorlogsbpit moesten prijsgeven. De
egeering kon tamelijk onbewogen toezien.. Daar de
boeren hun oogst nog tot redelijke prijzen verkocht
hadden,, kon men den bondgenoot een concessie doen;
de handel zal tenslotte-toch moeten leveren, nu Midden-
‘)
Eenig Idenkbeeld, omtrent.’de ontwikkeling van den buiten-
landschen handel, geven de uitvoercijfers van Istanbul (over water
en land),
die
het grootste gedeelte van het Turksche goederen-
verkeer met het buitenland omvatten’:
jaar
kg
waarde
1941
175.091.292
TL 88.514.780
1942
131.454194
,, 125.199.898
1943
171.024.283
,, 181.315.996
1944
103.653.433.
,,
96.877.291
1945
77.916.594
‘
96.501.862
Opvallend is.dedaling der cijfers na de uitschakeling van Duitsch-land in 1944. De prijsstijging Is reeds in 1939/40 begonnen’en blijkt
uit deze cijfers dus slechts gedeeltelijk.
376
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
12 Juni 1946
Europa aan andere dingen denkt danaanTurkscherozijnen.
Het kan wezen, dat eerder gedachten worden gewijd aan
den
afzet
van het chroomerts, waarvan de uitvoer sinds
een jaar- vrijwel stilstaat. Maar voor vele producten, die
schaarsch zijn, heeft men den wind mee, en uit de na-
oorlogsche conjunctuur wordt gehaald wat èr in zit.
Dat was iijdens den oorlog niet anders en het werd.zelfs
in het binnenland toegepast door de fameuze vermogens-
heffing (eind 1942), die in naam iedereen trof, maar in
feite speciaal de minoriteiten: Grieken, Joden, Armeniërs.
Deze toch werden geacht het meeste profijt te hebben
gemaakt, althans meer dan de meeste Turken. Zij weiden
derhalve aangeslagen voor sommen, die veelal feitelijk
onteigening van het hele vermogen tengevolge hadden.
Beroep was niet mogelijk; het alternatief was: betalen of
interneering in Ariatolië. Opnieuw is men nauwelijks ge-
neigd aan, toeval te denken, wanneer men ziet, dat de
er
mogensheffing plotseling ingetrokken werd vlak voordat
President !nonü in Caird de geallieerde leiders bezocht.
Hoe het zij, de weinigen, die het op interneering hadden laten aankomen en diegenen, die kans hadden gezien de
betaling van hun aanslag op de lange baan te schuiven,
haddeD op het goede paard gewed. De opbrengst dezer
heffing bedroeg volgens ofIicieele opgave TL 320 millioen,.
Hiertegenove’ stelle men de stijging der bankbiljetten-
circulatie van TL 230 millioen vÔÔr den oorlog tot een
hoogtepunt van 993 millioen. In December 1945 was dit
cijfer teruggeloopen tot 893 millioen, en door verschillende
operaties (gedeeltelijk door staats- en semi-staatsinstel-
lingen onderling) wil men dit getal terugbrengen tot on-
geveer 600 millioen. De nationale productie is tijdens den
oorlog in menig opzicht gestegen, bijv. voor steenkolen met
1 millioen ton per jaar, tot ca. 3,5 millioen
2).
Niet alleen
is men hiermede en trouwens met vele andere producten,
,,self-sufficient”, maar er zijn overschotten, die voor export
in aanmerking kunnen komen: tienduizenden tonnen
koper, honderdduizenden tonnen steenkool en chroom-
erts, alsmede een graanvooi’raad van 700.000 ton.
De opbrengst der belastingen is sterk gestegen, vooral de
indirecte heffingen. Suiker bracht TL 80 millioen op
(1940: 5 millioen), monopoliegoederen als alcohol, tabak,
lucifers, enz. 180 (37) millioen. Hierop wijzend merkte
premier Saradjogloe in het Parlement op• ……on se
rend une foiS de plus compte, combien la Turquie a bien
agi de s’étatiser dand l’industrie. Si les monopoles et le
sucré de trouvaient dans les mains d’une société nationale ou étrangère, il n’aurait jamais été possible â l’Etat attein-
dre ces chiffres. Cette vérité claire nous réunira encore plus
étroitement â notre principe de l’étatisme”. Men bedenke
hierbij, dat in de nadagen van het Ottomaansche keizer-
rijk veel in buitenlandsche handen was gekomen, o.a.
vrijwel alle openbare nutsbedrijven. De Kemalistische
Republiek maakte kordaat een eind aan buitenlandsche
overheersching, door dergelijke bedrijven te naasten.
In dit licht bezien, is het duidelijk, dat men liever
,,étatistisch” dan buitenlandsch was, en nog steeds is dat
een teer punt.
De lofrede van den premier op ,,étatisme” en indirecte heffingen wordt inmiddels gevolgd door beloften tot be-
strijding van inflatie en verlaging van het prijspeil. De
noodzaak daarvan wordt van de daken geschreeuwd,
want slechts de boer, tot op zekere hoogte de arbeider, en
natuurlijk de speculant hebben de stijging bij kunnen
houden, wat hun reëe]e inkomen betreft. De ambtenaar
en dgewone, burger loopen, zooals overal, achter de ge-
beurtenissen aan, en dat valt te zwaarder in een land,
dat op het stuk van eerste levensbehoeft.n geen schaarschte heeft gekend; en voor de meeste andeie goederen trouwens
evenmin. Maar de duurte was des te beter voelbaar voor
wie niet in gelijk tempo zijn.geldinkomen zag toenemen.
) Deze productie moet vervijîvoudigd wordtn. Men schat de
kosten daarvan op TL. 40 millioen. De uitvoering zou pl.m. 15 jaar
kosten.
De handel maakte uiteraard groote winsten, die bij zuiver
Turksche ondernemingen dikwijls voor het overgroote deel
buiten de fiscale sfeer bleven. Dit zal wel de aanleiding zijn
voor de thans aanhangige wijziging van de wetgeving
inzake directe belasting, die in het jaar 1947 voor het eerst
moet worden toegepast. Het belangrijke gedeelte van den
handeldat in handen der minoriteiten iS, trachtte men
reeds door de vermogensheffing te ontdoen van wat men
als overtollig privébezit der niet-Turksche bevolking
beschouwde.
Op grond van mondelinge ên schriftelijke uitingen mag
inmiddels worden aangenomen, dat de Staat mede zelf
veel heeft bijgedragen tot inflatie en prijsstijging. De
prijzen voor landbouwproducten werden door staats-
instellingen op een bepaald niveau gebracht en gehouden,
en dikwijls monopoliseerde men den import met merk-
waardige gevolgen. De enorme omvang van staats- en
semi-staatsinstellingen belemmert efliciency en aanpassing
aan veranderde omstandigheden. Maar ondanks deze
tekortkomingen blijft het een verdienstelijke prestatie,
dat men een evenwicht heeft weten te bewaren. Zooals
hierboven reeds werd opgemerkt, richt de nieuwe oppositie-
partij zich speciaal tegen het ,,étatisme”, dat Saradjogloe
zoo prees. Of, en wanneer, in dit opzicht veranderingen
uit Ankara komen, moet worden afgewacht.
Toekomstplannen.
Ondettusschen is er veel werk te verzetten. Omvang-
rijke verbeteringen van spoorweg- en ‘wegennet staan op
het programma. Hoewel het spoorwegnet reeds veel ver-
betering onderging, is het dpn, en de afstanden zijn enorm
in Anatolië. Dubbel spoor is een vrijwel onbekende luxe.
Derhalve hetaat er een dringende behoefte aan rijdend
materiaal en rails voor spoor- en tramwegen; vervolgens,
voor de kolenmijnen van Zonguldak en andere bedrijven,
vraag naar smalspoormateriaal. Autobussen voor personen-
vervoer staan daarnaast op de lijst der werischen.
N6g uitgebreider is het programma op scheepvaart-
gebied. Vrachtschepen met en zonder passagiersaccomo-
datie
3),
sleepbooten, lichters en baggermateriaal heeft
men dringend noodig. Daarnaast moet een groot deel van
de uit oude en zeer oude schepen bstaande handelsvloot
herzien of gerepareerd, worden. Aanlég of verbetering van
haveninstallaties in vele Anatolische plaatsen moeten nôg
gebeuren
4).
Verschillende dezer objecten zijn alin behande-
ling, maar nog veel meet- wacht op uitvoering.
Aan deze lijst kan nog veel worden toegevoegd, waarvan
hier slechts genoemd worden: landbouwwerktuigen,
machines en installaties voor de hoogovenbedrijen van
Karabük, en de buizenfabrieken; alsmede een lange op-
somming van bestellingen, die de gemeenten wenschen te
plaatsen door bemiddeling van een speciaal met dit doel
opgerichte bank.
Naast dit regeeringsprogramma staat de uitvoerbehoefte voor alle mogelijke kapitaal- en consumptiegoederen voor
en door vrije bedrijven.
Men zal vragen: waarmede moet dit alles betaald worden?
liet antwoord, luidt: zoo mogelijk voor een groot gedeelte
uit crdieten op langen termijn, met aflossing en rente-
betaling eventueel in den vorm van goederenleveringen.
Het is duidelijk, dat liet ‘aantal leveranciers op dergelijke
voorwaarden beperkt is. De landen, die aan deze wenschen
geheel of gedeeltelijk tegemoet kunnen komen, hebben
ongetwijfeld de kans zeer groote objecten in handen te
krijgen.
3)
Voorloopig is de behoefte vastgesteld op 125.000 ton vracht-
schepen met passagiersaccomodatie en 160.000 ton vrachtschepen. ‘) Voor de haven van Eregli is een bedrag van TL
7
L
5
millioen uit-
getrokken; de werkzaamheden zijn reeds begonnen. 11h verbetering
van de haven van Trebizonde is aan een Turksch-Engelsche maat-
schappij gegund, die thans de plannen uitwerkt. Men taxeert de
kosten voor de noodzakelijke verbetering van de haven van Sam-
soen op 20 millioen TL. Men overweegt echter uitstel van dit pro-
ject, tenzij financiering op langen termijn kan worden verkregen.
Voor cle havens van Ineboli en Amasra is
T4
3,5 mWioen uitge-
trokken.
_____
–
ç4
.u’r’
-‘–
•
77
12
–
Juni 1946
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
377
Daarnaast staat de buitenlandsche handel langs de nor-
male wegen: 1
–
leeft Turkije met een ander land een handels-
verdrag, dan voorziet dit meestal in drie vormen van be-
taling over en weer:
betaling in deviezen van sommige, uiterst belangrijk
geachte, goederensoorten;
betaling in clearing of volgens een daarmede gelijk-staande betalingsovereenkornst;
betaling in goederencompensatie.
Heeft Turkije geen handeisverdrag met een land, zooals
biji. Nedefland, dan bestaat in principe slechts de onder
3 genoemde mogelijkheid. Bovendien is Turkije wel bereid,
tegen betaling in deviezente expotteeren, maar het telt
geen deyiezen voor import beschikbaar.
Tenslotte beschikken vele landen over geblokkeerde
vorderingen in TL. Deze .kunnen worden gebruikt voor
den aankoop van door Turkije aan te wijzen goederen;
mees tal zuidvruchten, haze]noten, tabak, mohair, zaad-
soorten, e.d. van bepaalde oogstjaren. O.a. Frankrijk en
België maken hiervan veel gebruik.
Nu de voornaamste handelspartner, Duitschiand, uit-
geschakeld is, tracht men elders relaties aan te knoopen,
met name in de U.S.A. en Groot-Brittannië. Hooge prijzen,
lange levertijden en beperkte beschikking over deviezen
werken remmend. Bovendien is Turkije in technisch op-
zicht veelal op Duitsche maten en modellen ingesteld,
zoodat overschakeling op U.S.A. en Groot-Brittannië
bezwaren oplevert. Een land als Tsjecho-Slowakije maakt
dankbaar gebruik van dit feit en het betoont. zich zeer
actief in zijn officieele en particuliere bewerking van de
Turksche markt. Daar de transporten over de Donau nog
veel bezwaren opleveren, tracht men een deel van dit
oederenverkeer over Nederland te leiden. Zwitserland
speelt o:a.. een rol van belang bij de levering van chemische
en phaimaceutische producten, zonder andere gebieden te
verwaarloozen.
Zoo zouden nog meer voorbeelden genoemd kunnen worden, maar het zal reeds duidelijk zijn, dat hier voor
Nederland interessante mogelijkheden bestaan. Dit te
meer,
omdat
men van Turksche zijde een meel’ intensief
handelserkeer zou toejuichen. Men heeft bij Duitschland
gemerkt, welke bezwaren eenzijdige economische oriën-
teering- met zich brengt Men beseft, dat economi-
sche invloed van groote mogendheden tevens politieke
gevolgen heeft. Voor dit laatste behoeft men bij Neder-
land niet beducht te zijn. Flieronder wordt het handels-
verkeer Nederland—Turkije nog nader genoemd.
Enkele monetaire lavesties.
Alvorens hiermede tot een slotsom te komen, mogen
nog eenige opmerkingen worden gemaakt over monétaire
kwesties. De verhouding van het Turksche Pond (Türk Lirasi)-tot het buitenland staat sterk onder den invloed
van het zoo zeer gestegen binnenlandsche prijspeil. Offi-
cieel gelden als koersen $ 1 = TL 1,29 en £ 1 = TL 5,20.
In den loop van den norlog viel dit niet te handhaven,
zoodat de Regeering in 1944 besloot, voor de met uitvoer
verkregen devie7.en een toeslag van 40 pCt. op genoemde
cijfers te verleenen, zoodat de dollar TL 1,806 opbrengt,
en het pond sterling TL 7,28. Dat deze koersen niet aan de
werkelijkheid beantwoorden, blijkt wel daaruit, dat in
den illegalen deviezenhandel de dollar op omstreeks
TL 2,70 gewaardeerd wordt. Op den duur zal Turkije
moeten kiezen tusschen deflatie en internationale aan-
passing van den koets van het TL op basis van ca. 2,40 â
3 voor den S, resp. 10 â 12 voor het E. De laatste op-
lossing schijnt waarschijnlijker dan de eerste. Met een enkel woord moet nog gewag worden gemaakt
van den levendigent goudhandel, die in het land zelve geheel vrij is Het gouden Turksche Pond, dat sinds de dagen van het. Ottomaansche Rijk nog steeds door de
Staatsbank officieel op een koopkoers van ca. 9 TL papier
wordt gewaardeerd (de Staatsbank verkoopt niet!),
fluctueert in de vrije markt tusschen de 35 en 38 TL phpier.
Een zekere seizoenbeweging is merkbaar, berustend op
vrees voor inflatie. Bij het begin van een nieuweh oogst
verkoopt de goederenhadel zijn goud, om in goederen over
te gaan. Aan het eind van een oogst, na verkoop der goede-
ren, gaat men terug in het goud.
Naast den handel in Turksch gemunt goud wordt ook in
buitenlandsch goud gehandeld.- Merkwaardigerwijze is
daarbij het gouden tientje het standaardartikel (noteering
tusschen 33 en 36 TL). Tijdens den oorlog heeft Duitsch-land, naar beweerd wordt, ca. 15 millioen gouden tientjes
op de Turksche markt gebracht om den aankoop van
goederen te betalen. O.a. bediende men zich daarbij waar-schijnlijk ‘van de (inmiddels opgeheven) Turksche filialen
der Deutsche Bank en Dresdner Bank.
Samenvatting.
Terugkomend tot de veranderde verhouding tusschen
Turkije en Nederland, kan de volgende samenvatting
worden gegeven: –
Turkije heef t levenidige belangstelling voor zoo spoedig
mogelijke hervatting van den handel met Nederland, met aanzienlijk grootere intensiviteit dan voorheen. Dit geldt
voor kapitaal- zoowel als consumptiegoederen. Turkije
weet natuurlijk, dat de Nederlandsche uitvoercapaciteit
voorshands beperkt is; dit neemt niet weg, dat thans een
begin moet worden gemaakt, zooel door het sluiten van
een handels- en betalingsovereenkomst, als door een groo-
tere activiteit van het Nederlandsche bedrijfsleven
01)
de
Turksche markt.
Daar Nederland wel nauwelijks in staat kan worden ge-
acht, credieten op langen termijn te geven, zal het slechts
kunnen uitvoeren, indien het bereid is Turksche grond-
stoffen en landbouwproducten in- voldoende mate op
te nemen. Voorts dient men zich vertrouwd te maken ibet
de gedachte, dat.Nederlanders naar Turkije moeten gaan
om dit aan te pakken, evenzeer als Zwitsers, Tsjechen,
Engelschen en anderen dit reeds doen. Dat geldt niet
alleen voor zakenlieden; ook technici op ieder gebied
zullen den Nederlandschen uitvoer naar Turkije tot verdere
ontwikkeling kunnen brengen. Turkije- moet voorloopig
nog woekren in eigen land – met zijn capahele krachten
en onder bepaalde voorwaarden zal het -gaarne Nederlan-
ders opnemen, orn door ons geleverde installaties e.d. te
monteeren en te exploiteeren. Nederland heeft een goeden
naam, en Turkije wacht op ons. Indien Nederland in staat
en bereid is, zich hiervoor open te stellen, en actief te
handelen, dan zal de ontwikkeling onzer betrekkingen met
Turkije van groot en blijvend belang kunnen zijn.
A. L. VAN BEEK Hzu.
SYNTHETISCHE RUBBER IN AMERIKA.
De laatste oorlôg heeft de dreiging van de-synthetische
voor de natuurlijke rubber tot een ernstig probleem ge-
maakt.
T65r
dezen oorlog was het vraagstuk weliswaar reeds actueel, doordat Rusland en Duitschland, alsmede enkële kleinere landen,. naarstig streefden naar autarkie
op het gebied der voorziening van de industrie met rubber; in het kader der wereidvoorziening was dit wel een verlies,
maar nog geen gevaar. Immers, de wereldproductie van
synthetische rubber bedroeg tcen 75.000 ton, waarvan
Rusland ongeveer 50.000 ton, Duitschiand 20.000 ton en
de Vereenigde Staten 2.250 ton’). Doch deJapanschebezet-
tingvan Malakkaen Nederlandsch-Indië, alsmede de Ooste-
lijker gelegen gebieden, plaatstè de Vereenigde Staten voor
de noodzakelijkheid het rubbervraagstuk op te lossen.
Amerika was – (en is) een gemeenschap, waarvan
het auto
–
vervoer één- der slagaders uitmaakt en ernstige
) Department of Commerce, ,,Rubber. History, procluction and
manufacture”, 1940, blz. 43.
378
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
12 Juni 1946
verstoring hiervan zou desorganisatie hebben beteekend.
Bovendien eischte de oorlogvoering, te sterker door de
mechaniseering der legers en de groote beteekenis der
luchtmacht, groote hoeveelheden rubber. Doordat de
Vereenigde Staten slechts over een voorraad van 657.000
ton beschikten
2)
en de vooruitzichten voor het verkrijgen
van voldoende hoeveelheden uit de bereikbaar gebleven
productiegebieden (Ceylon, Afrika en Centraal- en Zuid-
Amerika) ongunstig waren, werden alle andere mogelijk-
heden gemobiliseerd. Daaruit bleek, dat de ,,reclaim”
–
rubber – hoe nuttig ook – geen oplossing zou brengen
en het bekende rapport-Baruch zag slechts één mogelijk-
heid
0),
het dadelijk uit den grond stampen van een.syn-
thetische rubberproductie. Wij willen hier thans onder-
zoeken, welke lessen deze ontwikkeling ons zal geven.
Onder synthetische rubber verstaan wij niet een pro-
duct, dat in alle opzichten identiek is met het natuurlijke,
zooals zulks bij synthetische indigo en kamfer het geval is. Voor de rubber is dit tot nu toe niet gevonden. Onder
den naam synthetische rubber vatten wij substanties
samen, van Welke samenstelling ook, welke de belangrijk-
ste karakteristieken van natuurlijke rubber hebben en
kunnen worden gevulcaniseerd
4).
Aanvânkelijk was dit aantal substanties Vrij groot
– in Duitschland in 1940 13, in de Vereenigde Staten 8,
in Rusland 4 -, doch allengs bleek, dat slechts enkele
toepassingen aan technische en economische eischen vol-
deden. Wij zullen ons ditmaal uitsluitend met den voor-
uitgang in de Vereenigde Staten bezig houden. Dan
moeten wij onderscheid maken in groote trekken tusschen
de vervaardiging van de grondstof voor buitenbanden,
voor binnenbanden en voor andere doeleinden. Immers,
vÔôr den oorlog (1937) verbruikten de buitenbanden
62,88 pCt. der Amerikaanche rubberconsumptie, de
binnenbanden 9,69 pCt. en de rest 27,43 pCt.
5).
In de bui-
ten- en binnenbanden kon voor een belangrijk gedeelte
,,reclaimed” rubber worden verwerkt, doch zelfs in één
der jaren met een groot verbruik van ,,reclaimed” rubber
in verhouding tot natuurlijke (1929) was dit toch niet
meer dan 29 pCt. van de natuurlijke rubber in tegen-
stelling tot de rest, waar het percentage ,,reclaimed”
tot 146 opliep. Deze reclaimed” rubber heeft voor be-paalde bestemmingen een zelfstandige beteekenis ge-
kregen
6).
Toen men in de Vereenigde Staten voor de noodzake-
lijkheid stond een synthetische industrie op te bouwen, koos men het uitgangspunt in bestaande procédé’s. Als
uitgangsmaterialen werden genomen aardolieproducten,
aethyleen en alcohol uit maïs, graan en melasse. GR-S,
identiek met het Duitsche Buna-S, werd het hoofdpro-
gramma. Tegen een productie van 60 ton in 1940 werd
over 1945 737.000 ton gefabriceerd
7
). Reeds dit cijfer toont,
dat groote installaties moeten zijn geschapen en zulks
is ook indQrdaad het geval. Voor het fabriceeren van de
butadieën zijn de grootste ongetwijfeld die te Institute
(W.Va) en Kobuta (Pa), die medio 1944 werkten op een capaciteit van resp. 151.000 en 95.000 ton; deze werden
geëxploiteerd door Carbide & Carbon Chemicals Corp.
en Koppers United Corp. Daarnaast was te Port Neches
in 1944 een fabriek met een capaciteit
van
100.000 ton
in aanbouw, terwijl de totale capaciteit aanwezig of in
aanbouw wërd geraamd op ruim 687.000 ton, welke echter door het werken in meer ploegen een grootere hoevêelheid
product kon geven. De styreen-productiecapaciteit,
‘)
,,Utilization of existing stocks of rubl)er tires” (llearings be-
fore the committee
0fl
banking and currency United States Senate
77th Congress, second session on S 2.560) 1942, bie. 11.
‘) ,,Report of the Rubber Suryey Committee”, 10 September 1942.
‘) ,,Neoprene”, publicatie van ,,U.S. Department of Labor”
1944, bie. 13.
5)
,,Rubber-industry of the United States 1839-1939″ (Depart-
ment of Commerco), 1939, bie. 24.
) ,,Rubber. History, production and manufacture” (Department
of Commerce) 1940, bie. 39.
‘) E. Chilton: ,,Advances in Rubber during 1945″, The Rubber
Age, Januari 1946, bie. 467.
uiteraard overwegend door chemische concerns in de nabijheid der hutadieën-fabrieken geëxploiteerd, was
voldoende om de noodige GR-S te vervaardigen. De in-stallaties voor de co-polymerisatie van butadieën en sty-
reen zijn in handen hoofdzakelijk van de groote rubber-fabrieken; Firestone, Goodyear en U. S. Rubber leidden
elk 150.000 ton capaciteit en Goodrich 165.000 ton, ter-
wijl voorts 120.000 ton, waarvan 30.000 ton in Canada,
door anderen werden geleid. Eigendom van den Amen-
kaanschen Staat waren capaciteiten van 626.000 ton buta-
dieën-, 188.500 ton styreen- en 705.000 ton GR-S-instal-
laties. In de fabricage van butadieën had de petroleum-
industrie door de exploitatie van eigen installaties (41.600
ton) en van de Overheid in beheer ontvangen fabrieken
(200.000 ton) een belangrijk aandeel
8).
GR-S heeft bewezen een belangrijken vervanger te zijn
voor banden voor lichte voertuigen (rijwielen en lichte
auto’s), terwijl het gecombineerd met natuurlijke rubber ook een belangrijk aandeel in de grondstof voor banden
voor zware voertuigen kan hebben. Gezien het boven ge-
geveri cijfer voor het aandeel der huitenbanden in Amerika’s
rubberverbruik, is het dus bij uitstek het massaproduct
der Amerikaansche synthetische industrie.
Nu mag men niet vergeten, dat deze toestand is ont-
staan onder wel zeer bijzondere omstandigheden, nl.
onder de onmogelijkheid voldoende natuurlijke rubber
te krijgen. Immers, afgescheiden van kostprijsoverwegin-
gen, over welke wij nog komen te spreken, beteekende
aanvankelijk het gebruik van GR-S een geringere effi-
ciency in de verdere bewerking. Het rapport-Baruch
vermeldt (blz. 75), dat de efficiency bij het mengen slechts
40 a 70 pCL, bij het opbouwen van het product slechts 80 â
100 pCt. van die bij natuurlijke rubber was. Nadien ech-
ter zijn. op dit gebied verbeteringen gekomen, maar nog
steeds blijkt de efficiency van synthetische rubber bij
de verwerking kleiner te zijn dan van natuurlijke rubber. Het gebrek aan efficiency kwam tot uiting in een grooter
tijdsbeslag en meer krachtverbriik. Doch ook, en in
1944 werd hierover nog geklaagd, in een grooter gebruik
van vulstoffen, met name zwartsel
9
). De economische
levensduur van den met GR-S gefabriceerden autoband
bedroeg in 1942 90 pCt. van het aantal mijlen van den
band uit natuurlijke rubber bij een snelheid van 60 km.
Doch ook op dit gebied, evenals ten opzichte van de fa-
bricage van het lichaam van den band (dit in tegenstelling
tot het loopvlak), zijn nadien verbeteringen aangebracht.
Van groote beteekenis tenslotte is geweest, dat men erin
geslaagd blijkt te zijn, ook synthetische rubber te regene-
roeren en dat volgens de laatste onderzoekingen ,,re-
claimed” van synthetische rubber zelfs beteekenis blijkt te hebben als aanvulling van ruwe rubber.
Naast deze GR-S (identiek met Buna-S) namen bu-
tylrübber (GR-I) en neopreen slechts bescheidener plaat-
sen in. De capaciteit voor butyl – eveneens, maar dan
geheel, in handen der petroleumindustnie (raffinaderijen)
– bedroeg 68.000 ton in de Vereenigde Staten en 7.000
ton in Canada, die van neopreen 63.000 ton. Echter,
butyl wordt één der meest belovende synthetische rub-
bers genoemd, ideaal voor binnenbanden, dank zij de
geringe doorlaatbaarheid, terwijl het grooten weerstand tegen sommige oliën heeft en geschikt is voor bepaalde
mechanische rubberproducten
10).
Butylrubbem’ had niet
het nadeel van verlies aan efficiency bij menging en op-
bouw van de grondstof, doch wel, althans nog in 1942,
bij de vulcanisatie, waar maar 70 â 75 pCt. der efficien-
y werd bereikt. Een blik op den vooruitgang geeft echter
wel het feit, dat in 1942 van butyl nog werd gezegd, dat de geschiktheid voor binnenbanden nog onvoldoende is
‘) Ontleend aan U.S. War Production Board , Special Report of
Office of Rubber Director on the synthetic rubberprogram” 1944,
bie. 4 e.v.
‘) U.S. War Production Board, Rubber Bureau ,,1946, year-end
report” 1945, biz. 6.
0)
E. Chilton, t.a.p. bie. 467.
1 Juni 1946
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
379
en dat het product in 1945 ideaal voor dit doel heet.
Met neopreen hadden de Vereenigde Staten reeds
vôÔr dezen oorlog ervaring. In 1942 noemde het Baruch-
rapporL dit product volledig gelijk in kwaliteit aan natuur-
lijke rubber voor gevechts- en zware wagens, zij het dat
het verlies aan efficiency tijdens de verderbewerking
wel zeer belangrijk en de bereiding zelve meer critische
materialen en electriciteit eischte. Bij 4e fabricage, uit
aethyleen van de carbidfabrieken, ontstaat een afval-
product – het divinyl-acetyleen -, waarvoor men nog
geen afzetgebied heeft gevonden. Hoewel de ,,natuurlij’ke”
kanten door den hoogen prijs minder gunstig zijn, daar,
waar het in i’olledige concurrentie met natuurlijke rubber
staat, heeft het wel in die aanwendingen kansen, waar de
bijzondere eigenschappen— met name die tenopzichtevân
electriciteit – overwegen.
Na dit overzicht willen wij thans, alvorens de toekom-
stige verhoudingen der beide categorieën product te be-
zien, enkele opmerkingen maken. De eerste en belangrijk-
ste is wel deze: men heeft – en ditblijkt steeds weer –
in de Vereenigde Staten de synthetische rubberproductie
niet slechts opgeboüwd als een oorlogsindustrie, maar
ook als een productieproces, dat in vredestijd beteekenis
heeft. Het meest typeerend is wellicht de mededeeling
van Bradley Dewey: ,,This country is today independent
for its supplies of rubber of other nations, of the effect of
wars between other nations, or the destruction of planta-
tions by plant blights. It must so remain”
11).
Dit is thans een standpunt, dat algemeen wordt inge-
nomen. Men wenscht in de Vereenigde Staten onafhanke-
lijk te zijn van den vreemde en althans van de vroegere
productiegebieden. De experimenten met hévea in Midden-
en Zuid-Amerika zijn tot nu toe niet erg gelukkig geweest.
Ford heeft zijn bezit in Brazilië voor een fractie van de
geïnvesteerde bedragen verkocht; in andere gebieden heeft
de bladpest groote moeilijkheden veroorzaakt en hoewel
deze met succes bestreden kan worden
12),
blijven toch
de resultaten nog altijd dubieus. ‘Niet alleen echter in
overheidskringen, ook in die der ondernemers blijkt men
voor de. synthetische rubbers geporteerd. Daarvan gaf
niet slechts de houding der ,,Celanese Corp. of America”,
die in 1944 voor eigen rekening een fabriek bouwde, blijk,
maar ook een recent rapport der ,,Surplus Property
Administration”. Deze constateert, dat de 3 fabrieken,
welke voor de fabricatie van neopreen en butyl waren
bestemd, overbodig kunnen worden verklaard en dus ver-
kocht; zij zullen een ,,ready market” vinden
13).
Zooals
bekend, werd de synthetische rubberindustrie in de Ver-
eenigde Staten indertijd overwegend opgebouwd met
–
geld
van de Schatkist en in exploitatie gegeven aan particuliere
cOncerns. Ook sommige alcohol-butadieën-fabrieken kun-
nen, gezien de mogelijke concurrentie, als overbodig
worden beschouwd. Inmiddels he’ëft Kennedy verklaard,
dat de fabrieken voor het verkrijgen van butadieën uit
alcohol van graan, welke tezamen 30 millioen dollars
hebben gekost, worden gesloten, omdat dekosten,zijnde4ø
dollarcent perIb. synthetische rubber, veel te hoog zijn’
4
).
Hiermede beginnen de Vereenigde Staten, die in de
,ynthetische rubber alleen reeds uit de Schatkist
$ 608 millioen voor een
(
capacteit. van 1.100.000 ton
hebben geïnvesteerd
15)
, dus rustig verlies te nemen.
Ford heeft verklaard zeer optimistisch ten aanzien van de
mogelijkheden der synthetische rubber te zijn. Nog steeds
gaan de onderzoekingen op dit gebied door en nog kort
geleden meldde 1’irestone de ontdekking van een nieuwe
synthetische rubberlatex
16).
In Amerika wordt thans
bovendien gewerkt met nieuwe synthetische rubbers;
.vaarop temperturen van —70 tot.+ 450 F. geeh invloed
“)
2-let genoemde Special report”, blz. 2.
“) M. H. Langford: ,,Fungicidal Control of Soutli American
Leaf Blight of Hevea Rubbertrees”, 4943.
“1„The Rubber Age”, Januari 1946,
blz.
474.
“) ,,The India Rubber Journal”, 12 Januari 1946, blz. 8.
14)
,,Tlie Indir Rubber Journal”, 26 Januari 1946, blz. 2.
‘)
,,Thc Rubber Age”, December 1945.
zouden hebben
17).
Voor vliegtuigeii en oliën zouden deze
Weer van speciale beteekenis zijn.
Doch niet alleen in de Vereenigde, Staten, ook in Rus-
land blijkt men van zins o.m de productie van GR-S en
neopreen voort te zetten; de Sovjet-Unie heeft in .de
Vereenigde Staten althans nog in 1944 nieuwe installaties
aangekocht
18).
En
p
ok Ziid-Afrika, dat tot medio 1945
handen uit wilde rubber van Centraal-Afrika vervaar-
digde, is er na den oorlog toe overgegaan de kleinste maten
uit synthetisch materiaal te vervaardigen
19).
Bij de be
oordeeling van het vraagstuk in deze onzekere wereld
moet men steeds bedenken, dat rubber een belangrijk
oorlogsmateriaal is. Men schat, dat een . middelmatige
tank 1.750 lbs, een 10 ton pontonbrug 3.200 lbs, een mo-dern bombardementsvliegtuig 2.200 l’bs, een zwaar slag-
schip 150.000 lbs.rubber noodig heeft
2
0)! –
In den loop van dit artikel hebben wij gezien, dat de
fabricage van butadieën in handen is van de petroleum-
en chemische industrieën, die van styreen en neopreen van de chemische industrie, terwijl het eindproduct, de
GR-S, ligt bij cle bandenfabrieken
2
l).
Dit op zichzelf betee-
kent, dat de grondstofproducenten dus in principe gebon-
den zijn aan hun eigen grondstoffen, zulks ook in verband
met de vestigingsplaatsen der installaties.. Me integratie
t. a. v. de fabricage van GR-S beteekent echter voor de
natuurlijke rubber een groot nadeel. Immers, komen
de fabrieken in handen yan de rubberverwerkende indus-
trie, dan zal deze er groot belang bij hebben alles in het
werk te stellen, om de aanpassing tusschen de stadia
– technisch – zoo goed mogelijk te doen verloopen;
dan zal er bovendien naar worden gestreefd om aan de
grondstof dat complex eigenschappen te geven, dat ten
behoeve der verschillende eindproducten noodig is, en dan
zal er dus een inniger verband ontstaan, waartegenover
de beste research der producenten van natuurlijke rubber
het moet afleggen. De tendentie gaat reeds in deze rich-
ting: Goodyear heeft een paar jaar geleden een labora-
torium gebouwd, firestone opende er een in 1945 en een
labôratorium van Goodrich zal in de naaste toekomst
worden gebouwd. Met de modernste hulpmiddelen zullen
daar onderzoekingen over de physische en chemische
eigenschappen van rubber en synthetics wôrden gedaan.
Deze geheele ontwikkeling maakt de vraag, hoe de
concurrentievoorwaarden tusschen natuurlijke en syn-
thetische rubbers nu zijn, dubbel interessant. Daarover
in een volgend artikel.
Dr. J. F. I-IACCOÛ.
“) E. Chilton, t.a.p. blz. 467.
8)
U.S. War Production Board ,,Progress Report no. 6″, 1944,
blz. 11.
‘) The India Rubber Journal”, 12 Januari 1946.
O)
,,Neoprene”, 1944, blz. 8.
11
3 Ook Melvin A. Brenlier ,,The outlook for synthetic rubber”
PORTUGAL ALS TOEKOMSTIGE
HANDELSPARTNER.
Inleiding.
Hoewel Portugal deel uitmaakt van West-Europa, is
de industrieele ontwikkeling, welke zich daar vooral in
de laatste 50 jaren afspeelde, grootendeels aan dit land
voorbijgegaan. Telwijl in dien tijd in de meeste landen
het accent werd v’ef’legd van den landbouw naar de in-
dustrie, Fleef Portugal een overwegend agrarisch land,
met een zwakken industrieelen inslag, welke eenerzijds er
op gericht was de bodemschatten te ‘exploiteeren, ander-
zijds om ei de landelijke behoeften aan industrieele ver-bruiksgoederen mede te helpen bevredigen. Aan de kust
wordt nog veel visscherij bedreven. ‘Onderstaand staatje
geeft vefgelijkende cijfers met andere West-Europeesche
staten.
Inderdaad vormen de land- en borchbouw nog steeds hêt
voornaamste bestaansmiddel voor de Portugeezen. DQ
380
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
12 Juni 1946
Personën werkzaam in industrie en landbouw
omstreeks 1935 (in pCt.)
Land
Industrie
Landbouw
BeIgi
………………
42
17
Engeland ……………….
40
6
Nederland
……………
37
21
Denemarken
…………..
35
31
Frankrijk
…………….
32
36
Portugal
……………….
17
47
1
)
bevolking is hier niet, zooalS in zoovele moderne landen,
naar cle industrieele centra getrokken, maar op het platte-
land gebleven. Daar oefent zij haar vooral extensieven
landbouw uit. Want weer in tegenstelling tot de meeste
andere West-Europeesche staten is de intensiteit van
de agrarische voortbrenging gering, waarvan men-een
indruk krijgt uit het volgende staatje.
Tarwe-opbrengsten per ha. grond omstreeks 1935
in 100 kg.
Nederland
……………………….30
Denemarken……………….. …….
29
België
……………………………28
Engeland…………………………
2
3
Frankrijk
………………………..16
Portugal
…………………………9
De economie van het-boerenbedrijf in Portugal is, meer
dan wij dat in de Westersche landen gewend zijn, op zelf-verzorging ingesteld. Hieraan moet het ook geweten wor-den, dat het land, hoewel het oveD een -vruchtbaar areaal beschikt, dat aanmerkelijk grooter is dan de gezamenlijke
cultuurgronden in Nederland, toch nog vrij aanzienlijke
hoeveelheden granen, peulvruchten en meel ter voor-
ziening van de steden moest invoeren
2
).
Reeds vôôr den oorlog was de Regeering er-toe overge-
gaan te trachten het land meer in.te stellen op voorziening
in de eigen bèhoeften. In dit kadei werd getracht de pro-
ductiviteit van den landbouw op te voeren. Maar meer
nog dan dat werd er naar gestreefd de behoefte aan indus-
trieele verbruiksgoederen zooveeÏ mogelijk door de in-
heemsche nijverheid te doen geschieden. –
Oorlogsjaren.
Deze autarkische tactiek is intusschen wel gehonoreerd
door de bevindingen in den laatsten wereldoorlog. Toen
immers werden juist de gebruikelijke exportproducten
door de oorlogvoerende partijen zeer begeerd, terwijl
Portugal betrekkelijk weinig ‘verlegen zat ten aanzien van
de normale importen, hetgeen haar positie uiteraard
zeer verSterkte. Het land heeft daarvan partij getrokken door eenerzijds groote winsten te behalen op den export
van wolfram, tin, koper, sardines, hars, terpentijn en enkele
andere goederen en anderzijds zeer waardevolle goederen voor de industrieele ontwikkeling te verkrijgen, of althans
groote deviezenreserves en goudvoorraden ten behoeve
daarvan te kweeken. Ter illustratie van de handelsbeweging
véÔr eq gedurende den oorlog geven wij hieronder een over-
zicht van de handelsbalansen over een aantal recente jaren.
Handelsbalansen van Portugal in £ 1.000000
Jaar
Invoer Uitvoer
Saldo
1939………
19
12
—7
1940
22
15
—7
1941
25-
30
+5
1942
25
99
–
+14
1943
33
40
+7
Bij de beschouwing van deze balansen dient er op ge-
‘)
Inclusief boschbouw en visscherii: 65 (cijfers ontleend aan
Volkenbonds-statiStieken).
) Ongeveer een derde van de voor bebouwing in aanmerking
komende oppervlakte Is niet in exploitatie. Gedeeltelijk staat dit
in verband met klimatologisChe omstandigheden, zooals onregel-
matige regenval en lange droogteperiadefl (in het Zuiden). Gedeel-
telijk vloeit dit voort uit het régime van grootgrondbezit.
wezen te worden, dat het nadeelig verschil tusschen de
invoeren en -uitvoeren vôôr den oorlog gecompenseerd werd door het binnenstroomen van rente en dividenden
op buitenlandsche (vooral Braziliaansche) beleggingen en
door inkomsten uit den tusschenhandel (met Spanje) en in geringe mate ook door inkomsten uit de scheepvaart. Bovendien verdient het de aandacht, dat de officieele
Portugeesche statistieken den uitvoer plegen te onder-
waardeeren
3
), zoodat.in
werkelijkheid de nadeelige saldi in
-de véôroorlogsche jaren minder groot en de voordeelige
gedürende de oorlogsjaren nög hooger aangeslagen mogen
worden.
Huidige situatie.
Reeds uit het voorgaande kan men gevoegelijk opmaken,
dt Portugal hij dezen oorlog goed geboerd heeft. De
gunstige situatie, waarin dit land zich thans bevindt, kan
echter het beste blijken uit den goudvoorraad en door
het tegoed in het buitenland over de verschillende jaren
na te gaan on tevens aandacht te schenken aan de investa-ties, in de oorlogsjaren verricht. Hierondervolgteenstaatje,
aangevende den goudvoorraad en het tegoed in het bui-
tenland.
Goudvoorraad en tegoed in het buitenland, uitgedrukt
in £ 1.000.000
1939
–
17
1942
106
Ï945
–
179)
– Hoewel het buitenland gedurende dn oorlog – aange
wezen als het zelf was op de productie van machines en
apparaten voor de oorlogvoering – weinig gelegenheid
had aan Portugal belangrijke installaties te leveren, vond
de omstreeks 1935 begonnen industrialisatie toch gestadig
voortgang. Er werd een begin gemaakt met uitbreiding
van dé havens; de bouw van irrigatiewerken voor den
landbouw vond eveneens voortgang, evenals de verbete-
ring van spoor- en andere wegen; ook de ontwikkeling
in de delfstoffennijverheid werd voortgezet. Watde nieuw
öpgerichte industrieën betreft zij medegedeeld, ‘dat ge-
durende den oorlog met behulp van Duitsch kapitaal een
fabriek van ijzeren drums in bedrijf kon worden gesteld.
Ook kwam een bedrijf, dat ijzeren en Stalen staven fabri-
ceert, gereed. Gedurende den oorlog werd eveneens een
fabriek van ,,Bei’gmann”-buizen in bedrijf gesteld. In 1942
werd voorts een smelterij opgericht; het bedrijf produceert
lood, tin en antimoon. Een in hetzelfde jaar opgerichte
fabriek levert soda, potasch, chloorkalk en dergelijke
chemicaliën. De I.G. Farben richtte gedurende den oorlog
een maatschappij op voor de productie van anUinekleut
–
stoffen etc. In 1943 werdeen bedrijf voor het regenefeeren
van smeerolie in werking gesteld. Met de asbestproductie
weDd tevens begonnen. Ook kwam nog een margarine-
fabriek in bedrijf; dein den oorlog voor deze industrie
geleveide machines zijn van Deenschen oorsprong. Ten-
slotte werd ncg een vensterglasfabriek in werking gesteld.
Industrialisatie plannen.
De tot stand gekomen investaties vormn echter slechts
een gering onderdeel vanhet industrialisatieprogramma van
dezen staat. Dr. Sitlazar ontwikkelde namelijk in 1935 een
vijftien-jaren welvaartsplan, met welks uitvoering een be-
drag van £ 60.000.000 zou zijn gemoeid’).
Wegens den heerschenden oorlogstoestand heeft men
) Deze onderwaardeering van den uitvoer wordt in alle publi-
caties daaromtrent vermeld. Nergens wordt echter precies aange-
geven. hoe dit geschiedt. Mijn indruk is, dat het vrij willekeurig
plaatsvindt.
‘) Deze reserve bestaat voornamelijk uit ponden (ca. 80 millioen),
dollars en goud. Dit wijst erop, dat Portugal zich van Duitsche
zijde in den oorlog heeft doen betalen met goud en goederen.
) Dit plan omvatte hoofdzakelijk projecten op het gebied der
bewapening, yorbetering van havens en binnenlandsche verkeers-
middelen, irrigatie- en. andere werken ten behoeve van den land-
bouw, den bouw van scholen en ziekenhuizen en 4rydro-electrische
werken.
1
12 Juni 1946
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
381
dit programma niet volledig ten uitvoer gebrach. Overi-
gens noopten de omstandigheden, aan andere en dringender
werken de voorkeur te geven. In 1943 ontwikkelde de
Reeering dan ook een plan, dat meer dan het vorige den
nadruk legde op de industrialisatie van het land. De daarop
volgende wet van 24 Mei 1944 voorziet vooral in de oprich-
ting van een groot aantal nieuwe industrieën, alsmede mde
–
reorganisatie (concentratie) en uitbreiding van bestaande
bedrijven. De bedoeling is, dat de nieuwe industrieën in
staat zullen zijn in de geheele binnenlandsche behoefte aan
blik, ijzeren buizen, ammoniumsuiphaat, cellulose en al-
cohol (voor brandstofdoeleinden) te voorziene, benevens
gedeeltelijk in de behoefte aan staf- en wa.lsijzer en aan
ijzer- en koperfabrikaten, alsmede aan nitraten.
Nu de vredestoestand weer is ingetreden, zal tevens met
de in het 15-jaren plan voorziene werken vooftgang wor-
den gemaakt. Voorts is de Regeering voornemens het
vreemdelingenbezoek te stimuleeren. Hoewel in de groote
steden reeds goede en moderne hotels aaowezig zijn, streeft
men er naar ten behoeve hiervan ook elders dergelijke
investaties te •doen verrijzen. Het verouderde spoor- en
tramwegmateriaal zal mede voor dit doel moeten worden
vervangen. Ook is een uitbreiding van de Poitugeesche koopvaardij-
vloot te verwachten, alsmede de aankoop van burgervlieg-
tuigen. Bovendien heeft het land tekorten aan verbruiks-
goederen en wel voornamelijk de volgende: kolen, petro-
leumproducten, ijzer, staal- en koperfabrikaten, geïso-
leerde draden en kabels, motorvoertuigen, fijne wol, wol-
len stukgoederen, kabeljauw, granen, bepaalde pharma-ceutische specialiteiten en banden
6).
In hoeverre Portugal door zijn debiteuren binnen af-
zienbaren tijd in staat zal worden gesteld de benoodigd.e
importen te financieren, door middel van de in den oorlog
gekweekte reserves
7),
is nog geen uitgemaakte zaak. Wel
blijkt uit het recente betalingsaccoord tusschen Portugal
en Engeland, dat laatstgenoemd land, althans ‘voorloopig,
aanstuurt op uitwisseling van goederen tegen goederen
en de Portugeesche pondensaldi nog bevroren wenscht te
houden.
Buitenlandsche handel.
In dit verband zij aangeteekend, dat v66r den oorlog
de economie vân Portugal vooral was gebaseerd op den
export van wijn, vischconserven, delfstoffen (tin, koper, pyriet en wolfram) en boschproducten (kurk, terpentijn,
hars), terwijl invoer plaatsvond van steenkolen, textiel-
waren, werktuigmachines en halffabrikaten, petroleum,
tabak, automobielen, katoen en chemische producten.
De voornaamste handelspartners van Portugal waren:
Invoer
Uitvoer
in pCt.
in pCt.
Engeland………………….20
20
Duitschland
………………15
10
U.S.A .
………………….
10
8
België
………………….10
5
Nederland ………………..3,5
1,5
Het is te verwachten, dat van deze landen alle, behalve
Duitschland, bereid en in staat zullen zijn de ten deele
afgebroken economische betrekkingen weer op te nemen.
In verband met het belangrijke aandeel, dat Duitschland
in de Portugeesche voorziening had, rijtt de vraag, wie
zijn plaats zal innemen en welke rol ons land hierbij kan
spelen.
Overnemen van den Duitschen export.
V66r den oorlog was de situatie dusdanig, dat ons land
8)
De
behoefte hieraan zal afnemen, wanneer de geprojecteerde
inheenische bandentabriek in productie komt.
7)
Deze zijn zoo groot, dat daarmede ca.
to
maal de vooroorlog-
sche import zÖu kunnen worden betaald; ook indien men zou
aannemen, dat de groolhandelsprijzen intusschen zijn verdubbeld,
zou met dit bedrag nog altijd 5 maal de gemiddelde vooroorlogsche
jaarinvoer kunnen worden gefinancierd.
voor ca. 2j millioen gulden goedereij uit Portugal betrok.
Het betrof hier voornamelijk tinerts, wijn, sardines, visch-
meel, ongebrande koffie, ruwe kurk en kurken, bars en
was, yriet, amandelen, vijgen en cacaoboonen. Nederland
exporteerde hiertegenover voornamelijk: radio-artikelen
en gloeilampen, zwavelzul’e ammoniak, kustzijden garens,
ruw ijzer, koper- en roodkoperdraad, lijnolie, boxcalf en
peau de suède, voertuigen, margarine, kaas, kunstmest,
ijzeren en stalen fusten, aardappelen en aardappelmeel,
asphalt,vischnetten, gepelde rijst en chemische producten
8
).
Wanneer wij hier de vooroorlogsche handelsstatistieken
met Duitschland naast leggen, dan valt het op, dat
zoowel de invoer- als de uitvoerproducten, op eenige uit-
donderingen na, grootendeels overeenstemmen, met dien
verstande, dat de hoeveelheden gemiddeld vier maal zoo
groot waren. Dit houdt dus in, dat door het wegvallen
van Duitschland voor ons land goede exportperspectieven
aanwezig Zijn.
Huidige handelsbetrekkingen met Portugal..
Regeering en bedrijfsleven hebben deze perspectieven
gezien. Reeds spoedig na de bevrijding zijn opnieuw han-
delsbetrekkingen tusschen beide landen aangeknoopt. Vele zakenlieden bezochten Portugal reeds, en beconcurreerden
elkaar als vanouds.
In Februari van dit jaar werd tussehen beide landen
een overeenkomst getroffen. Daarbij werd de officieele
koers van 100 escuds bepaald op.f 10,69. De Nederland-
sche aankoopen zullen voortaan kunnen gschieden dooi storting in guldens bij .De. Nederlandsche Bank. Voorts
werd overeengekomen, dat de blokkeering van de Neder-
landsche vorderingen op Portugal en die van de Portugee-
sche vorderingen op Nederland zal worden opgeheven.
Mede als gevolg van een verstrekt crediet zal ons land thans de beschikking krijgen over die Portugeesche goe-
deren, waaraan het momenteel behoefte heeft, zooals
vensterglas, dakleien, hout, tin, harsen, bijenwas, oliën,
sisal, kurk, enz,.
Gezien haar gunstige economische positie kon van
Portugeesche zijde meer het principe van vrijen invoer
worden gehuldigd. Dit beteekent, dat het Nederlandsche
bedrijfsleven, watden Portugeeschen kant betreft, ad libitum
in dat land kan invoeren; van Nederlandsche zijde is echter
nog wel een exportvergunning noodig
9
); aan te vragen
bij het competente Rijksbureau resp. Bedrijfschap.
De gesloten accoprden zijn – blijkens het perscommu-
niqué van 5 Maartjl. – met ingang van 1 Maart ji. in
werking getreden. Het handelsaccoord zal voor den tijd
van één jaar van kracht blijven met de mogelijkheid van
stilzwijgende verlenging.
Intusschen zijn van weerskanten reeds vrij belangrijke
transacties afgesloten. Dit geeft reden tot optimisme voor
de toekomst. –
Conclusies.
–
Uit het bovenstaande kan blijken, dat Portugal reeds
vôôr den oorlog bezig was zich economisch op te richten.
Eenerzijds is deze ontwikkeling door den oorlog vertraagd,
anderzijds is gedurende dien tijd een aanmerkelijk fonds
gevormd, waaruit te zijner tijd vermoedelijk een versnelde
industrialisatie, en wat daarmede samenhangt, kan worden
gefinancierd. De hiertoe benoodigde kapitaalgoederen Zullen
voor een groot deel uit het buitenland moeten wdrden
betrokken. En naar alle waarschijnlijkheid zal het Neder-
landsche bedrijfsleven alsdan in staat worden ge-
steld naar deze leveranties mede te dingen.
8)
Een en ander voor ruim 5 millioen gulden.
‘) Op
de
lijst van exportartikelen, waarvoor van Nederlandsche
zijde exportvergunningen worden verstrekt, komen o.a. voor pro-
ducten van de Nederlandsebe metaalindustrie en scheepsbouw-
nijverheid, vlasi int,
kunstzijden
garens, ruw ijzer, electro-technische
artikelen; pharmaceutische en chemische artikelen, fokvee, suiker
–
werken, pootaardappelen, gecondenseerde melk, enz.
Voorts zal steeds een exportvergunning worden verstrekt, wanneer
zulks uit binnenlandsch economisch en/of handelspolitlek oogpunt verantwoord is.
–
—
.
–
382
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
12 Juni 1946
Maar ook afgezien van deze bijzondere leveranties be
staan er – voora,l do6r het wegvallen vn,n Duitschiand
als exporteerende grootmacht – goede perspectieven oni
de geregelde wederzijdsche handelsbetrekkingen ‘tüsscher
heide landen uit te breiden.
Nederland staat in Portugal uitmuntend aangeschreven
Iat het bedrijfsleven hier zijn voordeel mede doen.
J. A. .FRESEMAN GRATAMA
INGEZONDEN STUK.
EET SUIKEEVRAAGSTUK IN NEDERLAND.
De Directie der NV. Centrale Suiker Maatschappij te
Amsterdam sclrijf t ons:
In uw nummer van Woensdag 3 April jI., nummer 1508,
komt op bladzijde 220 onder de ingezonden stukken een
artikel vor van den heer J. M. van Bommel van Vloten
te Goes over:,, Het suikervraagstuk in Nederland”.
Dit artikel werd geichreven naar aanleiding van een
artikel van Dr. de Graaff in nummer 1494 van 27 De-
cember 1945. Op het artikel van den heer van Bommel
Van Vloten gaf Dr. de Gran,ff een, naschrift.
Het is niet onze bedoeling ons in de polemiek tusschen
den heer van Vloten en Dr. de Graaff te mengen, doch wij meenen enkele mededeelingen, in het artikel voor-
komende, die in flagranten strijd zijn met de werkelijkheid,
te moeten rechtzetten, aangezien die onze belangen ten
zeerste zouden kunnen schaden.
Op bladzijde 220, 2de kolom, komt het volgende voor:.
,,De W.S.R. is gelegen midden in Amsterdam en kan
slechts bereikt worden met schepen van omstreeks 400
ton; daarnaast beschikt de W.S.R. over een slechts
beperkte eigen opslagruimte. Ruwe suiker, per zeeschip in Amsterdam aankomende, moet dus eerst naar de vee-
men worden Vervoerd en aldaar worden opgeslagen; als
het tijdstip ter verwerking is aangebroken, gaat de ruwe
suiker in betrekkelijk kleine schepen naar het raffinage-
bedrijf”.
In werkelijkheid is de toestn,nd als volgt:
T. De W.S.R. is gelegen op ± 80 meter afstand van de
Houthaven. In verband hiermede wordt thans ge-
werkt aan plannen voor een transpoitbaan, die d.e
ruwe suiker rechtstreeks vanuit de steamer in de
raffinaderij zal kunnen brengen en omgekeerd de
geraffineerde suiker uit de raffinaderij naar de
exportsteamer.
Schepen van 1.500 ton kunnen onmiddellijk voor den
wal van de raffinaderij komen; ook kleine zeeschepen;
zoogenaamde ,,coasters”.
De W.S.R. heeft een eigen opslagruimte van 300.000
zak 100 kg op eigen fabrieksterrein.
Naschrift.
In verband met de bedenkingen, die van de zijde der
C.S.M. tegen mijn ingezonden stuk worden geopperd,
moge ik het navolgende opmerken: /
ad. I. Wanneer de mogelijkheid om door een transport-
baan ruwe suiker rechtstreeks vanuit de steamer in de
raffinaderij te brengen, en omgekeerd geraffineerde suiker naar de exportsteamer, zoo voor de hand liggend is, vraagt
men zich onwillekeurig af, waarom daarvan niet reeds veel
eerder gebruik gemaakt werd.
ad. II. Mijn inlichtingen omtrent de grootte der sche-
pen, die de W.S.R. kunnen bereiken, stamden van eenige
suikerfabrieken, die vroeger geregeld haar ruwsuikr
leverden aan deze raffinaderij.. Bij de expeditievoorschrif-
ten, die deze fabrieken kregen, werd steeds uitdrukkelijk
opgegeven, dat van geen grootere schepen dan 400 ton
gebruik gemaakt kon en mocht worden. Ik meende daarin voldoenden grond te vinden om aan
te nemen, dat de positie was, zooals ik in mijn artikel
aangaf.
Uit de mededeeling van de C.S.M. blijkt, dat ik uit deze
gegevens een voor de hand liggende maar desniettemin
onjuiste – conclusie heb getrokken.
ad. JIJ. Dat de eigen, opslagruimte van de W.S.R.
300.000 zak bedraagt was mij niet bekend. Jntusschen
lijkt dit wel een zeer groote hoeveelheid, maar voor een
bedrijf als de W.S.R. is deze opslagruimte, wanneer zij op volle capaciteit werkt, toch niet zoo groot. Dit blijkt reeds uit het feit, dat de opslagcapaciteit bij Dinteloord
800.000 zak bedraagt.
Uit het schrijven van de C.S.M. blijkt, dat mijn voor-
stelling van zaken ten deele niet geheel juist is geweest.
Dat spijt mij, maar ik moge opmerken, dat mijn – op
niet geheel correcte inlichtingen van derden gebaseerd – betoog er niet door wordt aangetast. Dr. de Graaff heeft
in zijn artikel gesteld, dat de ligging der W.S.R., veel gun-
stiger is dan die van Dinteloord. Die stelling heb ik be-
streden, en ook na de inlichtingen, die de C.S.M. thans geeft,
blijkt aat van’ een beteekenenden Voorsprong van de
W.S.R. geen sprake is.
J.
M. VAN
DOMMEL VAN VLOTEN.
ONTVANGEN BOEKEN EN BROCHURES.
BOEREN.
Capita Selecta der economie. 1.
Beperkte Concurrentie
door Prof. Dr. J. Tinbergen. Uitg.-Mij, H. E. Stenfert
Kroese N.V., Leiden, 1946, 152 blz. Prijs 1 6,50 geb.
Methodische Marktcontrôe
door H. Th. Vreede. Uitg.
J. Muusses, Purmerend, 159 blz. Prijs f 7,50.
Umriss einer Geschichte der Freise und .Lôhne in Deutsch-
land
door Dr.M.J.Elsas. Uitg.-Mij. A.W.Sijthoff NV.,
Leiden, 1940, 650 hlz. prijs ingen. f 13,10, geb. 1 14,70.
BROCRURES.
De Vereenigde Staten in en na den oorlog.
,,Economisch
Bericht”, Maart 1946. Heldring & Piei’son, Pi&rson
en Co., 43 blz.
De r’erhouding tusschen den public accountant en den in-
ternen controleur.
Openbare les bij de aanvaarding
var het ambt van lector aan de Nederlandsche Eco-
nomische Hoogeschool op 7 Decémber 1945 door
Mr. B. Moret, Ec.Drs. Uitgave H. J. Paris, Amster-
dam, 1946, 32 blz., f 1,25.
De onderscheidL hracht pan handeismerken
door Mr. J. W.
van der Zanden. Overdruk uit Weekblad voor Pri-
vaatrecht, Notaris-ambt en Registratie, Jrg. 77,
Nrs. 3920/1 (9/16 Maart 1946).
Alles of niets bij de geleide economie?
door Dr.G. v.d. Burg.
Nijgh en Van Ditmar
NV.,
Rotterdam, 1946, 64 btz.
Sociale Zekerheid.
Deel III.
De Organisatie pan Genees-
kundige Voorzieningen en de Rehabilitatie aan Gebrek-
kigen.
440 blz. (Rapport van de Commissie, inges.teld
bij Beschikkking van den Minister van Sociale Zaken
van 26 Maart 1943, met de opdracht algemeene richt-
lijnen vast te stellen voor de toekomstige ontwikke-
heling der sociale verzekering in Nederland.)
GELD- EN KAPITAALMARKT.
Het aanbod ter geldmarkt werd in de afgeloopen week
eenigszins vergroot, doordat meer schatkistpapier werd
afgelost dan voor herbelegging werd gevraagd en door de
aflossing van 1 50 millioen op de 3- pCt. Staatsleening
1942.Ten deele werd deze verruiming gecompeseerd door
een vrij groote deviezenafgifte door De Nederlandsche
Bank; blijkens den jongsten weekstaat daalde de buiten-
landsche wisselvoorraad nI. met f 117 millioen. Bij
overigens geringe omzetten vertoonden de geldmarkt-
noteeringen een zwakke tendens in dalende richting.
Driemaandspapier werd verhandeld tegen pCt.,
12
Juni
1946
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
383
viermaandspromessen waren aangeboden tegen
pCt.,
en halfjaarspromessen werden tegen 1
1
/
2
pCt. verhandeld.
In de afgiftepolitiek van den Agent is nog geen verandering
gekomen.
In verband met de nu geopende mogelijkheid tot in:
schrijving op de
3 pCt.
Grootboekschuld
1946
is het van
belang, dat de mini,ter van Finttnciën heeft toegezegd, aan
deze inschrijvingen een zekeren koerssteun te zullen ver-
Ieenenj wanneer zij t.z.t. bij het opleggen der aanslagen in
de bijzondere heffingen overdraagbaar ullen worden ge-
steld. Dit verhoogt de aantrekkelijkheid dezer inschrij-
vingen ongetwijfeld. Tevens mag hieruit worden afgeleid,
dat het Ministerie van Financiën vastbesloten is een
ïentevoet van
3
pCt. voor langloopend.e leeniigen te hand:
haven.
Voor velen onverwacht kwam de vrij belangrijk
dividenddeclaratie van de Koninklijke. Het moet niet
uitgesloten worden geacht, dat zij – gezien de naar ver-
luidt zeer groote kapitaalbehoeften van het concern –
de inleiding vormt tot een nieuwe omvangrijkeemissie
De.in het voorafgaande overzicht geconstateerde koers-
stijging op de Amsterdamsche effectenbeurs zette ich
in cle afgeloopen week voort. De induk bestaat, dat de
scherpe koerstijging voor aandeelen Koninklijke hiervan
de voornaamste oorzaak is geweest. De laatste werd
waarschijnlijk niet alleen teweeggebracht door kennis van
insiders van het te verwachten dividend, maar eveneens
door aankoopen van buitenlanders van aandeelen Konink-
lijke. De Nederlandsche Bank verleent nl. over het algemeen
vergunning voor buitenlaidsche aankoopen van binnen-
landsche aandeelen. De indruk bestaat, dat aan het einde van de week de koersstijging werd onderbroken, daar tal
van fondsen een lichte koersdaling vertoonden.
Zoo
daalden
aancieelen A.K.U. van
168 op 6
Juni jI. tot
165
pCt. op
7
Juni jI., aandeelen Unilever van
292 op 285
pCt. en
aandeelen Koninklijke van
450 op 435
pCt. Bij scheepvaart-
aandeelen zette de stijging zich voort, zoodat bijv. aandeelen
H.A.L. op
160
pCt. kwamen.
Op
de staatsfondsenmarkt brokkelden de
34
pCt.
oorlogsleeningen af tot
1015/s
pCt., maar de
3
pCt.
1937
steeg tot
1007/8
pCt. Aangezien staatsfondsen als ,,tusschen-
station” voor ruiltransacties in aandeelen dikwijls worden
gebruikt, zijn dergelijke kleine verschillen in de richting
der koersbeweging op de obligatiemarkt bij de huidige
geringe omzetten zeer goed mogelijk.
STATISTIEKEN.
DE NEDERLÂNDSCEE
BANK.
(Voornaamste posten In duizenden guldens)
Munt, Wissels, prom. enz.,
1
muntmate-
open
marktpapier,
1
Totaal
Totaal
Data
riaal en
beleemn gen,
voor-
t
opeischb.
deviezen
schotten o/h Rijk en!
activa
schulden
diverse
rekeningen
3 Juni ’46
5.277.548 184.338
5.539.415
5.027.666
27 Mei ’46
5.352.931
180.710
5.611.170
5.099.879
20
’46
5.391.733
187.659
5.656.922
5.145.976
13
’46
5.369.627
185.003
5.632.460
5.120.447
6
,,
’46
5.367.217
173.651
5.619.397
5.111.464
29April’46
5.376.956
204.156
5.660.257
5.132.640
23
’46
5.389.988
194.335 5.663.459 5.435.376
15
,,
’46
5.377.225
191.264
5.647.624
5.119.322
6 Mei ’40
1.173.319 248.256
1.474.306
1
1.424.016
Banlebiljet-
Saldi
Geblok-
keerde
Bankassig-
Data
ten in om-
in
Saldo
Rijk
RIO
(DIO)
saldi
natiën en
diverse
loop
RIO
van
rekeningen
banken
3Juni ‘6.610.368
1
)
2.417.184
C1.528.237 185.656
177.938
27 Mei
’46
2.567.240
1
)
2.532.411
c1.683.099
119.103
177.620
20
,,
’46
2.528.024
2.617.842 C1.804.475
69.792
177.175
13
,,
’46
2.527.612
2.592.725 C1.772.493
89.297
177.941
6
,,
’46
2.539.114
2.572.231
C1.228.280 513.676
174.1.69
29April’46
2.521.384
2.611.090 C1.383.880
524.223 195.499
23
,,
’46
2.494.898
2.640.417 C1.407.699
529.482
195.862
15
,,
’46
2.478.225
2.640.969
C1.525.058 426.295
196.248
6 Mei
’40 1.158.613
255.174
22.962 10.230
i) waarvan nieuwe uitgifte f2.333.451.
1)
11
1
,
11
t 2.290.233.
NATIONALE BANK VAN BELGIË.
(Voornaamste posten In mllHoenentrancs)
5 Juni 1946
653
155.730
‘”
3
2.856
768
29 Mei 1946
652
154.968 72.542
1
2.770
773
23
1946
653
154.941 72.251
11
3.082
774
16
1946
653
155.377 72.634
3
3.122
777
6 ,,
1946
653
155.915 73.122
5
3.148
782
2
1946
653
155.969 73.139
6
3.165
786
25 April 1946
653 155.472 72.564
6
3.217
818
Waarvan 10.493 millioen frcs. onbescisikbaar goudsaido na
herwaardeering van den goudvoorraad. (Besluitwet no. 5 van
1-5-1 944).
Waaronder begrepen de post ,,Emissiebank te Brussel”, ten
bedrage van 64.597 millioen frcs.
‘) Deze post omvat: oude biljetten over te boeken op tijdelijk
onbeschikbare of geblokkeerde rekeningen en niet aangegeven oude biljetten.
In voorbereiding:
BEDRIJFSECONOMISCHE
ENCYCLOPAEDIE
ONDER REDACTIE VAN
Dr.
J. G. STRIDIRON
VERSCHIJNT IN 5DEELEN
UITVOERIGE PROSPECTUS ZENDEN WIJ U OP
AANVRAAG GAARNE TOE.
De Wester Boekhandel
–
Rotterdam
Nieuwé Blnnenweg 331 – Telefoon 32076
SCHRIFTELIJkE CORS VS.
B[DRIJISADMINISTRATIE
VOOR MODERNE
LMBA
QJTgJ
Leidt op
voor
het
examen moderne bedrijfsadministratie –
Behandelt o.a.
administratieve organisatie, de rekeningste!sels,
voor- en nacalculatie, standaardkosten en budgetteering, loon-
stelsels en loonadministratie, bedrijfsstatistiek, toepassingen in
verschillende bedrijven
–
Biedt
uitstekend verzorgde lessen
en beschrijvingen, uitvoerige en gedegen correctie van de
uitgewerkte vraagstukken, alle gewenschte voorlichting op
studiegebied
– Beschikt over
talrijke medewerkers uit de
praktijk van het bedrijfsleven –
Verzorgt
behalve den hoofd- cursus ook voorbereidende, aanvullende en repetitiecursussen.
1 Sept. aanvang nieuwe cursussen
Prospectus op aanvraag
Data
Cd
OQ)0
Ee0.
4
c50Q
00
,
cd
two
‘O
QI
5 Juni
1946
33.328
4.174
2.807
241
845
48.552
23
Mei
1946
33.328 4.047
2.543
218 847
48.212
23
1946
33.328 4.475 2.713
222
836
47.597
16
,,
1946
33.328 4.695 2.269
187 804
48.327
9
,,
1946
33.328
4.876 2.127
239
771
48.808
2,,
1946
33.329 4.790 2.488
249
748
48.603
25 April 1946
33.452
5.120 1.938
467
737 48.303 1
Rekening-‘
courant saldi
‘
Data
!
a
0-‘
li
aI
o
Pq
‘5
0
‘5
Pq
-.7,
MOM
V
AN
N
E LLE
ROTTE R04&
t
HAv
BANK – SCHIEDAM
Levensverzekei’ ing en Lzifren/e
Nederlandsche Spoorwegen
Wij vragen voor het
secretariaat
en den
Dienst van Economische Zaken-
eenige economen
of
economisch onderlegde
juristen
Leeftijd 25-30
jaar. Aanvangsbezoldiging
2700.— per jaar. Bij practische erva-
ring
aanstelling
boven
het
minimum
mogelijk. Brieven met uitvoerige
inlich-
tingen en foto v66r 20 Juni a.s. aan den
Algemeenen Dienst, 2e Afd. te Utrecht.
De EERSTE NEDERLANDSCHE Verzekering Maat-
schappij op het Leven en tegen Invaliditeit N.V., vraagk
voor het RAYON
AMSTERDAM
speciaal
voor
de
groepen Bankinstellingen
en
Commissionnairs
bèschciafden izspecteux
voor de afdeeling GROOTE VERZEKERINGEN.
Schriftelijke
sollicitaties
met
korte
levensbeschrijving
te richten tot het Administratiekantoor van de Eerste
Nederlandsche,
Bellevuestraat 2, Dordrecht.
Maakt gebruik
van
onze
speciale rubriek
,,Vacafures”
voor
het
oproe pen van sollicitanten voor
leidende functies.
VAN DIJK
&
Co.
EENDRACHTSWEG
11
–
ROTTERDAM
Makelaars en Coxnxnissionnairs in Effecten
Effecten
–
Coupons
–
Vermogensbeheer
Telefoon 20845
–
21889
–
40631
Beurs Nis 6
–
Telefoon 24178
–
24378
tj
n
Mw
6MT VEEL
I_, 1
.LAN6EPMEE
.’
Ga
4itetut
Peter.t,sas”
odr 2det ioete4s&ii
PATRIJSPOORTCLAZEN • TELEGRAAFPtATET
MANOMETERCLAZEN. PEILcLAiIIr.OLIECLA7EN
REF’LEXGLAZErl’ WATERMETELIGLAZEN ENL
Pie1ernlann
•
WESTVEST
17 . SCHIEDAM – TELEFOON
69269
Nederlandsch Indische Handelsbank, H.V.
Amsterdam – Rotterdam –
‘s-Gravonhage
Alle Bank- en Effectenzaken
Uw toekomst is veilig
met een
polis
van de
Algem. Friesche Levensverzekering-Mij
of de
Groot-Noordholhindsehe
LEEUWARDEN van 1845 AMSTERDAM
Buzmaniahuia
v. Brienenhuis
Verzendt per
VAN GEND
&
LOOS
Vervoer in één hand
door ‘t geheele land
maximum service, minimum kosten
Alle correspondentie betreffende advertenties,
gelieve
U te richten
aan Koninklijke Nederlandsche
Boekdrukkerij H. A. M. Roelants,
Lange 1-leven 141, Schiedam (Tel. 69300 toestel 6)
Druk Roelauts, Schiedam.