column
Henriëtte Maassen van den Brink
Voortijdig einde maatstafconcurrentie
ziekenhuizen
De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) heeft minister
Klink van VWS geadviseerd om de maatstafconcurrentie in de ziekenhuizen met een jaar uit te stellen.
Het was de bedoeling dat vanaf 2009 de helft van
alle verrichtingen onder de maatstafconcurrentie zou
vallen. Van twintig procent van de verrichtingen zijn de
tarieven al vrij onderhandelbaar. Voor de overige  ertig
d
procent zouden de vaste tarieven en budgettering
blijven gelden.
Als reden voor het uitstel noemt de NZa dat de ziekenhuizen de registratie van hun producten, de Diagnose
Behandelcombinaties (DBC’s), nog onvoldoende op
orde hebben. Dit is merkwaardig. Het was van het
begin af aan bekend dat de ziekenhuisregistraties
nog niet volledig betrouwbaar zouden zijn. Toch heeft
de NZa lange tijd vastgehouden aan haar plan voor
maatstafconcurrentie. Het lijkt er sterk op dat de NZa
de gebreken in de registratie nu als een gelegenheidsargument gebruikt. De werkelijke reden is waarschijnlijk
dat de NZa tot de overtuiging is gekomen dat invoering
van maatstafconcurrentie tot een grote chaos zou
hebben geleid. De administratieve gevolgen na deze
invoering werden door de NZa schromelijk onderschat
en zouden tot een groot aantal juridische procedures
hebben geleid van ziekenhuizen die het oneens zijn
met de hun opgelegde maatstaf. Dit was allemaal al
door deskundigen voorspeld maar tot nu toe weigerde
de NZa hiernaar te luisteren. Maar, zou ik zeggen, beter
ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald.
Intussen zadelt de NZa minister Klink wel met een fors
budgettair probleem op. De minister had verwacht met
de maatstafconcurrentie jaarlijks vierhonderd miljoen
euro te kunnen bezuinigen. Daarvoor moet hij nu een
andere oplossing op zijn begroting zoeken. De aftocht
die de NZa nu blaast, schaadt de reputatie en het
vertrouwen in de toezichthouder. De gezondheidszorg
kampt met omvangrijke problemen. De uitgaven lopen
sterk op en de ontevredenheid over de kwaliteit van
zorg is groot. Een goede en krachtige toezichthouder
die deze publieke belangen bewaakt is daarom hard
nodig.
Minister Klink laat de Tweede Kamer binnenkort
weten hoe hij verder wil gaan met de prijsvorming in
de ziekenhuiszorg. Het uitstel van de maatstafconcurrentie zal waarschijnlijk leiden tot een definitief afstel.
De grote verschillen tussen behandelingen en tussen
patiënten leiden ertoe dat maatstafconcurrentie niet
bruikbaar is in de ziekenhuiszorg (Groot en Maassen
van den Brink, 2007).
Geleidelijke uitbreiding van de vrije prijsvorming,
bijvoorbeeld in stappen van tien procent van alle verrichtingen per jaar, is de beste strategie. Stapsgewijze
uitbreiding geeft ziekenhuizen en zorgverzekeraars de
tijd zich in te stellen op de vrije prijsvorming en geeft
de overheid tegelijk de mogelijkheid in te grijpen als de
marktwerking dreigt te ontsporen.
De ervaringen tot nu toe rechtvaardigen uitbreiding van
de vrije prijsvorming. Een onderzoek van het onderzoeksbureau Gupta Strategists in opdracht van de
Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen concludeerde
dat vrije prijsvorming heeft geleid tot een relatieve
daling van de prijzen voor de belangrijkste DBC’s en
tot betere kwaliteit zorg. Zo is bijvoorbeeld het aantal
ongeplande heroperaties na een liesbreuk gedaald,
evenals het aantal patiënten met doorligwonden bij een
totale heupvervanging. Daarnaast is de arbeidsproductiviteit in het segment met vrije prijsvorming meer dan
gemiddeld toegenomen.
De minister moet bij de uitbreiding van de vrije prijsvorming nog wat extra garanties inbouwen. De belangrijkste garantie is dat hij het belang dat verzekeraars
hebben bij een gematigde prijs- en kostenontwikkeling
vergroot. Nu hebben verzekeraars nauwelijks belang
bij het in de hand houden van de uitgaven. Doordat
zorgverzekeraars achteraf voor een groot deel van de
ziekenhuiskosten worden gecompenseerd, lopen zij
slechts een beperkt financieel risico bij  ehandeling
b
in het ziekenhuis. Het gevolg is dat verzekeraars
nauwelijks geïnteresseerd zijn in het beperken van de
ziekenhuisuitgaven. Door deze ex post compensatiemechanismen af te schaffen, geeft de minister de zorgverzekeraars een belang in de kostenbeheersing in de
ziekenhuiszorg. Zorgverzekeraars zullen zich hierdoor
actiever gaan opstellen in de onderhandelingen met de
ziekenhuizen.
Het niet doorgaan van de maatstafconcurrentie kan
u
 iteindelijk een belangrijke impuls geven aan verdere
uitbreiding van de marktwerking in de gezondheidszorg.
Literatuur
Groot, W. en H. Maassen van den Brink (2007) MaatstafÂ
concurrentie slecht voor de zorg. Medisch Contact 62, 1734–1736.
ESB
18 april 2008
239