Ga direct naar de content

Vennootschapsbelasting: effectiviteit verlaging twijfelachtig

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: juni 25 2004

Vennootschapsbelasting: effectiviteit verlaging twijfelachtig
Aute ur(s ):
Kuipers, J.P. (auteur)
Jepma, C.J. (auteur)
Kuipers studeerde economie aan de Rijksuniversiteit Groningen en politieke economie aan de University of East Anglia. Jepma is als hoogleraar
economie verbonden aan de Universiteit van Amsterdam, de Rijksuniversiteit Groningen en de Open Universiteit. jp_kuipers@hotmail.com
Ve rs che ne n in:
ESB, 89e jaargang, nr. 4436, pagina 294, 25 juni 2004 (datum)
Rubrie k :
Belasting
Tre fw oord(e n):

Onlangs maakte staatssecretaris Wijn zijn voornemen bekend om het Nederlandse vennootschapsbelastingtarief te verlagen teneinde
een relatieve verslechtering van het vestigingsklimaat en werkgelegenheid te voorkomen. Houdt deze redenering echter wel rekening
met de effectieve belastingdruk?
Hoe hoog zijn de fiscale lasten in Nederland ten opzichte van de rest van de eu werkelijk en is belastingconcurrentie terug te vinden in de
statistieken? Om hier een beeld van te krijgen, moet niet naar het statutaire belastingtarief (sbt) worden gekeken van de verschillende
Europese landen, maar naar het effectieve belastingtarief (ebt), omdat het effectieve tarief de werkelijke druk weerspiegelt. Vanwege
subsidies, vrijstellingen en andere speciale regelingen is het ebt vrijwel altijd lager dan het sbt.
Effectief belastingtarief
Hoe hoog is het ebt? Om dit te onderzoeken, is gekeken naar de gerapporteerde belasting van enkele duizenden bedrijven per land. In
tabel 1 staan de resultaten van dit onderzoek.1 Hieruit blijkt dat de effectieve belastingdruk in de eu, in tegenstelling tot de verwachting,
de afgelopen acht jaar gemiddeld vrijwel onveranderd is gebleven. In deze periode daalde wel het Nederlandse effectieve tarief waardoor
onze positie met drie plaatsen verbeterde. Hiernaast lijkt een zekere convergentie van de tarieven zichtbaar. De gegevens tonen echter
geen dalende trend in de Europese effectieve belastingdruk aan.

Tabel 1. Ebt-ontwikkeling in de eu
’95
2
3
5
7
1
10
4
9
6
13
8
12
11

’02

land

1
Italië
2
Portugal
3
België
4
Griekenland
5
Duitsland
6
Spanje
7
Nederland
8
Denemarkena
9
Frankrijk
10
Zwedena
11
vk
12
Finland
13
Luxemburg
gemiddeldeb
st. deviatieb

1995

1996

1997

1998

38
32
29
26

47
32
29
27

51
31
29
29

59
32
31
31

48
25
29
25
26
17
26
17
25
27
8

47
25
30
25
26
17
25
21
22
27
8

44
26
28
26
28
15
24
23
24
28
7

44
27
29
27
29
18
25
23
23
29
6

37
28
29
26
28
19
24
24
21
28
5

1999
58
35
32
30
34
30
30
24
25
21
25
25
23
29
5

2000

2001

2002

58
39
32
32
30
29
30
26
27
22
24
25
26
29
5

56
38
33
31
29
28
26
26
25
24
23
23
22
28
4

54
37
32
31

a Tarief voor ’95 gekopieerd van ’96. b Zonder Oostenrijk, Ierland en ‘uitschieter’ Italië.
Noot: voor Oostenrijk en Ierland zijn geen gegevens beschikbaar.

Lager nominaal tarief
Inmiddels wordt in ons land gepleit voor een verlaging van het nominale tarief. Hierbij zit er echter een adder onder het gras. In de
voorstellen van de staatssecretaris is namelijk verwerkt dat de kosten van de tariefsdaling, zijnde € 2,7 m
iljard, geheel binnen de vpb
worden gedekt. Aldus zou met de tariefsdaling de indruk van een aantrekkelijker belastingklimaat ontstaan, zulks ondanks het feit dat de
effectieve belastingdruk ongewijzigd zou blijven.
Over de langere termijn bezien, is in termen van het statutaire tarief overigens wel sprake van een trendmatig dalende druk in de eu. In

tabel 2 is te zien dat het eu-gemiddelde gedurende 1995-2003 met zes procentpunten daalde. Doordat echter het verschil tussen het sbt
en het ebt met een vergelijkbare omvang afnam, bleef het effect hiervan in termen van effectieve belastingdruk gemiddeld genomen uit.

Tabel 2. Sbt-ontwikkeling in de eua
’95

’03

1
2
8
5
9
10
4
11
7
3
12
13
15
14
6

1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15

land
Duitsland
Italië
Frankrijk
Griekenland
Spanje
Nederland
België
Oostenrijk
Portugal
Luxemburg
Denemarken
vk
Finland
Zweden
Ierland
gemiddelde
st. deviatie

1995

1996

1997

1998

57
52
37
40
35
35
40
34

57
53
37
40
35
35
40
34

57
53
37
40
35
35
40
34

56
41
42
40
35
35
40
34

40
41
34
33
25
28
40
38
8

40
41
34
33
28
28
38
38
8

40
39
34
31
28
28
36
38
8

37
38
34
31
28
28
32
37
7

37
38
32
30
28
28
28
36
6

1999
52
41
40
40
35
35
40
34
35
38
32
30
29
28
24
35
7

2000

2001

52
41
37
40
35
35
40
34
35
38
30
30
29
28
20
34
5

38
40
36
38
35
35
40
34
33
30
30
30
29
28
16
33
6

2002
38
40
35
35
35
34,5
40
34
33
30
30
30
29
28
13
32
6

2003
40
38
35
35
35
34,5
34
34

Ondanks de nominale tariefdaling klom ons land qua tariefhoogte overigens de afgelopen negen jaar enigszins op de eu-lijst. Toch lijkt
de huidige, zesde positie niet extreem hoog voor de zesde economie van de eu: ons land zit in de Europese middenmoot, ook qua
effectieve belastingdruk. Als men bovendien bedenkt dat grote afzetmarkten zich globaal genomen een hoger tarief kunnen permitteren
(zie tabel), correspondeert ook dit ruwweg met de huidige Nederlandse positie. Aldus bezien lijken er geen sterke gronden aanwezig
waarom ons land in de vpb-tariefsverlaging voorop zou moeten lopen.
Concurrentiepositie
Ook de toetreding van de nieuwe eu-lidstaten wordt als argument aangevoerd voor het voorstel om de vpb-tarieven te verlagen. In deze
landen liggen zowel het nominale als het effectieve tarief gemiddeld zo’n zeven procentpunten onder die van de oude lidstaten. De vraag
is echter of tariefsverlaging het geëigende instrument is in de concurrentiestrijd.
Allereerst concurreren niet landen, maar bedrijven met elkaar. Een verschuiving van bedrijvigheid naar landen met lagere lonen of
belastingen kan juist een voordeel opleveren omdat dit leidt tot goedkopere invoer. Bovendien kan werkgelegenheid effectiever worden
gestimuleerd met loonmatiging dan met belastingverlaging. Ook is het niet zeker dat een lager tarief ook de effectieve druk vermindert.
Ten slotte baseren bedrijven hun vestigingsbeslissingen op een scala van factoren, waarbij het belastingniveau vaak als relatief
onbelangrijk wordt ervaren (Ernst & Young, 1993). Het is dus maar de vraag of de voorgestelde tariefverlaging qua groei van
werkgelegenheid veel soelaas biedt, vooral als de rest van de eu zou volgen.
Microdata
De effectieve belastingdruk is nader onderzocht op microniveau via de zogenaamde micro backward-looking methode. Hierbij worden
aan de hand van belastinggegevens van individuele bedrijven de micro-ebt’s van bedrijven bepaald. Uit drie eerdere studies volgens
deze methode bleek al dat het Europese gemiddelde ebt ook aldus bepaald, niet afneemt (Buijink et al., 1999; Broekman et al., 1999;
Nicodème, 2001). Hiernaast vonden de eerste twee onderzoeken ook een convergentie van de effectieve tarieven.
Deze conclusies werden wederom bevestigd in een eigen onderzoek op basis van de zeer uitgebreide Amadeus-database met gegevens
van zes miljoen bedrijven in Europa, waarvan er voor de onderzochte dertien eu-landen 180.000 zijn gebruikt (Bureau Van Dijk, 2004).
Hierdoor is elke nationale ebt-meting gebaseerd op enkele duizenden bedrijven. Tevens is een nieuwe dataselectiemethode gehanteerd.
Deze bewerking is cruciaal doordat micro-ebt’s worden gekenmerkt door een grote fluctuatie, welke zonder correctie de geaggregeerde
ebt’s kunnen verstoren. Verstoringen doen zich voornamelijk voor wanneer de winst, die in de noemer staat, laag is. Hierdoor kunnen
fiscale regelingen, zoals de verliesaftrek, extreme ebt’s veroorzaken.Om dit effect te dempen, zijn bedrijven met een winst voor belasting
kleiner dan $ 150.000 uit de dataset verwijderd.2 Door deze correctie daalt bovendien de conjunctuurgevoeligheid in sterke mate. De dan
resterende spreiding blijkt redelijk stabiel per jaar, maar verschilt per land, zoals voor enkele landen in figuur 1 voor 1998 is geïllustreerd.

Figuur 1. Ebt-frequentieverdeling van drie eu-landen
Conclusie
Op basis van diverse berekeningen van de effectieve belastingdruk in eu-landen bevindt ons land zich in de middenmoot. Deze positie
vormt op zichzelf geen zwaarwegend argument waarom juist in ons land er aanleiding zou bestaan voor een verlaging van het vpb-tarief,
vooral niet wanneer dit andere landen zou kunnen aansporen om hetzelfde te doen. Daarnaast biedt een nominale tariefverlaging, blijkens
gegevens uit het verleden, geen enkele garantie dat de effectieve belastingdruk daarmee ook daalt. De jongste voornemens bieden
daarop weinig hoop. Wellicht dient het beleid zich meer op de effectieve dan de nominale belastingdruk te richten.
Jaap Kuipers en Catrinus Jepma
Literatuur
Broekman, P. en W.N. van Vliet (2000) Invloed van ETR op Vpb. EAP-rapport, Erasmus Universiteit Rotterdam.
Buijink, W.F.J., B. Janssen en Y. Schols (1999) Belastingconcurrentie om ondernemingen in de EU, ESB, 15 oktober 1999, blz. 754756.
Ernst & Young (1993) New Location Factors for Mobile Investments in Europe. Europese Commissie, Brussel.
Europese Commissie, Structures of the taxation systems in the European Union, Brussel.
Nicodème, G. (2001) Computing Effective Corporate Tax Rates: Comparisons and Results. Economic papers 153, Europese
Commissie.

1 Dit afstudeeronderzoek ontving een nominatie voor de Grote Financiën Prijs 2002. Het is recentelijk geactualiseerd met behulp van
gegevens tot en met 2003 van Bureau Van Dijk.
2 Indien de resterende extreme waarnemingen gewoonweg zouden worden verwijderd, zou relevante informatie voor de effectieve
belastingdruk verdwijnen. Immers, het jarenlang niet hoeven afdragen van winst vanwege een voorgaand verlies dient wel degelijk van
invloed te zijn op de EBT.

Copyright © 2004 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteurs