Ga direct naar de content

Winnaars en verliezers van een hogere olieprijs

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: augustus 12 2005

DNB-conjunctuurindicator

Winnaars en verliezers
van een hogere olieprijs
De afgelopen jaren zijn de olieprijzen fors gestegen. Dit

J.J.W. Peeters
Deze rubriek wordt periodiek samengesteld door
Robert-Paul Berben, Ronald Bosman, Jolanda Peeters en
Ard den Reijer van De Nederlandsche Bank.
j.j.w.peeters@dnb.nl

creëert winnaars en verliezers, zowel op internationaal als
nationaal niveau.
als producent en exporteur van aardgas en olieproducten van
een olieprijsstijging. De recyclingontvangsten voor Nederland
zijn eveneens relatief beperkt.

Figuur 1. DNB-conjunctuurindicator
3
2

realisatie (t/m mei 2005)

1

Nederlandse economie

0
-1
-2

indicator (t/m dec 2005)

-3
1983 1985 1987 1989 1991 1993 1995 1997 1999 2001 2003 2005

Figuur 2. Ontwikkeling energiekosten, maandgemiddelden in
euro respectievelijk 1998=100
1,60
1,50

€ per liter

index
olieprijs (UKbrent), rechteras

400
350

1,40

300

1,30

250

1,20

200

1,10

150

1,00
0,90
0,80

stookkosten (gas en elektra), rechteras
benzineprijs (euro95)

100
50
0

1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005

inds oktober 2004 laat de DNB-conjunctuurindicator een
min of meer vlak verloop zien (figuur 1). Dit duidt erop dat
het economische groeiherstel slechts moeizaam op gang komt.
Naast de sombere stemming van de Nederlandse consument over
het economische klimaat, drukt ook de recente golf van olieprijsstijgingen de economische groei. Figuur 2 illustreert de prijsontwikkelingen van olie, autobrandstoffen en stookkosten sinds
1996. Voor de scherpe olieprijsstijgingen in de afgelopen jaren
zijn verschillende verklaringen geopperd. Naast factoren die het
olieaanbod in gevaar brachten, is ook de vraag uit China sterk
gestegen: in 2004 nam China 36% van de stijging van het
wereldolieverbruik voor zijn rekening.

S

Internationale effecten
De forse olieprijsstijging creëert winnaars en verliezers.
Olieproducerende en -exporterende landen hebben vanzelfsprekend baat bij een olieprijsstijging, terwijl olie-importerende landen hiervan last ondervinden. Het negatieve ruilvoeteffect in de olie-importerende landen wordt wel gedempt dankzij
recycling. Olie-exporterende landen zullen immers de extra
olieopbrengsten voor een deel via hogere uitgaven aan goederen
en diensten geproduceerd in olie-importerende landen, recyclen.
Voor Nederland is het ruilvoeteffect van olieprijsstijgingen
nagenoeg nihil. Weliswaar is Nederland sterk afhankelijk van
geïmporteerde energie, maar tegelijkertijd profiteert ons land
360

ESB 12-08-2005

Ondanks deze relatieve ongevoeligheid van Nederland als
geheel voor olieprijsstijgingen hebben stijgende olieprijzen via
diverse kanalen invloed op de Nederlandse economie.
Doordat hogere olieprijzen tot hogere prijzen voor autobrandstoffen, aardgas en elektriciteit leiden, daalt de koopkracht
van de Nederlandse consument. Wanneer consumenten niet
minder gaan tanken of stoken als reactie op de prijsstijgingen,
kost een olieprijsstijging van 45% in 2005 de Nederlandse consument circa drie miljard euro, al zullen vanwege vertraagde
doorrekening niet al deze kosten in 2005 neerslaan. Het koopkrachtverlies vertaalt zich in vraaguitval.
Voor de producenten pakt een olieprijsstijging verschillend
uit. Voor het gros van het bedrijfsleven betekent een hogere olieprijs simpelweg een verhoging van de productiekosten. Dit leidt
via hogere afzetprijzen tot vraaguitval of via een lagere winstgevendheid tot lagere investeringen. Aan de andere kant zijn er ook
enkele bedrijven die profiteren van een hogere olieprijs. Hieronder
vallen onder meer olieraffinaderijen en gaswinningbedrijven.
Voor de overheid zijn de effecten van een olieprijsstijging
vrijwel neutraal. Tegenover een toename van de aardgasbaten en
de btw-inkomsten op autobrandstoffen staan namelijk lagere
belastinginkomsten en hogere werkloosheiduitgaven. Deze positieve en negatieve effecten wegen grosso modo tegen elkaar op,
waardoor de overheid min of meer immuun is voor olieprijsstijgingen. Een hogere olieprijs resulteert overigens niet in hogere
accijnzen, omdat deze geheven worden als een vast bedrag per
liter. Omdat de btw geheven wordt over de som van de kale prijs
plus accijnzen, nemen de btw-inkomsten wél toe. De toename
van btw-inkomsten op autobrandstoffen is slechts gering vergeleken bij de toename in de aardgasbaten.

Conclusie
Olieprijsstijgingen creëren kortom winnaars en verliezers,
zowel internationaal als nationaal. Nederland als geheel blijkt
relatief ongevoelig voor olieprijsstijgingen. Dit komt naast de
export van aardgas en olieproducten, ook door het toegenomen
gebruik van alternatieve energiebronnen en de transformatie
van een industriële naar een diensteneconomie. Hierdoor is de
olieafhankelijkheid van de Nederlandse economie afgenomen. â– 
Jolanda Peeters

Auteur