EU-monitor
Vergrijzing in de EU
W. Koolmees
Deze rubriek wordt periodiek verzorgd
door het ministerie van Financiën.
w.koolmees@minfin.nl
Als gevolg van de vergrijzing zal de samenstelling van Â
de bevolking in de EU drastisch veranderen. De Europese Â
Commissie heeft nieuw onderzoek laten doen naar de Â
gevolgen daarvan voor de economie en de overheidsfinanciën
in de periode 2004-2050.
D
e studie van de Europese Commissie toont aan dat het
vruchtbaarheidscijfer in de gehele EU licht stijgt, van
1,5 kind per vrouw in 2004 tot 1,6 kind per vrouw in 2050. Dit ligt
echter onder het reproductieniveau. Tegelijkertijd stijgt de levensverwachting bij geboorte in dezelfde periode fors, tot bijna 82 jaar
voor mannen (+ 6 jaar) en bijna 87 jaar voor vrouwen (+ 5 jaar).
Hoewel per saldo de totale bevolking in de EU nagenoeg
constant blijft, zijn onderliggend dus grote verschuivingen
waarneembaar. De potentiële beroepsbevolking (mensen van
15-64 jaar) neemt af, terwijl het aantal 65-plussers toeneemt. De
grijze druk, de verhouding tussen het aantal gepensioneerden
en de potentiële beroepsbevolking, verdubbelt in de EU in de
periode 2004-2050. Er zijn echter grote verschillen tussen afzonderlijke lidstaten. De grijze druk stijgt in landen als Italië en
Duitsland tot een hoger niveau dan in bijvoorbeeld Nederland
(zie tabel 1). Dit verschil wordt voor een belangrijk deel veroorzaakt door de lage vruchtbaarheidscijfers in Duitsland en
Italië (circa 1,4 kind per vrouw) ten opzichte van Nederland en
Frankrijk (circa 1,75 kind per vrouw).
De daling van de potentiële beroepsbevolking heeft een negatief effect op de economische groei. In de EU halveert de potenÂ
tiële economische groei naar verwachting van 2,4 procent per jaar
in de periode 2004-2011 tot 1,2 procent per jaar in 2031-2050.
Tabel 1 laat zien dat ook hier verschillen tussen landen groot zijn:
voor elk land komt de ‘knik’ op een ander moment in de tijd.
Vergrijzing en de overheidsfinanciën
De demografische ontwikkelingen hebben gevolgen voor de
overheidsfinanciën. Tot de vergrijzinggerelateerde uitgaven worden gerekend hogere uitgaven aan pensioenen en gezondheidszorg (meer ouderen) en lagere uitgaven aan onderwijs (minder
jongeren). In de periode 2004-2050 stijgen deze uitgaven naar
verwachting voor de EU met ongeveer 3,8 procent van het bbp.
Voor Nederland is dat ruim 5 procent van het bbp.
Nederland heeft namelijk – via de kapitaalgedekte pensioenen gespaard voor de pensioenen, terwijl veel andere landen vaak
nog omslagsystemen kennen. Bovendien blijft de grijze druk
in Nederland op een lager niveau dan in de andere landen. Dat
Nederland er dan toch relatief slecht voor staat kan verklaard
worden uit de publieke pensioenuitgaven (AOW). Deze stijgen in
Nederland met ruim 3,5 procent van het bbp, terwijl de stijging
in de overige landen minder groot is. Terwijl in ons land de AOW
gekoppeld is aan de welvaartsstijging, zijn in veel andere landen
de publieke pensioenen in de afgelopen jaren juist hervormd.
Tabel 1. Effecten van vergrijzing in 5 EU-landen en EU 25, 2004-2050
Â
grijze druk
in %a)
potentiële groei Â
per jaar (% bbp)
2004 2050 2004- 2011- 20312010 2030 2050
vergrijzinggerelateerde
uitgaven (% bbp)b)
niveau
2004
oploop
2004-2050
Duitsland
26
52
1,7
1,4
1,2
22,4
3,0
Frankrijk
25
46
2,2
1,8
1,6
25,5
3,3
Italië
28
62
1,9
1,5
0,9
25,8
1,8
Nederland
20
41
1,7
1,6
1,7
19,1
5,2
Verenigd Koninkrijk
24
45
2,8
2,1
1,5
19,2
4,1
EU 25
24
51
2,4
1,9
1,2
22,5
3,8
a. rijze druk: verhouding aantal 65+-ers ten opzichte van aantal in potentiële
G
beroepsbevolking
b. Overheidsuitgaven aan pensioenen, gezondheidszorg en onderwijs
Bron: EPC, voor details en overige landen zie http://ec.europa.eu/economy_finance/
epc/epc_sustainability_ageing_en.htm
Publieke pensioenen zijn er versoberd door bijvoorbeeld niet
of niet volledig te indexeren (Verenigd Koninkrijk) of door de
hoogte van de pensioenen te verlagen (Duitsland). Overigens
wordt in veel landen op dit moment ook nagedacht over het
verhogen van de pensioengerechtigde leeftijd. Zo verhoogt
Duitsland de pensioenÂleeftijd geleidelijk naar 67 jaar en denkt
het Verenigd Koninkrijk na over een verhoging tot 68 jaar.
Verschillen met CPB
Recent heeft ook het CPB een studie uitgebracht over de
invloed van de vergrijzing op de overheidsfinanciën (Van Ewijk
et al., 2006). Het CPB stelt in deze studie dat de overheidsuitgaven tot 2040 met zeven procent van het bbp zullen stijgen.
Het verschil tussen de sommen van het CPB en de Europese
Commisie zit met name in het gebruik van andere uitgavenÂ
definities, bijvoorbeeld in de gezondheidszorg. Daarnaast
brengt het CPB alle overheidsuitgaven in kaart, en niet alleen
de vergrijzinggerelateerde. n
Wouter Koolmees
Literatuur
EC (2006), The impact of ageing on public expenditure: projections for the
EU25 member states on pensions, health care, long term care, education, and unemployment transfers (2004-2050), Brussel: Economic Policy
Committee and the European Commission.
Van Ewijk, C, N. Draper, H. ter Rele & E. Westhout (2006), Ageing and the
Sustainability of Dutch Public Finances, Den Haag: CPB.
ESB  2-6-2006
261