Ga direct naar de content

Zekerheid en de noodzaak van vertrouwen

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: februari 17 1999

Zekerheid en de noodzaak van vertrouwen
Aute ur(s ):
Schnabel, P. (auteur)
Directeur van het Sociaal Cultureel Planbureau.
Ve rs che ne n in:
ESB, 84e jaargang, nr. 4193, pagina D10, 11 maart 1999 (datum)
Rubrie k :
Dossier Nieuw e risico’s
Tre fw oord(e n):

Nieuwe risico’s vormen een bedreiging voor zowel de verzekerde als de verzekeraar, omdat ze de basis voor het verzekeren
ondermijnen: het vertrouwen. De maatschappij verandert van een risico-maatschappij naar een verzekeringsmaatschappij.
Nieuwe risico’s maken onbedoeld duidelijk hoe uitzonderlijk verzekeren eigenlijk is. De verzekerde wil zich beschermen tegen de
wisselvalligheden van de toekomst en de verzekeraar is bereid dat risico aan te gaan in de verwachting dat niet alle verzekerden op
hetzelfde moment door dezelfde kostbare speling van het lot zullen worden getroffen. Voor de verzekeraar treedt een onaanvaardbaar
risico op zodra de verzekerde weet wat hem in de toekomst te wachten staat en voor de verzekerde wordt het eng wanneer de
verzekeraar allerlei calamiteiten van de dekking gaat uitsluiten.
Verzekeringen zijn gebaseerd op vertrouwen. De verzekeraar moet erop kunnen vertrouwen dat voor de verzekerde de toekomst riskant,
dat wil zeggen onzeker is. De verzekerde van zijn kant heeft geen keus dan erop te vertrouwen dat de verzekeraar zijn verplichtingen
nakomt, dat wil zeggen zijn risico zal nemen als dat nodig is. De verzekeraar kan zijn verzekeringen elders herverzekeren, maar de
verzekerde kan zijn verzekering niet nog eens verzekeren. Hij is aangewezen op zijn vertrouwen in de goede trouw van de andere partij.
En dat is ook precies waar de verzekeraar hem van probeert te overtuigen door te suggereren dat “even Apeldoorn bellen” volstaat.
Verzekeraars verkopen verzekeringen door vertrouwen te kopen. De nieuwe risico’s vormen zowel voor de verzekeraar als voor de
verzekerde een bedreiging, omdat ze de basis onder hun relatie ondermijnen. De verzekerde weet niet waartegen hij zich moet verzekeren,
terwijl de verzekeraar geconfronteerd wordt met de mogelijkheid van een risico van onbekende omvang, dat zich in het ergste geval bij
alle verzekerden tegelijkertijd zal manifesteren. Dan kan er niet meer van een verzekering sprake zijn, omdat er eigenlijk ook niet meer
sprake is van een risico, maar slechts van gevaar. Waar het gevaar overheerst, is er voor vertrouwen als een voorschot op de toekomst
geen plaats meer. De druk van het heden neemt het perspectief op de toekomst weg.
Vertrouwen op vertrouwen
Ons dagelijkse bestaan is gebaseerd op vertrouwen. We vertrouwen op de techniek, op de regels van de bureaucratie en op het fatsoen
van de mensen om ons heen. We gaan ervan uit dat onze auto het doet, de overheid ons eerlijk behandelt en de buurman ons niet het
hoofd inslaat. In de meeste gevallen is het verantwoord te vertrouwen op vertrouwen. Er rijden in Nederland nu dubbel zoveel auto’s als
25 jaar geleden, terwijl het aantal dodelijke ongelukken is gehalveerd: de auto’s zijn veiliger geworden, de verkeersregels strenger en ons
rijgedrag vaardiger.
Toch wordt ons vertrouwen soms fundamenteel beschaamd, zoals in de affaire-Dutroux, of de Bijlmer-enquête. Door pure
kwaadaardigheid, verantwoordelijkheid vermijdend gedrag en nationalistische arrogantie zijn met de schijn van fatsoen mensen in
levensgevaar gebracht. Het geschokte vertrouwen zal zich wel weer hervinden. Daarvoor is het belang dat we van het gemak van
vertrouwen op vertrouwen hebben, te groot. Vertrouwen is een uiterst werkzaam sociaal mechanisme, dat ons veel energie, geld en tijd
bespaart, onze actieradius enorm vergroot en ons handelen effectiever en efficiënter maakt. Het ontheft ons van de noodzaak zelf alles te
moeten controleren, steeds opnieuw te moeten onderhandelen of alles zelf te moeten doen.
Samenlevingen waar vertrouwen een probleem is blijven achter. Voor de moderne, westerse samenlevingen is dat het geval wanneer
corruptie, terrorisme of misdaad het beeld gaan bepalen. Er is dan een tekort aan vertrouwen, zoals er vroeger in de landen van het
oostblok sprake was van een geïnstitutionaliseerd gebrek aan vertrouwen, dat een enorm apparaat aan spionnen en verklikkers nodig
maakte. Met risico’s, in dit geval maatschappelijke en politieke risico’s, die niet als zodanig werden geaccepteerd of gecalculeerd, kon en
wilde men niet omgaan. Het enige wat gezien werd, was gevaar en daar diende met kracht tegen te worden opgetreden.
Iets soortgelijks is waarneembaar in traditionele samenlevingen en stamverbanden. Waar moderne samenlevingen investeren in
vertrouwen op vertrouwen, hanteren tradionele samenlevingen een systeem van vertrouwen op vertrouwden. De onderlinge
afhankelijkheid binnen de samenleving en de groep wordt daardoor zeer groot en de contacten met de wereld van de niet-vertrouwden
worden meestal zeer beperkt gehouden. Ze zijn vaak ook uiterst vijandig: alles wat vreemd is, is ook gevaarlijk.
In traditionele samenlevingen is er tussen vertrouwen en verzekeren nog nauwelijks verschil. Wie een kring van vertrouwden heeft, weet
zich daarmee ook voor de toekomst verzekerd van de steun van anderen. Je hoort bij elkaar en je kunt niet van elkaar af, tenzij door de
dood. De verbondenheid met het verleden voorspelt de verbindingen van de toekomst. Gevaren zijn er in zulke samenlevingen vaak te

over, maar een beleving van risico’s kent men niet. Men heeft weinig (ook al is dat vaak alles) te verliezen en weinig nodig om weer
opnieuw te beginnen, en ook dat is weer een gezamenlijke verantwoordelijkheid.
Het verlangen naar een open toekomst
Democratie, rechtsstaat, marktmaatschappij, het is allemaal niet goed denkbaar zonder het mechanisme van vertrouwen op vertrouwen.
Naarmate mensen minder direct afhankelijk zijn van een of enkele anderen, neemt hun afhankelijkheid van instituties en organisaties toe.
Daarmee verandert de positie en het zelfbeeld van mensen: zij worden meer als individu gezien en zien ook zichzelf steeds meer in deze
termen. Gelijk aan anderen en toch bijzonder in hun eigenheid: anders dan een ander.
Deel van de individualisering is dat mensen zichzelf en hun leven steeds meer als hun eigen ontwerp gaan beschouwen. Niet de groep en
niet het lot bepalen wie je wordt, maar je eigen inzet en je eigen keuzes. De toekomst wordt als open gezien, als een ruimte die naar eigen
smaak kan worden ingericht. Men sluit verzekeringen om de toekomst open te houden en in vrijheid te kunnen blijven kiezen, om in geval
van bijvoorbeeld ziekte, werkeloosheid of ouderdom niet van de goedgeefsheid van anderen afhankelijk te worden, maar zelfstandig
keuzes te kunnen blijven maken.
Dit is niet alleen een verantwoordelijkheid van en voor onszelf, maar ook naar anderen. We ontslaan anderen van de verplichting voor
ons te zorgen, maar we voorkomen ook – bijvoorbeeld via aansprakelijkheidsverzekeringen en levensverzekeringen – dat anderen door
ons toedoen afhankelijk worden. Door onszelf te verzekeren, niet alleen tegen de risico’s die wij zelf lopen, maar ook tegen het risico dat
wij voor anderen kunnen zijn, geven we anderen zekerheid en daarmee uiteindelijk ook vrijheid. Wij vertrouwen er over en weer op dat we
door onze verzekeringen anderen vrijwaren van de beperkende gevolgen van de risico’s, die uit het moderne leven voortvloeien.
Moderne samenlevingen zijn voor een belangrijk deel gebaseerd op de mogelijkheid om met verzekeringen op risico’s te anticiperen en de
gevolgen ervan af te wenden of te voorkomen. Nergens is dat zo mooi te zien als in onze omgang met gevaar. Alleen als kick, als
recreatieve prikkel is gevaar nog aanvaardbaar, maar we verwachten van de ‘aanbieder’ van het gevaar wel dat de werkelijke risico’s bijvoorbeeld bij het bungee-jumpen – zo klein mogelijk zijn. Dat betekent dat we erop vertrouwen dat zijn materiaal betrouwbaar is en zijn
bedoelingen conform onze wensen: we willen wel de prikkel van het gevaar voelen, maar niet werkelijk in gevaar gebracht worden. We
vertrouwen daar ook op, gelukkig meestal terecht.
De ‘Risikogesellschaft’ voorbij
Verzekeren van risico’s gebeurt in deze termen algemeen en ongeveer tegen alles, maar is tegelijk erg individueel en specifiek. De
discussie over nieuwe risico’s speelt zich op een ander niveau af. Eén van de belangrijkste bijdragen hieraan is in 1986 door Ulrich Beck
geleverd, in zijn boek Risikogesellschaft. Auf dem Weg in eine andere Moderne (Frankfurt a.M., Suhrkamp). De datum van verschijnen is
van belang om Beck’s betoog goed te kunnen begrijpen: het boek is geschreven in de jaren van de angst voor de neutronenbom en Starwars, van de kernramp in Tsjernobyl, van het ‘Waldsterben’ en van de ontmanteling van de traditionele industrie in Duitsland. Anders
gezegd, voor de val van de Muur, voor de doorbraak van de informatica en voor het afscheid van de atoomenergie. Beck schetst het
beeld van een (wereld)samenleving die in toenemende mate gekenmerkt wordt door risico’s en gevaren die het leven op aarde zelf
bedreigen. Het gaat om risico’s die globaal van aard zijn, door menselijk toedoen zijn ontstaan, iedereen omvatten en niet vermeden of
gestopt kunnen worden. Deze risico’s bepalen ons leven, bewust en onbewust. In de woorden van Beck: “zoals in de negentiendeeeuwse klassenmaatschappij het materiële zijn het bewustzijn bepaalde, zo bepaalt nu het bewustzijn van gevaar ons zijn.”
Het is een onontkoombaar en adembenemend perspectief dat hier geschetst wordt, maar het is ook erg eenzijdig. Beck gaat eraan voorbij
dat de ‘Risikogesellschaft’ een tegenvoeter heeft in wat met een kleine verbuiging van de oorspronkelijke betekenis in het Duits een
‘Versicherungsgesellschaft’ genoemd kan worden. Die gaat, anders dan Beck nog dacht, al veel verder dan alleen de afdekking van
bekende en redelijk voorspelbare risico’s van overzienbare omvang. Het hoort bij het wezen van de ‘Versicherungsgesellschaft’ om het
risico niet alleen als persoonlijk en in de toekomst gelegen te zien, maar er ook een structureel en dus ook in het verleden gelegen element
in te zien. Dat vraagt niet in eerste instantie om een verzekeringsconstructie, maar om de constructie van meer zekerheid.
Wetenschappelijk onderzoek is daar de basis voor.
Een groot deel van de wetenschappelijke inspanning staat inmiddels in dienst van het eindeloos en zorgvuldig testen van producten en
materialen op gevaren en bijwerkingen. In de geneesmiddelenindustrie dreigt dat zelfs de succesvolle ontwikkeling van nieuwe
geneesmiddelen te verstikken. Steeds meer worden maatregelen, wetten en voorzieningen ex ante onderzocht op hun onbedoelde,
ongewenste en onverwachte gevolgen. De milieu-effectrapportage en de gezondheidseffectscreening zijn daar maar twee voorbeelden
van.
Naar zijn aard is de wetenschap een procedureverzekering: door het systematisch toepassen van herhaalbare methodes krijgt een vraag
een antwoord, dat los staat van de persoon van de onderzoeker. Het vertrouwen op wetenschappelijke uitspraken is kwetsbaar gebleken,
gevoelig als ook wetenschappers zijn voor geld, eer of gewoon het valse gewicht van te groot geloof in eigen kunnen. Niet iedere
wetenschappelijke uitkomst wordt nog zonder meer geaccepteerd, bovendien kunnen de uitkomsten tegenstrijdig zijn, maar het
vertrouwen in de wetenschap als zodanig is daardoor toch niet aangetast, zeker ook bij gebrek aan een alternatief.
Het grappige is dat bij de media de toekenning van vertrouwen precies andersom verloopt: de media genieten niet veel vertrouwen, maar
op hun berichtgeving wordt toch sterk vertrouwd. Ook hier bij gebrek aan alternatief: hoe zouden we anders iets moeten weten over de
risico’s die we lopen en over de wijzen waarop we ons daartegen kunnen beveiligen of verzekeren?
Nieuwe risico’s, nieuw vertrouwen
De nieuwe risico’s die Beck op ons af zag komen, blijken tot nu toe minder globaal, minder desastreus en minder onbeheersbaar te zijn
dan hij dacht. Ongetwijfeld zal hij vinden dat de pogingen om deze risico’s preventief te beheersen (verminderde CO2 uitstoot om maar
een aansprekend voorbeeld te noemen) niet voldoende en in ieder geval te laat zijn, maar er worden stappen gezet.
Daarnaast hebben bijvoorbeeld de natuurrampen van de laatste tien jaar de ontwikkeling van een groeiend vertrouwen in een nieuwe

vorm van verzekering laten zien: de vorming van nationale fondsen en van speciale budgetten door de regering om de helpende hand te
bieden. Bij de bevolking leeft bijna vanzelfsprekend de verwachting dat de overheid de verzekeraar van de nieuwe risico’s is. Uiteraard
kan dat alleen op kosten van de belastingbetaler, maar dat wordt noch door de gedupeerden, noch door de niet-gedupeerden een
probleem gevonden.
De discussie over de vraag tot welke hoogte er in geval van bijvoorbeeld wateroverlast nog gesproken kan worden van een normaal
bedrijfsrisico, en waar het risico een verantwoordelijkheid wordt van de samenleving en de nationale overheid, is niet echt van de grond
gekomen. De visuele omvang van de ramp sluit de discussie al af voor deze begonnen kan worden, zeker in die gevallen waarin de ramp
mogelijk mede het gevolg is van een beleid dat de risico’s zo niet veroorzaakt dan toch vergroot heeft. Wie de beddingsbreedte van
rivieren verkleint, is misschien niet schuldig aan een overstroming, maar heeft risico’s gecreëerd die een sterke aansprakelijkheid met zich
mee brengen. Wie vooral let op een goedkope en efficiënte manier om het voedselprobleem op te lossen, roept grote schaalrisico’s op.
Salmonella, BSE, varkenspest, mestoverschot, het zijn de risico’s van de bio-industrie.
Nu de risico’s zich voordoen, wordt er aan een oplossing gewerkt. Deze bestaat, maar is alleen realiseerbaar en betaalbaar op de schaal
van de nationale overheid en de internationale organisaties. Wie echter als sigarettenfabrikant willens en wetens de gezondheid van de
bevolking in gevaar gebracht heeft door kennis van de gevaren van het roken te onderdrukken, neemt een risico dat niet meer op
anderen af te wentelen blijkt. Kwade trouw, beschaming van maatschappelijk vertrouwen, is een risico gebleken voor de tabaksindustrie.
Tegen eigen kwade trouw kun je je niet verzekeren en dat gaat de tabaksindustrie nu veel geld kosten.
De ‘Versicherungsgesellschaft’
Individuele burgers kunnen vaak niet anders dan zich tegen risico’s verzekeren. Zij hebben meestal maar heel weinig mogelijkheden hun
levensomstandigheden zo te beïnvloeden, dat risico’s voorkomen of opgeheven kunnen worden. Voor bedrijven, organisaties en
overheden ligt dat anders, in veel gevallen zullen zij risico’s beheersen, al was het maar om te ontkomen aan de anders onvermijdelijke
toenemende last van de kosten van verzekeringen.
De ‘Risikogesellschaft’ die ook een ‘Versicherungsgesellschaft’ is, is een paradox: nooit is er een samenleving geweest waar een verzekerd
bestaan voor zoveel mensen al zo lang een zekerheid is, maar tegelijkertijd wordt dat bestaan steeds bedreigd door risico’s die allen en
alles kunnen treffen. De tegenstelling is vooralsnog schijnbaar, omdat een verzekerd bestaan op het niveau van de huidige westerse
samenlevingen alleen mogelijk is bij de gratie van het accepteren van bepaalde grote risico’s. Inmiddels blijkt er aan veel van deze risico’s
toch wat gedaan te kunnen worden en impliciet is het streven er daarbij toch ook op gericht geen stappen terug te hoeven doen in de
mate van verzekerdheid van het bestaan. Het is de vraag of dat op de wat langere termijn nog steeds zal lukken.
Zie ook:
G. Antonides, Reactie: Lage en hoge risico’s

ESB-Dossier: Nieuwe risico’s
Inleiding
T. de Bruin, De nieuwe risicomaatschappij
A. Heertje, Nieuwe risico’s, een publiek-privaat probleem
Risico’s
L. Reijnders, De anatomie van nieuwe risico’s
A. Tukker, Nieuwe risico’s een nieuw beoordelingskader?
S.M. de Bruyn, De anomolie van milieurisico’s
De maatschappij
P. Schnabel, Over het verlangen naar zekerheid en de noodzaak van het vertrouwen
G. Antonides, Lage en hoge risico’s
De markt
P.H.M. Kuys, Marktconforme oplossingen
M.A.J. Theebe, Een verzekeringsrevolutie
Het recht

M.G. Faure, Op de glijdende schaal van verzekerbare en onverzekerbare risico’s
R.J. van den Bergh, Op de glijdende schaal van commerciële belangen en maatschappelijke welvaart
Epiloog
H.A. Keuzenkamp, Verzekeren in het donker

Copyright © 1999 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteur