Tijd is geld
Aute ur(s ):
Lecq, S.G., van der (auteur)
Ve rs che ne n in:
ESB, 85e jaargang, nr. 4274, pagina 773, 6 oktober 2000 (datum)
Rubrie k :
Van de redactie
Tre fw oord(e n):
Aksie! De FNV heeft de strijd om de tijd aangespannen 1. Volgend jaar in de onderhandelingen moeten er meer afspraken komen over
het thema ‘vrije tijd en werktijd’. Onder welke van de twee de fnv de onbetaalde huishoudelijke arbeid schaart, is niet geheel duidelijk.
Wel lijkt helder dat vakbonden zich niet meer voornamelijk met geld bezighouden.
Voor steeds meer mensen is tijd het nieuwe geld. Waar vroeger geld schaarser was dan tijd, lijkt de situatie nu omgekeerd. Iedereen heeft
een ‘tijdbudget’ van vierentwintig uren per dag, maar de alternatieve aanwendingsrichtingen zijn dermate concurrerend dat tijd als
schaars wordt beleefd. De ‘budgetlijn’ ligt als het ware zo dicht bij de oorsprong dat deze slechts een zeer lage nutscurve kan raken. Als
we tijd en geld ieder een eigen as toekennen in een dergelijk diagram, komen de substitutiemogelijkheden in beeld.
Topfunctionarissen laten zien dat hoe meer geld mensen ontvangen in de vorm van de stroomgrootheid inkomen, hoe minder tijd ze vrij
ter beschikking hebben. Zij kopen voor geld zaken die anderen met meer tijd zelf maken, zoals maaltijden. Mensen met minder geld, zoals
uitkeringsontvangers, hebben juist relatief veel tijd. Daardoor zullen zij eerder hun kleren zelf naaien en hun groenten zelf verbouwen om
tijd uit te geven en geld te besparen. Alleen mensen die veel geld in de vorm van de voorraadgrootheid vermogen hebben en daarvan
kunnen rentenieren, zijn in de comfortabele positie dat ze beide rijkdommen combineren. Ten slotte zijn er nog de pechvogels die het met
heel weinig geld en heel weinig tijd moeten doen: de laagbetaalden die met een of meerdere baantjes per gezinslid de tent net draaiende
weten te houden. Zien we hier Amerikaanse toestanden of werkgelegenheidsbevorderende marktwerking?
De markt kan inderdaad een gedeeltelijke oplossing bieden doordat degenen met veel tijd gaan werken voor degenen met veel geld. De
groei van de persoonlijke dienstverlening, zoals de strijkservice en de hondenuitlaatdienst, is hier een succesvol voorbeeld van. Zo
worden tijd en geld in het taalonvriendelijke economenjargon ‘geheralloceerd’, totdat het nut van de marginale eenheden tijd en geld voor
individuen weer gelijk zijn. Einde verhaal? Niet voor iedereen.
Diverse herauten van de nieuwe economie zeggen dat tijd in toenemende mate hét waardevolle goed is. Aanbieders op internet weten
hier alles van: zij strijden dagelijks om de seconden van de websitebezoekers aan wie ze hun ‘content’ en hun ‘e-commodities’ proberen te
slijten. Hoe meer tijd, hoe meer aandacht voor de webadvertenties, hoe meer omzet.
Je zou bijna denken dat de nieuwe economie de rollen gaat omdraaien: de oude armen worden de nieuwe rijken omdat ze over veel tijd
beschikken. Dat is pas een nieuwe economie! Zo simpel ligt het echter niet. Je hebt toch tenminste een pc nodig en ook wat pecunia voor
een abonnement bij een access provider of kabelmaatschappij. In de oude economie wisten we het ook al: geld en tijd zijn slechts beperkt
substitueerbaar. Vrije tijd blijft het statusgoed van de renteniers.
Hiermee zijn we terug bij de vakbond, die de strijd om het geld even laat rusten en de strijd om de tijd opent. Om te kunnen ‘werken aan
de kwaliteit van leven’, zoals de bij de actie behorende notitie heet, moeten er meer flexibiliteit en zeggenschap komen ten aanzien van
werkroosters, verlofvormen en uittreding. Het totaal aantal gewerkte uren per persoon zal hierdoor eerder af- dan toenemen. Blijkbaar laat
het inkomen het toe om over de werkuren te beginnen. Dat is leuk voor de micro-economen, die de ‘backward bending labour supply
curve’ wel van college kennen, maar gek genoeg zelden in de praktijk waarnemen.
Inmiddels zijn er verklaringen gezocht voor het bij stijgend inkomen toch groot blijvende arbeidsaanbod. Zo zou het toenemend inkomen
leiden tot gewenning aan een hoge levensstandaard. De grote behoefte aan consumptiegoederen zou werknemers ertoe dwingen hun
arbeidsaanbod blijvend hoog te houden. Alleen vrekken en consuminderaars, de voor marketeers niet zo interessante doelgroepen,
onttrekken zich aan deze ‘cycle of work and spend’ 2. In Nederland zien we deze ontwikkeling bij het toenemende aantal hypotheken dat
op twee inkomens is gebaseerd, waardoor het arbeidsaanbod van stellen en gezinnen hoog moet blijven. Psychologen hebben inmiddels
geconstateerd dat het welbevinden van consumenten sterker afhangt van de relatieve hoogte van hun consumptie dan van de absolute
hoogte ervan. Vrije tijd levert dan al snel minder nut op dan een relatieve verhoging van de levensstandaard, zodat een mogelijke
verklaring is geboden voor het tot op heden uitblijven van een teruglopend arbeidsaanbod.
Met de actie van de FNV is het nu dan toch zover. Nieuw is dat het hier voor veel werknemers niet over werktijd versus vrije tijd zal gaan,
maar over werktijd versus zorgtijd, oftewel onbetaalde arbeid. De substitutie tussen beide soorten van arbeid, in plaats van die met vrije
tijd, verklaart waarom hier mogelijk wél sprake is van een afnemend aanbod van betaalde arbeid. Standaard micro-economie doet
vermoeden dat de strijd om de tijd zal doorgaan totdat een extra uur onbetaalde arbeid evenveel waard is als het laatste uur betaalde
arbeid. Zo naderen we het levenswerk van wijlen Marga Bruyn-Hundt, zonder nieuwe economie maar met vraag, aanbod en marktwerking
1 Looneis bonden komt maximaal uit op 4 procent, NRC Handelsblad, 18 september 2000.
2 J.B. Schor, Beyond an economy of work and spend, 1997, oratie, Tilburg university press.
Copyright © 2000 – 2003 Economisch Statistische Berichten ( www.economie.nl)