■ Robert de Vries (CBS)
In 2018 waren er 3,3 miljoen thuiswerkers. Dat is 37 procent van de werkzame beroepsbevolking van 15 tot 75 jaar. Onder thuiswerkers worden mensen meegeteld die gewoonlijk thuiswerken, zoals de huisarts of tandarts met een praktijk aan huis, en mensen die incidenteel thuiswerken – dat zijn degenen die doorgaans naar ‘kantoor’ (of een andere werkplek) gaan en een of meerdere dagen in de week thuiswerken.
In de Randstad en in stedelijke gebieden daarbuiten werd in 2018 het vaakst thuisgewerkt. Met ruim 45 procent was dit aandeel het grootst in de Gooi en Vechtstreek, Utrecht en Groot-Amsterdam. In Zuidoost-Drenthe en Oost-Groningen was dit met iets meer dan een kwart het laagst. Regionaal gezien gaat thuiswerken vaak samen met de drukte op de weg en een langere reisduur naar het werk. De regio’s Utrecht en Groot-Amsterdam kennen naast relatief veel thuiswerkers ook een hoge verkeersintensiteit. Andersom is in regio’s waar relatief weinig wordt thuisgewerkt de verkeersdrukte meestal lager.
Daarnaast zijn er andere factoren die meespelen bij thuiswerken, zoals de regionale bedrijfsstructuur en het onderwijsniveau. In de bedrijfstak financiële dienstverlening wordt bijvoorbeeld meer thuisgewerkt dan in de horeca, bouw of zorg. Werk achter de computer leent zich immers beter voor thuiswerken dan dagelijks werk met mensen of (grote) machines.
Tot slot zijn hoogopgeleiden oververtegenwoordigd onder thuiswerkers. Zo kent de omgeving van Haarlem een bedrijfscultuur die goed past bij thuiswerken en een relatief hoog aandeel hoogopgeleiden. Dit kan verklaren waarom er in de agglomeratie Haarlem, waar de verkeersintensiteit aanmerkelijk lager is dan elders in de Randstad, meer dan gemiddeld wordt thuisgewerkt (42 procent).