De uitgaven aan onderzoek in Nederland zijn laag in
vergelijking met andere landen. De efficiëntie van het
omzetten van input in output verschilt sterk per land en is
historisch-institutioneel bepaald. Bij het nastreven van een
stevigere positie in het internationale onderzoeksveld zijn
er afnemende meeropbrengsten. Een en ander beperkt de
haalbaarheid van de Lissabon-doelstelling.
Â
H
et belang van onderzoek en ontwikkeling
(O&O) wordt sinds de bevindingen uit de
growth accounting-literatuur wel onderkend (Solow, 1957; Denison, 1964; Coe
et al., 2008). Er blijft een belangrijk deel van de
groei van het bnp onverklaard als alleen naar groei
van inzet van arbeid en kapitaal gekeken wordt. Wat
macro-economisch de rol van O&O is, blijft echter
in belangrijke mate onbekend (Rosenberg, 1982).
Een deel van deze problematiek houdt verband met
de relatie tussen uitgaven aan onderzoek en de
uitkomsten van dat onderzoeksproces: hoe efficiënt
zijn wetenschappers eigenlijk? Hierbij wordt gekeken
naar wetenschappelijke artikelen als tastbaar
product van onderzoek en niet naar de toepasbare
kennis die besloten ligt in octrooien. Hoewel bekend
is dat de praktijk van wetenschapsbeoefening
verschilt tussen landen en tussen disciplines, is
het inzichtelijk om te bepalen welke effecten deze
verschillen hebben op een mondiaal niveau.
Data en methode
Â
Loet Leydesdorff
en Wilfred Dolfsma
Hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam en
hoogleraar aan de Rijksuniversiteit Groningen
426
ESB
Door toegenomen, internationaal voelbare druk
(Steele et al., 2006), onstaat er een behoefte aan
objectiveerbare maatstaven om HERD (HigherEducation Expenditure for R&D) te legitimeren
(Martin en Irvine, 1983; Moed et al., 1985).
Publicaties in wetenschappelijke tijdschriften is
de meest onomstreden maatstaf voor wetenschappelijke productie. De data uit de Science Citation
Index (Web-of-Science, van het Institute of Scientific
Information in bezit van Thomson Reuters) over
publicaties en citaties zijn hiervoor beschikbaar,
waarbij 2008 het meest recente jaar is waarover data
beschikbaar zijn. Alleen artikelen, proceeding papers,
reviews en brieven zijn citeerbaar. Dergelijke outputindicatoren maken het ook mogelijk om een indicatie
van efficiëntie te krijgen. De bedragen zijn uitgedrukt
in koopkrachtpariteit, in dollars (figuur 1).
Resultaten
Figuur 1
Aandeel in productie van wetenschappelijke artikelen, 2000–2008.
40
35
30
25
20
15
2
R = 0,9965
10
5
0
2000
2001
2002
Verenigde Staten
EU-27
China is in het laatste decennium aan een duidelijke
opmars in wetenschapsland bezig: de groei is expo-
94(4564) 10 juli 2009
nentieel en gaat, relatief gezien, ten koste van de
positie van andere landen, vooral van de Verenigde
Staten. De weging van de productie van artikelen
aan de hand van citaties per artikel maakt hierbij
geen verschil. Wanneer extrapolatie mogelijk zou
zijn dan bereikt China in 2014 het productieniveau
van de Verenigde Staten. Chinese wetenschappers
worden als individu sterk gestimuleerd om internationaal te publiceren. De opwaartse beweging voor
de EU vanaf 2007 heeft deels te maken met de
toetreding van een twaalftal landen. Het aandeel
voor Nederland loopt iets achteruit, maar een
vergelijkbaar land qua grootte en kennisintensiteit als Zwitserland houdt wel stand. Vermoedelijk
houdt dit verband met een ruimere financiering voor
Zwitserland (King, 2004; OESO, 2009).
HERD, middelen die universiteiten en academische
instellingen ontvangen voor het verrichten van wetenschappelijk onderzoek en het opleiden van academici, blijken in de loop der jaren stelselmatig op te
lopen (figuur 2). Ook als voor inflatie gecorrigeerd
wordt, blijkt dat meer geld nodig is om dezelfde
relatieve positie te behouden. Dit geldt vooral voor
de Verenigde Staten en in mindere mate ook voor de
EU. Deels kan de hoge productie van een klein land
als Nederland ook te verklaren zijn uit een spill-over
vanuit grotere landen (Coe et al., 2008). Het lage
en kleiner wordende percentage van het bnp dat
Nederland aan HERD spendeert profiteert deels van
spill-over. De Verenigde Staten spenderen duidelijk
meer per publicatie dan landen in de EU, maar
minder dan Japan. Ook Nederland ontkomt niet
aan het betalen van een hogere prijs per artikel om
Aandeel in wereldwijde publicaties (%)
ontwikkeling
Van onderzoeksinput naar -output
2003
Japan
China
2004
2005
2006
Verenigd Koninkrijk
Duitsland
2007
2008
Frankrijk
Bron: Science Citation Index
De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.
zijn relatieve positie te behouden. Voor China geldt
dat het zowel output als input sterk ziet stijgen;
de onderzoeksefficiëntie is er hoog en vergelijkbaar met die van het Verenigd Koninkrijk (Zhou en
Leydesdorff, 2006). Er is overigens een aanzienlijke
en blijvende variatie in HERD als percentage van het
bnp per land, ook voor kleine landen. Wanneer we
voor de 24 OESO-landen in 2006 het percentage
bnp uitgegeven aan O&O uitzetten tegen het aantal
onderzoekers in een land, vinden we een opvallend
en robust verband (r = 0,86; p < 0,01). In sommige
landen werken veel meer onderzoekers bij vergelijkbare uitgaven: vergelijk China en Noorwegen (figuur
3). Dergelijke onverwachte bevindingen komen terug
bij het berekenen van een prijs per artikel. Hiervoor
wordt HERD door het aantal citeerbare publicaties
in de Science Citation Index (tabel 1) gedeeld.
Sommige landen zijn opvallend duur uit: met stevige
schommelingen rond het gemiddelde van bijna
128.000 dollar. Het verschil tussen de buurlanden
Duitsland en Oostenrijk, die ook cultureel dicht
bij elkaar staan, is opvallend. EU-27 valt hoger uit
Figuur 2
Output (percentage publicaties) naar rato
van input (HERD), 2003–2007.
40
Aandeel in wereldwijde publicaties (%)
35
EU 1995
VS 1995
30
EU 2007
EU 2003
VS 2003
VS 2007
25
20
Tabel 1
Uitgaven (dollars ppp) per artikel, 2007.
Japan
Oostenrijk
Noorwegen
Verenigde Staten
EU-27
Frankrijk
Zweden
Duitsland
237.973
209.165
193.157
175.284
163.216
156.271
154.456
153.373
Verenigd Koninkrijk
Roemenië
België
Griekenland
Tsjechië
China
Luxemburg
Hongarije
Denemarken
Finland
Portugal
Italië
Spanje
Nederland
148.556
141.476
137.362
132.441
128.119
124.708
Polen
Rusland
Slovenië
Slowakije
Gemiddelde
123.110
115.938
115.328
100.054
97.939
89.638
89.202
87.047
70.954
62.763
58.081
55.320
127.728
(s.d. 46.310)
Bronnen: Web-of-Science, OESO, Leydesdorff en Wagner
dan het gemiddelde voor alle EU-landen omdat de Europese Commissie zelf ook
onderzoeksgelden alloceert.
Conclusie
Duidelijk is dat het simpelweg opschroeven van HERD niet vanzelf leidt tot meer
onderzoek. Het fundament van de gedachte dat meer onderzoek voor meer
groei zorgt valt hiermee weg. De Zweedse paradox van veel onderzoek maar
weinig groei duidde er al op dat dit verband ook al kwestieus was. Institutionele
vormgeving van onderzoek, van land tot land verschillend, verstoort de verbanden. De nadruk op een specifiek veld kan per land verschillen en verschillende
kostenplaatjes genereren: de Verenigde Staten zijn gericht op gezondheidszorg.
Onderzoek is per definitie mondiaal (Kerr en Lincoln, 2008), terwijl institutionele vormgeving en financiële factoren nationaal zijn. Dit creëert spanningen en
veroorzaakt rent-seeking-gedrag bij onderzoekers en overheden.
15
10
5
0
Literatuur:
0
10.000
20.000
30.000
40.000
50.000
60.000
spillovers and institutions. Cambridge, MA: NBER.
HERD in miljoenen dollars, ppp
Verenigde Staten
EU-27
Japan
China
Coe, D., E. Helpman en A. Hoffmaister (2008) International R&D
Verenigd Koninkrijk
Duitsland
Denison, E. (1964) Measuring the contribution of education
Frankrijk
(and the residual) to economic growth. In: OESO (red.) The
residual factor and economic growth, 13–55. Parijs: OESO.
Kerr, W. en W. Lincoln (2008) The supply side of innovation: H1-B
Bron: Web-of-Science, OESO
visa reform and US ethnic innovation. HBS werkdocument 09-005.
King, D. (2004) The scientific impact of nations. Nature, 430 (15
juli 2004), 311–316.
Figuur 3
Leydesdorff, L. en C. Wagner (te verschijnen) Macro-level
Percentage bnp besteed aan O&O ten
opzichte van promillage onderzoekers in
totale beroepsbevolking.
indicators of the relations between research funding and
research output, Journal of informetrics.
Martin, B., en J. Irvine (1983) Assessing basic research: some
partial indicators of scientific progress in radio astronomy.
4
Research policy, 12(2), 61–90.
Japan
3
Moed, H., W. Burger, J. Frankfort en A. Raan (1985) The use of
bibliometric data for the measurement of university research
Zwitserland
performance. Research policy, 14(3), 131–149.
HERD (% bnp)
Duitsland Verenigde Staten
OESO (2009) Main science and technology indicators. Vol. 2008/2.
OESO
Frankrijk
2
Verenigd Koninkrijk
EU-27
Nederland
China
Parijs: OESO.
Rosenberg, N. (1982) Inside the black box: technology and econom-
Noorwegen
ics. Cambridge: Cambridge University Press.
1
Solow, R. (1957) Technical progress and the aggregate production function. Review of economics and statistics, 39(3), 312–320.
*
y = 0,2216x + 0,2075
0
0
2
4
6
8
10
12
14
16
18
Totaal aantal onderzoekers t.o.v. totale beroepsbevolking (‰)
Steele, C., L. Butler en D. Kingsley (2006) The publishing
imperative: the pervasive influence of publication metrics.
Learned publishing, 19(4), 277–290.
Zhou, P. en L. Leydesdorff (2006) The emergence of China as a
Bron: Web-of-Science, OESO, Leydesdorff en Wagner
leading nation in science. Research policy, 35(1), 83–104.
De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.
ESB
94(4564) 10 juli 2009
427