Sectoren die sterker groeien, hebben, naast de te verwachten hogere instroom aan personeel, ook een hogere uitstroom. Sterk groeiende sectoren zijn gemiddeld genomen dus dynamischer.
De figuur toont de instroom en uitstroom in fte per sector in de periode 2010–2022 ten opzichte van de sectorgrootte in 2010. De sectoren zijn ingedeeld op basis van de SBI-codes. In de grafiek zijn de sectoren gerangschikt op basis van hun groeipercentage van de werkgelegenheid over deze periode.
De in- en uitstroom zijn onderverdeeld in de stromen ‘andere sector’ en ‘geen baan’. De eerste categorie geeft weer in hoeverre sectoren hun werknemers uit andere sectoren halen of daaraan verliezen. De categorie ‘geen baan’ is meer divers; het kan hier bijvoorbeeld om in- en uitstroom van of naar werkloosheid gaan. Of om starters bij instroom of pensionering bij uitstroom.
Zo had de sector Energievoorziening in twaalf jaar tijd een instroom van ongeveer 7.000 vanuit ‘geen baan’ en 45.000 vanuit ‘andere sector’. Omdat de originele sectorgrootte in 2010 rond de 20.000 fte lag, heeft er een totale instroom van meer dan 256 procent plaatsgevonden. De uitstroom in die periode lag op 215 procent van de originele sectorgrootte, wat resulteert in een groei van de werkgelegenheid in deze sector van 41 procent.
De figuur laat zien dat de meeste sectoren de afgelopen twaalf jaar zijn gegroeid. Dit is logisch, aangezien ook de werkzame beroepsbevolking in die periode hard is gegroeid. Alleen in de sectoren Bouwnijverheid en Overige dienstverlening was er sprake van een daling van de werkgelegenheid. Daarnaast valt op dat de publieke sectoren Onderwijs, Openbaar bestuur en Gezondheids- en welzijnszorg relatief weinig dynamiek kennen. Ze trekken weinig werknemers aan, maar verliezen relatief ook weinig werknemers.
Auteurs
Categorieën