Ga direct naar de content

Vlees noch vis

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: september 7 1989

Vlees noch vis
Bij tijd en wijle is het tempo van de economische en
politieke hervormingen in Oost-Europa adembenemend.
In de afgelopen maanden heeft Polen op kop gelopen. Er
zijn verkiezingen gehouden waaraan de oppositie heeft
meegedaan. Momenteel wordtereen kabinetgeformeerd
dat geleid zal worden en waarin ministersposten bezet
zullen worden door leden van Solidariteit, de Poolse
oppositiebeweging. De nieuwe regering wacht een zware
taak: de stagnerende Poolse economie moet weer op
gang worden gebracht. Daarbij moeten grote problemen
overwonnen worden. Op de staatsbegroting drukt de last
van vele verliesgevende bedrijven; de buitenlandse
schuld bedraagt inmiddels zo’n 40 miljard dollar; er is een
groot tekort aan vele goederen en de inflatie zal dit jaar
naar verwachting zeker 100% bedragen.
De problemen waar Polen mee kampt zijn niet uniek in
Oost-Europa. Tot aan het einde van de jaren zestig kenden de lidstaten van de Gomecon een tamelijk gelijkvormig ontwikkelingsproces doordat in elk land een planningssysteem naar Russisch model was ingevoerd. In die
tijd leken de prestaties van dit systeem heel behoorlijk; de
economische groei in de Sovjetunie bij voorbeeld bedroeg in de jaren zestig gemiddeld 5%. Deze groei had
echter vooral een extensief karakter: zij werd bewerkstelligd doordat steeds meer arbeid en kapitaal werden ingezet, niet doordat de produktiviteit van afzonderlijke produktiefactoren toenam. Deze vorm van groei bleek ten
slotte zijn grenzen te kennen. Het systeem van directieve
planning, waarbij de produktieomvang en de prijzen van
input en output van bovenaf worden opgelegd, bleek niet
aan te sporen tot een efficient gebruik van middelen en
een intensievere vorm van groei.
Uitgebreide economische hervormingen zullen nodig
zijn om de stagnerende Oosteuropese economieen efficienter te laten werken. In Hongarije wordt al sinds
1968 gewerkt aan de ombouw van het directieve planningssysteem. In de afgelopen jaren zijn vele wetten
doorgevoerd die het particuliere initiatief moeten stimuleren, hoewel dat soms nauwelijks meer inhield dan het
legaliseren van grote delen van het grijze circuit. Dit
voorlijke gedrag kan mede verklaard worden uit het feit
dat Hongarije een klein land is, dat bovendien tamelijk
arm is aan grondstoffen, zodat het eerder dan de andere
Comecon-lidstaten op de grenzen van de extensieve
groei stuitte. Zo bezien is het veelbetekenend dat niet
alleen Polen maar ook de Sovjetunie – het grootste land
ter wereld, met een rijkdom aan grondstoffen – het pad
van de hervormingen is opgegaan. Als dat laatste land
daaraan al niet meer ontkomen kan, dan zal ook het
behoudende deel van de Comecon vroeg of laat moeten
volgen.
Afhankelijk van de noodzaak en de politieke situatie
verschilt het hervormingsproces van land tot land. In de
Sovjetunie ligt het tempo laag. De wensen van de consument moeten bepalend worden voor de produktie, bedrijven moeten zelfstandiger gaan functioneren en kunnen
zelfs failliet gaan. Toch zal het planningssysteem niet
verdwijnen en blijven de bedrijven publiek eigendom.
Polen en Hongarije zijn veel verder gevorderd met de
invoering van elementen uit een vrije-markteconomie. De
oprichting van particuliere bedrijven wordt aangemoedigd
met nieuwe gunstige regelingen en opheffing van allerlei
beperkingen, zoals het maximum voor het aantal werknemers van particuliere bedrijven. Daarnaast zijn, vooral in
Polen, enkele staatsmonopolies in kleinere eenheden
opgesplitst. Dit was noodzakelijk omdatde importconcurrentie niet groot is en vele staatsbedrijven een monopoliepositie hebben. Toch hebben al deze aanpassingen er
niet toe geleid dat er zoiets als concurrentie is ontstaan.
Blijkbaar zijn nog niet alle voorwaarden daarvoor vervuld.

ESB 6-9-1989

Een essentiele stap is het vrijgeven van de prijsvorming. In de Sovjetunie bij voorbeeld worden van overheidswege prijzen vastgesteld voor ruim 400.000 goederen; door die hoeveelheid kan het soms jaren duren
voordat prijzen worden aangepast. De prijsconcurrentie
tussen ondernemingen, uiteindelijk het mechanisme
waardoor meer efficientie moet worden bereikt, wordt
hierdoor onmogelijk gemaakt. Overigens is het opzetten
van een financieel systeem verwant aan deze stap; in
feite betekent dit niets anders dan dat het prijsmechanisme ook voor kredieten gaat gelden, zodat ook daarvan
beter gebruik wordt gemaakt. Een andere noodzakelijke
verandering die in Hongarije en Polen al besproken wordt,
is de vermindering dan wel afschaffing van financiele
steun aan verliesgevende bedrijven. Zolang deze ‘zachte
budgetrestrictie’ gehandhaafd blijft zal overheidscontrole
op de bedrijfsvoering noodzakelijk zijn en zullen managers zich minder verantwoordelijk voelen1. Efficientere
produktie is dan onwaarschijnlijk.
Elke vermindering van overheidsinmenging zal in eerste instantie bepaalde groepsbelangen schaden, of dat
nu gebeurt door een ingrijpende wijziging van het systeem of door een beleidswijziging binnen de bestaande
kaders. Een bekende groep is de nomenklatoera, de
kaste van bestuurders en ambtenaren die de vele ministeries en planningsinstituten bevolken. Zij zijn een natuurlijke vijand van hervormingen: hoe meer de overheidsinvloed wordt teruggedrongen, hoe meer macht zij verliezen en des te groter de kans dat zij zelfs nun baan
kwijtraken. Maar ook van andere groepen is weerstand te
verwachten. Stopzetting van subsidieverlening aan bedrijven die met verlies draaien leidt onvermijdelijk tot
faillissementen en werkloosheid onderde industrie-arbeiders. Voor het nieuwe Poolse kabinet met zijn grote
aanhang in deze groep kan dat voldoende reden zijn om
van deze maatregel af te zien. Een ander voorbeeld is de
recente vrijlating van de voedselprijzen in Polen. Deze
maatregel, die tot doel had een stijging van het voedselaanbod uit te lokken, heeft binnen enkele dagen geleid
tot prijsstijgingen van 100 tot 500%, met alle gevolgen
voor de reele inkomens van de consumenten. De prijsstijgingen hebben al tot stakingen geleid. Bovendien leidt
een dergelijke neergang van de levensstandaard vaak tot
een daling van de arbeidsproduktiviteit, wat niet zo’n
zichtbare vorm van protest is maar op den duur wel veel
schadelijker voor de Poolse economie.
Overal zijn de hervormingen inzet van zware politieke
machtsstrijd. Conservatieve politici en ambtenaren vertragen het proces; een vrijere prijsvorming in de Sovjetunie bij voorbeeld staat pas in 1991 op het programma.
Aan de andere kant brengen reeds doorgevoerde hervormingen onzekerheid met zich mee, aantasting van
koopkracht, mogelijk werkloosheid; er is dus dringend
behoefte aan successen. Deze zullen echter uitblijven
zolang niet aan alle voorwaarden daarvoor voldaan is.
De tegenstanders van hervormingen zullen dan door de
groeiende maatschappelijke weerstand sterker komen
te staan, zodat het hervormingsproces nog meer vertraagd wordt en misschien zelfs weer een beetje teruggedraaid. De situatie heeft dus iets paradoxaals: hoe
voorzichtiger en langzamer het tempo, hoe kleiner uiteindelijk de kans op succes. De enige uitweg is een
hervorming in reuzestappen, waar Hongarije en Polen
nu op af lijken te stevenen. Anders blijft het vlees noch
vis, en niet alleen in figuurlijke zin.

R. Zelle
1. W. Swaan, Prijsregulering en bureaukratie in Hongarije,
Tijdschrift voor Politieke Ekonomie, 12e jaargang, nr. 1, april
1989, biz. 42 e.v.

865

Auteur