■ René Schulenberg (Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid)
Nederland wordt vaak gezien als egalitair land, zeker in vergelijking met andere landen. De relatief lage en stabiele inkomensongelijkheid onderstreept dit beeld. Maar de vermogensongelijkheid neemt daarentegen toe: tussen 2011 en 2016 steeg bijvoorbeeld de Gini-coëfficiënt van 0,84 naar circa 0,9.
Huishoudens tot en met het 98e percentiel van de vermogensverdeling hebben in doorsnee hun vermogen zien dalen (figuur). De laagste vermogenspercentielen hebben relatief veel vermogen verloren. Het gaat bij deze groep over het algemeen om hogere-inkomensgroepen met schulden, die in loondienst werkzaam zijn en een eigen woning hebben.
De twee procent meest vermogende huishoudens zijn er daarentegen op vooruit gegaan. De rijkste 0,1 procent zelfs bijna één miljoen euro per huishouden, waardoor hun mediane vermogen op tien miljoen euro uit komt, oftewel elf procent vermogenstoename.
De oorzaak van deze trend moet gezocht worden in de vermogenssamenstelling van verschillende groepen. Vermogen van de Nederlandse huishoudens zit voor een aanzienlijk deel in de eigen woning: van de circa 1.150 miljard euro aan huishoudensvermogen (exclusief opgebouwd pensioenvermogen) gaat het om ruim 400 miljard euro. Ondanks het einde van de crisis op de woningmarkt lagen de huizenprijzen in 2016 nog altijd circa vijf procent lager dan in 2011, waardoor het totale eigenwoningvermogen in deze periode ruim 100 miljard is gedaald. Daar heeft bijna iedere eigenwoningbezitter last van gehad, met als gevolg dat over bijna de gehele vermogensverdeling de vermogens zijn gedaald.
Voor de twee procent rijkste huishoudens maakt eigenwoningvermogen een kleiner deel van het totale vermogen uit. Deze groep heeft ook dat eigenwoningvermogen zien afnemen, maar desondanks is hun totale vermogen gestegen. Dat komt met name door een groei van het bedrag aan aanmerkelijk belang en van het ondernemersvermogen. In het bovenste percentiel is het ondernemingsvermogen met 11 miljard euro toegenomen en het aanmerkelijk belang zelfs met 21 miljard euro. Een groot deel van de toename van het aanmerkelijk belang (8 miljard euro) zit bij de rijkste 0,1 procent. Het aandeel van het vermogen in bezit van de rijkste één procent is daardoor gestegen van 23,6 naar 27,3 procent.
1 reactie
Dat hebben ze helaas zelf gewild door de VVD al 25 jaar in het zadel te houden.