Zelf doen
Aute ur(s ):
Fieke van der Lecq (auteur)
Ve rs che ne n in:
ESB, 89e jaargang, nr. 4439, pagina 359, 6 augustus 2004 (datum)
Rubrie k :
van de redactie
Tre fw oord(e n):
Lans Bovenberg wil dominee worden. Onlangs vertelde hij over zijn grote liefde voor modelspoorbanen en daarbij kwam zijn eigen
levensloop ter sprake (Van Nieuwstadt, 2004). De loopbaan van Lans volgt een strakke dienstregeling, met wetenschap, buitenland,
beleid en politiek op de goede momenten. Over enige tijd wil hij echter een wissel omzetten en de lessenaar voor de kansel verruilen.
Deze keuze is meer dan een late roeping: Lans gaat ook zijn eigen beleidsvisie in de praktijk brengen. Al jaren pleit hij voor een tweede
carrière in levenslopen als mensen hun eerste functie niet het hele leven kunnen of willen volhouden. Door een sabbatical op te nemen,
al dan niet vanuit het zelfgespaarde levenslooppotje, kunnen mensen zich omscholen voor een functie die beter past bij de tweede helft
van hun inkomensgenererende leven. Dit werkt verfrissend en biedt kansen voor werk op maat.
Nu heeft Lans het natuurlijk wel getroffen met zijn loopbaankeuzes. Zo zijn de beide banen die hij leuk vindt niet erg afhankelijk van
fysieke capaciteiten. Je kunt tot op hoge leeftijd hoogleraar zijn omdat je rug en armen er niet van verslijten. Ook het werk van dominee
vergt geen bijzondere fysieke inspanningen. Daarnaast worden dominees relatief weinig met leeftijdsdiscriminatie geconfronteerd. In hun
vak wordt levenservaring immers wel gewaardeerd en tellen vooral de wijsheid en menselijke capaciteiten die een voorganger inbrengt.
Verder geldt dat voor een hoogleraar de financiële randvoorwaarden minder knellend zijn dan voor een laagbetaalde handarbeider. Als
we ons voorstellen dat de levensloopregeling al in werking was, zou het denkbaar zijn dat een deel van het levenslooppotje van Lans al
was verbruikt doordat hij in zijn ‘spitsuur van het leven’ voor de kinderen had gezorgd. In de fase waarin hij aan de tweede loopbaan zou
beginnen, zouden zorgverlof voor de oudere generatie en studieverlof om de prioriteit strijden, maar is er in elk geval een potje om te
besteden. Dat geldt in aanmerkelijk mindere mate voor de caissière van vijfenveertig die last van haar rug krijgt en haar geld al heeft
opgesoupeerd toen de kinderen klein waren. Lans brengt zijn eigen visie dus in praktijk – weliswaar onder gunstige condities, maar hij
doet het wel.
Het is een mooi streven zelf proefkonijn te zijn voor je eigen verhalen. Slechts weinig economen doen dit, terwijl het zou kunnen
bijdragen aan het realiteitsbesef van onderzoekers en beleidsmakers. Welke onderwijseconoom is zelf conrector geweest en welke
arbeidseconoom moest ooit zelf herintreden? Iets vaker komt de participerende observatie voor, bijvoorbeeld bij ontwikkelingseconomen
die zich laten uitzenden. Een ander voorbeeld is de schilder, fotograaf en econoom Hans Abbing, die onderzocht waarom kunstenaars
arm zijn (Abbing, 2004). Een dergelijke geïntegreerde levenswijze heeft als voordeel dat je kunt zien waar bestaande theorieën mank gaan
en wat relevant is te onderzoeken. Niet elk economisch vraagstuk gaat echter over individuele keuzes van alledag. Monetaire economie is
bijvoorbeeld inherent macro-economisch van aard: je kunt niet met een paar economen alvast de euro invoeren om te zien of dit werkt.
Er doet zich nu een interessante kans voor om de theorieën over werkloosheid aan de praktijk te toetsen. Hierbij hoeft de econoom niet
zelf werkloos te zijn, want er zijn werklozen beschikbaar die over hun situatie vertellen. Ruim tweeduizend gemotiveerde werkzoekenden
hebben zich verenigd via de stichting IkWilWerken.1 Uit enquêtes onder de leden van deze Bond voor Werkzoekenden blijkt dat veel
respondenten heel actief werk zoeken door wekelijks meerdere sollicitatiebrieven te versturen. Bovendien hebben zij bescheiden eisen
ten aanzien van het salaris: meer dan de helft van de vierhonderd respondenten wil reeds voor enkele euro’s meer dan hun uitkering een
volledige werkweek aan de slag. De economische verhalen over reserveringsloon en ontbrekende prikkels kunnen dus achterwege
blijven.
De bond ergert zich aan de ontslagbescherming. Deze beperkt de flexibiliteit op de arbeidsmarkt en daarmee de allocatieve efficiëntie. De
redelijk hoogopgeleide mannelijke dertigers en veertigers die het merendeel van de bond uitmaken, zouden hier graag aan bijdragen door
voor minder geld hetzelfde werk te doen. Daarnaast vindt meer dan tachtig procent van de respondenten dat reïntegratiebedrijven te
weinig informatie en begeleiding bieden. De werkzoekenden verwijten de vakbonden dat zij vooral oog hebben voor de werkenden.
Economen herkennen hier het insider-outsider-onderscheid. Sinds kort heeft dit een pijnlijke, extra dimensie: het mentale verzuim.
Mentaal verzuim ontstaat doordat werkenden grote delen van hun taakuren op niet-productieve wijze besteden.2 Alternatieve
tijdsbestedingen liggen bijvoorbeeld in de sfeer van collegiaal bijpraten, het actief volgen van sportevenementen, privé-mailtjes en
rattengedrag. Mentaal verzuim wordt gezien als signaal van slecht management en als voorloper van ziekteverzuim. Tientallen procenten
productiviteitswinst zouden mogelijk zijn door terugdringing ervan. Blijkbaar voelen de insiders zich niet bedreigd door gemotiveerde
werkzoekenden. Dat is voor economen moeilijk om aan te zien.
Als we het werk slimmer organiseren, zal het mentale verzuim dalen. Dan neemt de productie bij dezelfde loonsom toe. Als de lonen niet
even hard stijgen als de productiviteit, kunnen de betere bedrijfsresultaten leiden tot meer arbeidsplaatsen. Daardoor daalt de
werkloosheid en stijgt de effectieve vraag. Natuurlijk zal er soms moeten worden bij- of omgeschoold en dat vergt persoonlijke offers.
Daar zou tegenover moeten staan dat leeftijd steeds minder een reden voor afwijzing vormt en motivatie en ervaring een reden voor
selectie.
Waarom werkt dit nog niet voor de genoemde tweeduizend werkzoekenden? Moeten we echt wachten tot de vergrijzing komt en arbeid
schaars wordt, of kunnen we hen nu al aan werk helpen? Hier is de vraag of er niet genoeg naar economen wordt geluisterd of dat we te
weinig zinvols te melden hebben. De bond zoekt economen die willen meedenken in hun ‘wetenschappelijk’ bureau. Hier ligt een kans
voor realistische economen.
Fieke van der Lecq
Literatuur
Abbing, H. (2004), Why Are Artists Poor? The Exceptional Economy of the Arts, Amsterdam University Press.
Van Nieuwstadt, M., Spoorfanaat, NRC Handelsblad, 24-25 juli 2004, blz. 21.
1 www.ikwilwerken.nl
2 www.mentaalverzuim.nl
Copyright © 2004 – 2005 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)