Welvaart en risico
DRS. A.C. HELFRICH*
Sanering van de openbare financier), het scheppen van nieuwe werkgelegenheid, het investeren in
kansrijke activiteiten en het bevorderen van de buitenlandse handel – dat zijn volgens de auteur de
pijlers die het economische herstel in Nederland moeten dragen. Op deze punten dienen we echter
geen hoge verwachtingen te koesteren van centralistisch getinte oplossingen, maar moet het komen
van de initiatieven van individuele burgers en ondernemingen. Daarbij is het essentieel, aldus de
auteur, dat de bereidheid tot het nemen van risico’s en het accepteren van onzekerheden toeneemt.
Dan kan er meer dynamiek op markten ontstaan en vindt aanpassing aan gewijzigde omstandigheden
sneller plaats. Vanuit deze micro-economische benadering dienen overheid en bedrijfsleven een
hernieuwde dialoog aan te gaan over de koers die moet worden gevaren om de welvaart op lange
termijn te waarborgen.
Voortgang of bijstelling
In de eerste dertig jaar na de tweede wereldoorlog heeft Nederland meer welvaart geproduceerd voor meer mensen dan in de
dertig eeuwen ervoor en dat in een land met een zeer internationale, en daardoor kwetsbare economie. Is het,,miracle hollandais” van toen verworden tot de ,,Dutch disease” van nu waardoor we nu leven in een nog redelijk welvarend land dat echter
bedreigd wordt door grote vraagstukken zoals hoge werkloosheid, het hoge kostenpeil en een zware openbare schuldenlast?
Het maatschappelijk stelsel dat Nederland welvaart heeft gebracht is gebaseerd op twee ordeningsbeginselen, te weten sturing door de overheid en sturing door de markt. Het samenspel
van beide creeerde welvaart, werkgelegenheid, inkomen en
winst. Mijn stelling is dat alleen door het wederom kweken van
een cultuur van bereidheid tot risico, van acceptatie van de onzekerheden van de toekomst van de markt, samengaand met meer
aandacht voor het micro-niveau, de burger en de onderneming,
en minder voor de macro-economische sfeer ons land weer op
het goede spoor kan zetten.
Van de leider van een Nederlandse onderneming binnen een
internationaal bedrijf verwacht U niet een beschouwing over de
overheidsfinancien of over het politiek haalbare van het overheidsbeleid. Daartoe acht ik mij alleen bevoegd in de huiskamer.
Wel mag U verwachten enige, tot hoofdzaken beperkte, opmerkingen over de vraag of het thans gevoerde economische en financiele herstel- en saneringsbeleid voortgang dan wel bijstelling
behoeft. Onze geindustrialiseerde en zeer Internationale economie loopt vooral op een motor met vier hoofdcilinders: openbare middelen, individuele koopkracht uit arbeidsloon, investeringen en wereldhandel. Het in de Miljoenennota 1985 uitgestippelde beleid op deze vier aandachtsgebieden wil ik hier gaarne toetsen aan deze vraag.
Openbare taken saneren
De kern van het probleem waarmee de openbare middelen
karapen, is de te omvangrijke zogenaamde collectieve sector.
Het grote tekort op de overheidsbegroting, ondanks meevallende aardgasbaten en forse ombuigingen, geeft aan dat de patient
vandaag wellicht minder maar toch nog flink ziek is. Met alle
waardering voor een beleid dat orde op zaken poogt te stellen,
moet toch worden geconstateerd dat er nog steeds niet bezuinigd
wordt, maar omgebogen, d.w.z. minder meer. Steeds meer
ESB 17-10-1984
schulden en dus in de toekomst meer aflossingen en meer rente
en in de huidige tijd minder financiele ruimte om de economie te
stimuleren. Met een nationale schuld van f. 200 mrd. — bijna
f. 15.000 per inwoner – moet het mogelijk zijn aan iedereen
duidelijk te maken dat er iets moet gebeuren.
Burgers en bedrijven die zich een dergelijk financieel beleid
zouden willen permitteren, worden snel gedwongen de tering
naar de nering te zetten. Burgers en bedrijven die in de afgelopen
jaren naar verhouding zoveel schuld hadden opgestapeld als de
overheid, hebben althans voor een deel reeds een pijnlijk aanpassingsproces moeten ondergaan. Bij de overheid blijkt de
wendbaarheid veel kleiner te zijn en sommigen menen zelfs dat
verder bezuinigen niet goed zou zijn. Is het misschien zo dat in
een streven naar zekere welvaart voor alien, de risico’s en de hoge kosten daarvan vooral zijn verschoven van de burger naar de
ondernemingen en de collectieve sector, d.w.z. wij met z’n alien?
Is het misschien zo dat de overheidsorganen zo belemmerd zijn
geraakt in hun bewegingen dat hun wendbaarheid en slagvaardigheid in het gedrang zijn gekomen? Als dat zo is, wordt het de
hoogste tijd geen grote verwachtingen meer te koesteren ten aanzien van centralistisch getinte oplossingen, maar juist meer recht
te doen wedervaren aan de individuele situatie van burgers en
ondernemingen, waartussen nu eenmaal grote verschillen zullen
blijven bestaan. Dat impliceert dat meer aandacht moet bestaan
voor de sanering van openbare taken.
ledere ondernemer, groot of klein, weet dat in een wereld met
toenemende onzekerheden en dynamiek zekerheid schijn is. Hij
weet dat welvaart, inkomen of winst juist ontstaan door de bereidheid om risico’s te nemen met de onzekerheden van de toekomst. In het algemeen kan men de vraag stellen of risicobereidheid en dus wendbaarheid van samenleving, onderneming en individu wel te scheiden zijn. Ik meen van niet. Het is wel begrijpelijk dat individuen in een zich snel veranderende omgeving zoeken naar stabiliteit, maar veelal gaat men daarbij uit van de verkeerde gedachte dat stabiliteit kan worden verkregen door het
handhaven van de status quo. Juist het omgekeerde is waar,
want de wereld om ons heen verandert wel. Het klinkt wellicht
paradoxaal, maar juist gebrek aan risicobereidheid en wendbaarheid leidt uiteindelijk tot instabiliteit en verlies van welvaart, en wendbaarheid tot stabiliteit.
Hoe risicobereid en wendbaar zijn wij vandaag? Enige voor-
President-directeur van Shell Nederland B.V.
973
beelden. Het huidige kabinet heeft deregulering in zijn actieprogramma staan en probeert langs vele wegen vele status quo’s te
doorbreken. De ondernemers merken te weinig van deregulering. Soms lijkt het meer op herregulering, want voor deregulering is een cultuur van risicobereidheid en van accepteren van
eigen verantwoordelijkheid nodig en die lijkt nog te weinig aanwezig. De gevestigde orde van de vierde stand lijkt onwrikbaar.
Hoe wendbaar is b.v. de organisatie van onze kostbare gezondheidszorg?
Nieuw werk scheppen
Onze arbeidsmarkt functioneert gebrekkig door het teveel
spelen op zekerheid. Dienstverlenende arbeid heeft zich uit de
werkloosheid hier te lande nieuwe kansen bieden, die in de Internationale bouwwereld thans veelal zeer risicovol blijken. De particuliere investeringen zullen toenemen naarmate de vermogensposities van ondernemingen en de economische vooruitzichten
verbeteren en het investeringsklimaat als gunstig en bestendig
wordt ingeschat.
Met alle waardering voor het toegenomen begrip en de bestendigheid van het overheidsbeleid ten aanzien van de marktsector
in het algemeen en het investeringsklimaat in het bijzonder, lijkt
thans een duidelijk en vergaand signaal nodig ten aanzien van de
noodzakelijke, snellere, verlaging van de arbeidskosten, van de
vennootschapsbelasting en van de individuele belastingdruk als
stimulerend complement op eerder genoemde wensen. Nederland heeft goed geboerd met de naoorlogse golf van buitenlandse investeringen; thans staan vele nieuwe industriegebieden leeg,
markt geprijsd. Dit veroorzaakt extra werkloosheid, alsmede
maar nieuwe buitenlandse investeringen zijn met een zaklan-
een kostbaar systeem van uitkeringen en van immobiliteit. Die
situatie verdraagt zich slecht met de grote schuldenlast en de ho-
taarn te zoeken. Het verdient aanbeveling wederom Nederland
BV aan te prijzen als investeringsland, ook en vooral in het
ge werkloosheid waaronder onze samenleving zucht.
buitenland.
Nieuw werk vinden voor velen zou prioriteit in het beleid moeten hebben, uit menselijk en zakelijk oogpunt want overcapaciteit is niet produktief en kostbaar. Meer werk vinden voor de sa-
We zullen dan merken dat Nederland structureel een goed investeringsland is, ook als springplank naar Europa, maar dat
overregulering en het spelen op zekerheid te ver gaan en de risico’s voor de nationale en buitenlandse investeerder onnodig vergroten. Correctie is dan nodig. En daarmee keer ik terug op mijn
hoofdthema: het kweken van een cultuur van bereidheid tot risico, van acceptatie van de onzekerheden van de toekomst en van
de markt, van meer aandacht voor het micro-niveau en minder
voor het macro-niveau. De eerste taak van een planbureau is niet
om intelligent te herproduceren wat men erin stopt, maar om de
verantwoordelijke mensen voor het economisch beleid de juiste
vragen op essentiele punten te laten stellen en tot keuzen te
brengen.
menleving is de sleutel tot niet alleen lagere collectieve lasten
maar vooral tot meer welvaart. De onofficiele economic, zonder
zware premielasten, zonder inflexibele regels en wetten schijnt
welig te groeien en dus aan een grote behoefte van de burgers te
voldoen. Is het niet de hoogste tijd onze thans ouderwets aandoende systemen grondig te herzien en bij voorbeeld het informele economische systeem dat risicobereid, wendbaar en groeiend is, wat,.witter” te maken door het te promoveren van een
bedreiging van het heden tot een belofte voor de toekomst? Generieke, centralistische aanzetten tot arbeidsverdeling voor
iedereen zijn in dit beeld duidelijk contra-produktief. Van overheden, ondernemingen en vakverenigingen kan worden verwacht dat zij via creatieve jeugdplannen, stages en leerlingstelsels alsmede via serieus onderzoek naar meer mogelijkheden tot
gedifferentieerde beloningsstructuren en arbeids- en bedrijfstijden, snel de werkloosheid, met name van de jeugd, aanpakken
en hun kansen op werk in de toekomst vergroten. Voor een duurzame verbetering van werkgelegenheid en welvaartskansen is
echter meer nodig: vooral een cultuur die individueel risico en
dienstbaarheid weer noodzakelijk acht en beloont, want werk,
zelfs matig betaald werk, produceert meer motivatie, meer ervaring, meer echte koopkracht en meer kansen voor de toekomst.
Ik constateer dat net politick de hoogste tijd is dit vraagstuk
niet langer mondjesmaat maar creatief en slagvaardig aan te
pakken, waarbij de noodzaak om de echt zwakkeren in onze samenleving bescherming te bieden niet ter discussie moet worden
gesteld.
Investeren in de toekomst
Beide vorige aandachtsgebieden leiden naar het derde: in-
Internationale handel bevorderen
Onze welvaart is geheel verweven met de buitenlandse handel.
Wij Nederlanders kunnen ons op vele gebieden wellicht permitteren een stapje vooruit te lopen, maar niet twee. Wij dreigen
vandaag twee grote stappen vooruit te zetten met bij voorbeeld
generieke arbeidstijdverkorting, met milieuwetgeving, met de
collectieve sector, en een grote stap achter te lopen qua risicobereidheid en dynamiek. Daarop moet meer en beter worden gelet.
Protectionisme van landen is ook een gevaar dat de basis van^^
onze van Internationale handel afhankelijke welvaart aantast.
Alle, vaak min of meer versluierde, beschermende maatregelen
doen in wezen afbreuk aan het ondernemersklimaat. De Europese Gemeenschap met meer dan 250 miljoen consumenten heeft
bij vrijhandel een economisch potentieel dat in deze moeilijke
tijden een nieuwe dimensie kan geven aan groei, creativiteit en risicobereidheid en daarmee aan werkgelegenheid en welvaart.
Het is de hoogste tijd dat de betrokken regeringen, die ieder voor
zich de nationale problemen nauwelijks aankunnen, aan een
vrijere werking van deze markt een hoge prioriteit geven.
vesteringen door overheden, ondernemingen en burgers. Als een
Het betaamt ons ondernemers aan deze overheden duidelijk te
,,gentleman” die investeert, komt het mij voor dat investeren
maken dat we bereid zijn voor tastbare resultaten op het gebied
van Europese vrijhandel, onze eigen subsidies en bescherming,
groot en klein, duidelijk of versluierd, in te leveren. Ondernemers hier te lande weten dat elders de wil om Europees te denken
nog teveel ontbreekt maar duidelijker Nederlandse initiatieven
zijn ons inziens meer dan ooit noodzakelijk en gerechtvaardigd
en mogen dan ook worden verwacht, zo mogelijk met de hele
EG, maar indien onvermijdelijk met althans enkele van onze belangrijkste handelspartners.
het viees en bloed van onze economic is; niet alleen voor kapitaalintensieve ondernemingen als de mijne. Onze onderzoekin-
gen tonen aan dat iedere miljoen gulden aan investeringen circa
17 arbeidsjaren vereist en iedere werker binnen onze bedrijven
bijna 3 anderen bezighoudt daarbuiten. Dat vertaalt zich in echt
werk en echte koopkracht. Als hoofdcilinder voor de economische groei en vernieuwing verdienen investeringen en het investe-
ringsklimaat dan ook ten minste zoveel aandacht als herverdeling van werk. Ik constateer dat mede door het overheidsbeleid
het investeringsklimaat zeer verbeterd is, maar ook dat het in-
vesteringspeil van de overheid zelf al jaren stagneert door gebrek
aan middelen of gebrek aan politieke mogelijkheden harde keuzen te maken.
Slot
Langzaam economisch herstel op korte termijn, forse ombui-
Ik vraag me af of werkelijk alle mogelijkheden tot gehele of
gingen en een bestendig overheidsbeleid gebaseerd op zoge-
gedeeltelijke financiering door derden van deze investeringen
naamde smalle politieke marges zijn zeer welkom, maar niet ge-
zijn onderzocht, met name bij institutionele beleggers. Stimule-
noeg. Geen enkele economische opleving duurt immers eeuwig
en de Nederlandse problemen zijn groot en structureel. De vier
hoofdcilinders van onze economic zijn nauw met elkaar verweven en hebben nieuwe impulsen hard nodig. Een aantal aan-
ring van b.v. investeringen in de infrastructuur en de vernieuwing
van stad en land verdient een hoge prioriteit die thans lijkt te ontbreken. Zo’n beleid zou met name de bouwsector met zijn hoge
974
dachtsgebieden voor belangrijke bijstellingen van het beleid heb
ik genoemd: openbare taken saneren, nieuw werk scheppen, investeren in de toekomst en Internationale handel bevorderen.
den bovendien aanpassingen – ook en vooral organisatorisch
– aan veranderde omstandigheden regelmatig plaats. Onze nationale instituten zijn echter blijvertjes.
Ons maatschappelijk stelsel dat welvaart bracht is gebaseerd
Vanuit de micro-sfeer dienen dan ook naar mijn overtuiging
op twee ordeningsbeginselen, namelijk sturing door overheid en
markt. De overheid is buitengewoon verweven geraakt in niet al-
overheid en bedrijfsleven de maatschappelijke vraagstukken
van vandaag als ernstig genoeg te ervaren om nieuwe dialogen
leen het gehele economische leven maar ook, en vooral, in de
aan te gaan in nieuwe structuren. En wel over essentiele doelstellingen en over de koers die daarvoor bestendig moet worden ge-
besluitvorming binnen de ondernemingen. Oaarbij komt dat alle
beleidsmaatregelen genomen in vele ministeries in hun samenhang vooral door de burgers en de ondernemingen worden ervaren en derhalve meer en directer in de micro- dan in de macrosfeer. Echter, de consequenties voor coordinatie worden veelal
te weinig overwogen bij de overheid en de bestaande sociaaleconomische instituten en instellingen. In het bedrijfsleven vinESB 17-10-1984
varen om onze welvaart op de lange termijn te waarborgen en
hiervoor een nationale consensus te krijgen. Voortgang van beleid – ja; bijstelling – heel zeker.
A.C. Helfrich
975