Wind in de zeilen
De belangrijkste conclusie die men uit de Macro Economische Verkenning 1985 en de Miljoenennota 1985 kan trekken, is dat de Nederlandse economie na jaren van stagnatie in
1984 en 1985 weer wind in de zeilen krijgt. Er is weer economische groei, er wordt weer gei’nvesteerd, het financieringstekort daalt, de druk van belastingen en sociale premies
neemt af, de groei van de werkloosheid komt tot stilstand, de
modale werknemer ziet na jaren van inleveren zijn ree’el beschikbare inkomen stijgen. Het is lang geleden dat er op
Prinsjesdag zulk positief nieuws kon worden gepresenteerd.
De belangrijkste oorzaak van de keer ten goede is dat het internationale conjunctuurherstel veel krachtiger doorzet dan
een jaar geleden werd gedacht. Toen werd verwacht dat de
wereldhandel in volume met 4% zou stijgen, nu ziet het er
naar uit dat dit 8% gaat worden. De Nederlandse export profiteert daar natuurlijk als eerste van, maar uit de MEV1985
blijkt tevens dat de voordelen ook naar de binnenlandse economie doorsijpelen. Als gevolg daarvan groeit het nationale
produkt in 1984 en 1985 met 1 !/2 a 2%. Dit is bepaald nog
niet indrukwekkend te noemen, zeker niet in een opgaande
fase van de conjunctuur, maar het is toch een duidelijke verbetering ten opzichte van de situatie die we de laatste jaren
hebben gekend, waarin de groei meestal nul of negatief was.
De huidige situatie is te meer een verbetering omdat de economische groei ook niet meer uitsluitend door een opleving
van de export wordt gedragen, maar nu ook door het aantrekken van de investeringen van bedrijven. Dit wijst er immers op dat het herstel een meer structured karakter krijgt.
De terugkeer van groei in de economic brengt de kans dat
het kabinet-Lubbers zijn financieel-economische doelstellingen realiseert, een stuk dichterbij. Vorig jaar nog zag het er
naar uit dat de in het regeerakkoord vastgelegde vermindering van het financieringstekort naar 7 !/z % van het nationale
inkomen niet tijdens de kabinetsperiode zou worden verwezenlijkt; dit jaar kon een deel van de ontstane achterstand
echter al weer worden ingelopen. De meevallende groei heeft
voor hogere belastingopbrengsten, hogere aardgasbaten en
lagere werkloosheidsuitkeringen gezorgd, waardoor het financieringstekort van het rijk dit jaar 1,5 procentpunt sneller
kon dalen dan was voorzien. Ook de collectieve-lastendruk
loopt als gevolg van het groeiherstel sneller terug. Bovendien
hoeven er voor het eerst sinds lange tijd in 1985 geen belastingverhogingen te worden doorgevoerd. De extra ruimte
die daardoor ontstaat voor bedrijven en gezinnen, vormt op
haar beurt weer een stimulans voor de economie. Op die manier kan de negatieve spiraal van telkens weer tegenvallende
ontwikkelingen, die zo lang kenmerkend is geweest voor de
overheidsfinancien, worden verwisseld voor een omgekeerde
tendens waarbij meevallers nieuwe meevallers genereren.
De keuze die het kabinet aan het begin van zijn regeerperiode heeft gemaakt voor een streng matigings- en bezuinigingsbeleid gericht op het verbeteren van de economische
structuur desnoods ten koste van de binnenlandse conjunctuur, blijkt nu dus goed uit te pakken. Aan de explosieve stijging van de collectieve uitgaven is een einde gekomen, vooral
door de forse ingi epen in de sociale zekerheid en de arbeidsvoorwaarden voor werknemers in de collectieve sector; de
winstgevendheid in het bedrijfsleven is verbeterd mede dank
zij de stringente loonmatiging; en als geschenk uit de hemel
– of van Reagan, het is maar hoe je het bekijkt – treedt er
een verbetering van de conjunctuur op. Hoewel dit conjunctuurherstel natuurlijk geen gevolg van het gevoerde kabinetsbeleid is — al zal men het wel als zodanig proberen te verkopen – heeft het matigen en bezuinigen van de laatste jaren
ESB 19-9-1984
wel geholpen om de voorwaarden te verbeteren waaronder
de Nederlandse economie van de internationale opleving kan
meeprofiteren. Daardoor lijkt er ook een einde te komen aan
de jarenlange tendens dat de prestaties van de Nederlandse
economie systematisch slechter waren dan die van vergelijkbare gei’ndustrialiseerde landen. Want terwijl in de periode
1974 t/m 1981 de volumegroei van de Nederlandse uitvoer
voortdurend achterbleef bij die van andere OECD-landen
(cumulatief met niet minder dan 18%) is de export mede
dank zij de sterke loonmatiging in 1982 weer in de pas gaan
lopen en is er sinds 1983 terreinwinst geboekt. lets dergelijks
geldt voor de investeringsactiviteit die in ons land al sinds
1971/1972 duidelijk lager ligt dan gemiddeld in de OECDlanden; ook op dit punt lijkt de achterstand minder te worden nu de arbeidsinkomensquote daalt en de winsten stijgen.
Het wekt in dit licht geen verbazing dat het kabinet in de
Miljoenennota 1985 aankondigt door te gaan op de ingeslagen weg. Betoogd wordt dat het bezuinigingsbeleid moet
worden voortgezet (zelfs nog in de volgende kabinetsperiode), alleen al omdat de rente- en aflossingsverplichtingen op
de staatsschuld ten minste tot 1990 nog sterk blijven stijgen.
De vraag is echter of er nog voldoende bezuinigingsmogelij kheden zijn te vinden, nu het terrein van de sociale zekerheid
en dat van de arbeidsvoorwaarden in de collectieve sector zo
langzamerhand volledig is afgegraasd. De argeloze leek zou
misschien denken aan bezuinigingen op de WIR-premies en
andere overdrachten aan bedrijven, maar deze mogelijkheden zijn voor de huidige kabinetsperiode nagenoeg onbespreekbaar verklaard in het kader van de versterking van de
marktsector. Wel kondigt het kabinet aan dat het in het komende jaar nog eens kritisch gaat kijken naar sommige z.g.
open-einde-regelingen die voortdurend tot forse begrotingsoverschrijdingen blijken te leiden, zoals de individuele huursubsidie, de objectsubsidies voor de woningbouw, de bijstand voor thuiswonenden, de studiefinanciering en de exportkredietverzekeringen.
Als kleine tegenhanger tegen al het bezuinigingsgeweld
wordt er in de Miljoenennota 1985 ook geld uitgetrokken
voor het derde spoor van het kabinetsbeleid: de herverdeling
van arbeid. Deels door verschuivingen binnen de diverse begrotingshoofdstukken, deels door extra middelen beschikbaar te stellen, komt het kabinet aan een bedrag van f. 710
mln., dat zal worden besteed aan het bestrijden van de
jeugdwerkloosheid.
Al met al kan worden geconstateerd dat de lijn die door het
kabinet-Lubbers twee jaar geleden in het regeerakkoord is
uitgezet, in de Miljoenennota 1985 consequent wordt doorgetrokken. Daarbij blijkt er in de Nederlandse economie een
keer ten goede op te treden. Voor het grootste deel is die verbetering van conjuncture aard, maar daarnaast zijn toch
ook de voorwaarden verbeterd waaronder een structureel
herstel tot de mogelijkheden gaat behoren. De keerzijde van
de medaille is dat de verbetering er niet voor iedereen is. Het
gevoerde beleid leidt er toe dat de verschillen tussen degenen
die werken en degenen die niet werken sterk worden vergroot. Dat de Nederlandse economie de wind in de zeilen
krijgt geldt dan ook niet voor de grote groep werklozen, arbeidsongeschikten en anderen die op een sociale uitkering
zijn aangewezen; zij vallen in het herstelproces buiten de
boot.
L. van der Geest
857