Ga direct naar de content

Wereldconjunctuur nadert top

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: juni 7 1995

V>0:
>njunctuurindicator

Wereldconjunctuur
nadert top
De DNB-conjunctuurindicator, die
thans een voorspelling geeft tot en
met augustus, wijst op een bescheiden verdere opgang van de conjunctuur. Naar verwachting zal het hoogste punt van de conjunctuurcyclus in
de tweede helft van dit jaar worden
bereikt. Dit valt ondermeer af te leiden aan de inmiddels wat teruglopende groei van de produktie in de
industrie en vergelijkbare ontwikkelingen van indicatoren in andere landen. De huidige opgaande fase van
de conjunctuur zal daarmee, net als
in een gemiddelde conjunctuurcyclus in het verleden gebruikelijk was,
ongeveer twee jaar duren.
Het is niet ondenkbaar dat de
zwakke dollar en de appreciatie van
de gulden ten opzichte van een aantal Europese valuta’s de omslag wat
dichter bij zal brengen. Een appreciatie van de gulden tast in principe de
concurrentiepositie aan waardoor de
uitvoergroei wordt afgeremd. Ervaringen uit het verleden leren dat de concurrentiepositie t.o.v. alle concurrenten tezamen na een appreciatie van
de gulden slechts tijdelijk verslechterde. Dank zij dalende invoerprijzen
die bovendien een matigende invloed hadden op de loonontwikkeling werd een blijvende verlaging
van de exportprijzen mogelijk. Sinds
begin dit jaar zijn echter een aantal
Europese valuta zo sterk gedeprecieerd dat deze t.o.v. de gulden nu
vermoedelijk ondergewaardeerd zijn.
Daarbij komt nog dat de Nederlandse economie hinder zou kunnen
gaan ondervinden van een eventueel
verminderde expansie van de wereldhandel. Overigens blijven volgens
recente ramingen van de OESO de
effecten op de economische groei in
het OESO-gebied als geheel, maar
ook voor de VS en Europa afzonderlijk, beperkt. Zowel voor 1995 als
1996 wordt nu een toename van het

bbp van de OESO met 2,7% geraamd
(respectievelijk 0,3 en 0,2 procentpunt lager dan bij de Outlook van
december 1994). De VS kunnen
weliswaar gaan profiteren van de
waardedaling van de dollar maar aangenomen wordt dat de in de eerste
maanden van dit jaar ingezette groeivertraging desondanks gaat doorzetten, een beeld dat ook wordt bevestigd door de in figuur 2 afgebeelde
conjunctuurindicator voor de VS, die
voor de komende maanden een verdere neerwaartse beweging laat zien.
De afzetverwachtingen werden echter in de eerste maanden van dit jaar
nog gedrukt door de Mexico-crisis,
waardoor vermoedelijk het effect
van de waardedaling van de dollar
nog niet volledig zichtbaar is in
de conjunctuurindicator.
Ook voor Europa lijken de effec-

Figuur 1. DNB-conjunctuurindicator
Nederland

84

86

88

90

94

%

Figuur 2. Conjunctuurindicatoren
en realisaties van de VS, Duitsland
en Japan (gestandaardiseerde deviaties van de trend)

90

ten van de wisselkoersbewegingen
beperkt te zijn. De OESO heeft de
groeiraming voor 1995 zelfs ongewijzigd gelaten (3%) en voor 1996 met
slechts 0,2 procentpunt neerwaarts
bijgesteld (van 3,2% naar 3,0%). Het
beloop van de conjunctuurindicator
van de grootste economie van Europa, Duitsland, lijkt nog nauwelijks
een wijziging te hebben ondergaan
sinds het begin van de valutabewegingen. Weliswaar neemt het stijgingstempo van de indicator, die een
voorspelling geeft tot en met augustus, af, maar een omslag is nog niet
in zicht. Het is echter niet uit te sluiten dat de ondernemers met enige
vertaging reageren op de veranderde
koersverhoudingen en dat de stemming zoals die tot uitdrukking komt
in de samenstellende conjunctuurtests, die thans niet verder lopen dan
het eerste kwartaal, alsnog omslaat.
Onder Japanse ondernemers is de
stemming door de snel stijgende
koers van de yen echter wel sterk
gedrukt, waardoor er reeds nu een
einde lijkt te gaan komen aan de
toch al magere opleving van de
Japanse conjunctuur. De OESOramingen zijn voor zowel 1995 als
1996 met ruim 1 procentpunt neerwaarts bijgesteld.

92

90

92

92

94

94

%

96

Japan

90

92

94

%

Conclusie
De DNB-conjunctuurindicator nadert
zijn top. Daarbij lijkt sprake te zijn
van een normaal beloop van de conjunctuurcyclus en zijn er thans nog
onvoldoende aanwijzingen dat de
omslag wezenlijk versneld wordt
door de wisselkoersonrust.