Een aanzienlijk deel van de mensen met een lesbevoegdheid is niet meer werkzaam in de functie waarvoor zij gediplomeerd zijn. Het lerarentekort zou mogelijk verminderd kunnen worden door deze ‘stille reserve’ te laten herintreden als leraar. Een groot deel van deze groep is echter werkzaam in andere onderwijsberoepen of in de zorg, waar eveneens tekorten bestaan. Dat beperkt het potentieel van de stille reserve.
Registerdata van het Centraal Bureau voor de Statistiek tonen dat 95.319 mensen tussen 2000 en 2020 een pabo-diploma hebben behaald. In 2021 werkten ruim 34.000 (36 procent) van hen niet als leraar in het basisonderwijs; zij vormen de zogeheten stille reserve. Over welke beroepen zij verdeeld zijn is te zien in de figuur. Voor 44 procent van de stille reserve gaat het om functies binnen het basisonderwijs, zoals schoolleider, of in andere sectoren zoals het voortgezet onderwijs en mbo. Daarnaast werkt 12 procent in de zorg.
Voor het voorgezet onderwijs behaalden 97.765 personen tussen 2000 en 2020 een eerste- of tweedegraads lesbevoegdheid. In 2021 waren ruim 53.000 van hen (55 procent) niet meer werkzaam als leraar. Dit percentage is groter dan in het basisonderwijs, omdat lesbevoegdheid voor het voortgezet onderwijs vaak wordt ingezet om les te geven in het mbo. 47 procent van deze stille reserve bleef actief binnen het onderwijs, voornamelijk als leerkracht in andere onderwijssectoren zoals het basisonderwijs en het mbo. Daarnaast is 7 procent werkzaam in de zorg. Verder blijkt de stille reserve relatief kleiner voor vakken met grote lerarentekorten, zoals Nederlands, en groter voor vakken met minder grote tekorten, zoals de kunstvakken.
Samenvattend geldt dat een meerderheid van de stille reserve werkzaam is in andere beroepen in het onderwijs of sectoren als de zorg, waar eveneens tekorten bestaan. Voor veel voormalige leraren is herintreding daarom niet wenselijk, omdat dit de tekorten elders zou vergroten.
Auteurs
Categorieën