Vijf jaar wachten op Latijns Amerika
Aute ur(s ):
Emmerij, L. (auteur)
Co-directeur van het United Nations Intellectual History Project.
Ve rs che ne n in:
ESB, 86e jaargang, nr. 4335, pagina 899, 23 november 2001 (datum)
Rubrie k :
Van de redactie
Tre fw oord(e n):
In september 1996 organiseerde de Inter-Amerikaanse ontwikkelingsbank een conferentie over het economische beleid in Latijns
Amerika die nogal wat stof deed opwaaien. Dat kwam onder meer door een bijdrage van Ajit Singh, hoogleraar aan de Universiteit van
Cambridge, die lessen trok voor Latijns Amerika uit de economische ervaring van Oost-Aziatische landen 1. De Latijns-Amerikaanse
landen hebben in de jaren tachtig het zogenaamde Washington consensus-beleid ingevoerd, een variatie op wat elders de ‘huidige
orthodoxie’ heet. Kort samengevat betreft dit:
» het opzetten van een ‘gezonde basis’ voor economische groei door stabiliserings- en afslankingsprogramma’s. Voorbeelden zijn strenge
fiscale discipline om een eind te maken aan de financiële tekorten, het snijden in de openbare financiële uitgaven en het stoppen met
invoercontroles en exportsubsidies;
» het herstructureren van de economie, opdat deze meer markt- en exportgericht wordt, door liberalisering, privatisering en deregulering.
Hier is het doel om de particuliere sector als motor voor economische groei te versterken door openbare bedrijven te privatiseren, handel
en kapitaalstromen te liberaliseren, enzovoorts.
Dat beleid is door bijna alle landen aanvaard. Het verschilt echter met dat in Oost-Azië, zowel voor als na de crisis van 1997-’98. In OostAziatische landen speelt de regering bijvoorbeeld een grotere rol in het industriebeleid, maar voert ze een veel voorzichtiger beleid met
betrekking tot vrijhandel: export wordt gestimuleerd en invoer wordt gecontroleerd en de regering legt kapitaalstromen aan banden.
De vraag die gesteld werd in 1996 was of, in het geval van Latijns Amerika, het beleid van de huidige orthodoxie inderdaad heeft geleid
tot de gewenste reacties aan de aanbodzijde, vooral met betrekking tot economische groei en exportprestaties. De economische groei die
zes procent per jaar bedroeg in de ‘trieste’ dirigiste-dagen tussen 1965 en 1980, was teruggelopen tot minder dan twee procent in de jaren
tachtig en minder dan drie procent in de eerste helft van de jaren negentig. De exporten liepen eveneens terug, vooral omdat Latijns
Amerika er onvoldoende in slaagde haar exportstructuur te diversifiëren en zich dus vastbeet in het uitvoeren van producten waarvoor
de wereldvraag slechts heel langzaam groeit. Met andere woorden, de aanbodreactie was niet of nauwelijks aanwezig. Het was duidelijk
dat hetzelfde beleid voor alle landen niet de optimale oplossing biedt.
De conclusie die Ajit Singh al meer dan vijf jaar geleden trok, was dat de liberalisering van de internationale handel en van
kapitaalstromen in Latijns Amerika te snel was doorgevoerd en slecht was getimed, met als gevolg dat de reeds door de schuldencrisis
verzwakte industrie verder wegzakte en de exportstructuur zich niet kon richten op snel groeiende producten op de wereldmarkt. Zijn
vraag was: “Wanneer zullen de architecten en aanhangers van de Washington consensus bekennen dat hun beleid een echec is
geweest?” John Williamson, een van de architecten en aanwezig op de conferentie, gaf een duidelijk antwoord: “Het is nu nog te vroeg,
maar over vijf jaar kunnen we de vraag beantwoorden”.
We zijn nu meer dan vijf jaar verder en wat is de economische situatie in Latijns Amerika ultimo 2001? Mexico, dat in 1996 reeds tien jaar
‘nieuw’ beleid achter de rug had, heeft een daling gekend van het gemiddelde reële inkomen van de beroepsbevolking van vijftig procent
in de jaren tachtig en een verdere tien procent in de eerste helft van de jaren negentig. De Mexicaanse bevolking heeft geen vijf jaar
gewacht en gooide de pri, die sinds het begin van de twintigste eeuw aan het bewind was, uit de regering. Venezuela heeft evenmin vijf
jaar gewacht en verkoos een populist, Hugo Chavez, boven de traditionele partijen om het economische tij te keren. In Peru is president
Fujimori vertrokken, een trieste economische toestand achterlatend. Bolivia gaat door de zoveelste economische crisis en balanceert op
de rand van een regelrechte opstand en in Colombia heeft president Pestrana zijn economische beleidsruimte zien verkleinen door het
mislukken van de onderhandelingen met de opstandelingen aldaar. Al met al dus niet veel goeds.
Het is Argentinië dat nu in het centrum van de belangstelling staat. De schuldenlast van Argentinië is opgelopen van 75 miljard dollar in
1994 tot 132 miljard dollar nu. De open werkloosheid bedraagt bijna twintig procent en dertig procent van de Argentijnen leeft beneden
de armoedegrens! ‘Vijf jaar later’ kent het land – ooit een van de rijkste landen ter wereld – een negatieve groei. Het houdt vast aan de éénop-één-relatie tussen de dollar en de peso. Het gevolg is dat de Argentijnse uitvoersector is gevloerd door de hoge dollarkoers en de
industrie wegtrekt naar Brazilië, hetgeen de moeilijkheden van dat land niet oplost.
Het echec lijkt mij evident. Wanneer volgen de beleidsimplicaties? Ik hoor het al: “Het is nog te vroeg; ‘over vijf jaar’ kunnen we de
gevolgen van het gevoerde beleid duidelijker overzien”
1 A. Singh, Catching up with the West: a perspective on Asian economic development and lessons for Latin America, in: L. Emmerij,
Economic and social development into the XXI Century , Washington DC, The Johns
Copyright © 2001 – 2003 Economisch Statistische Berichten ( www.economie.nl)