There’s no such thing as a free lunch
Aute ur(s ):
Visser, H. (auteur)
Hoogleraar algemene economie aan de Vrije Universiteit te Amsterdam.
Ve rs che ne n in:
ESB, 86e jaargang, nr. 4311, pagina 447, 25 mei 2001 (datum)
Rubrie k :
Prikkel
Tre fw oord(e n):
Beheersing van de geldhoeveelheid als middel om de prijsontwikkeling in de hand te houden is niet nieuw. Er loopt een
kwantiteitstheoretische lijn van Bernardo Davanzati (1588) 1 via David Hume, Henry Thornton, David Ricardo en Irving Fisher naar
Marius Holtrop en Milton Friedman. Het zijn allen in meerdere of mindere mate wat Hicks ‘hard-money men’ noemde. Ook de ECB
past in deze traditie. Ter uitvoering van haar hoofdtaak, de prijzen stabiel houden, maakt zij gebruik van twee ‘pijlers’. De eerste is de
groei van M3 en de tweede een taxatie van allerlei mogelijke andere invloeden op het prijspeil. Die eerste pijler ziet er behoorlijk
kwantiteitstheoretisch uit: de ECB maakt prognoses van de reële groei en de ontwikkeling van de omloopsnelheid van het geld en
gegeven de doelstelling van prijsstabiliteit volgt daar een ‘referentiewaarde’ voor de geldgroei uit.
In haar korte bestaan heeft de ECB al een goede reputatie op de vermogensmarkt weten op te bouwen, getuige bijvoorbeeld het geringe
verschil tussen de marktinterest op gewone obligaties en de reële interest op inflatie-geïndexeerde leningen. De visie dat “The ECB has
not made any major mistake since it started operating” wordt nauwelijks weersproken 2. Het is daarom te hopen dat de juichkreten van
degenen die de rentedaling waartoe de ECB op 10 mei besloten heeft, zien als een bewijs dat de ECB nu even de werkgelegenheid
voorrang geeft, voorbarig zijn 3.
Tot nu toe zijn de ECB-bestuurders de ‘hard-money men’ (en women) die ze volgens het Verdrag van Maastricht moeten zijn. De partijen
op de Nederlandse arbeidsmarkt houden daar nog weinig rekening mee. Als Ferd Crone, lid van de Tweede Kamer voor de PvdA, een
nieuw ‘akkoord van Wassenaar’ bepleit om een loongolf tegen te houden, lijkt dat op het eerste gezicht goed te sporen met de pogingen
van de ECB om de inflatie laag te houden. Gesteld dat de conjunctuur niet vreselijk inzakt, betekent het laag houden van de lonen, als het
al lukt, echter dat de vraag naar arbeid in de marktsector onveranderd aanhoudt en dat het moeilijk blijft om meer mensen naar de
zorgsector en het onderwijs te lokken. Het is mij niet duidelijk hoe je een vraagoverschot op een markt oplost door de prijs beneden de
evenwichtsprijs te houden. Als er meer mensen naar de zorgsector en het onderwijs moeten komen, kan dat alleen als het totale
arbeidsaanbod toeneemt of als de vraag naar arbeid in de marktsector afneemt. Meer arbeidsaanbod kan onder andere tot stand komen
door immigratie. Zonder de bijdrage van vooral allochtone vrouwen zou het er waarschijnlijk al slecht uitzien in de zorg. De vraag naar
arbeid in de marktsector kan geremd worden door de Zalmnorm te verlaten en meevallers aan de inkomstenkant niet meer voor de helft in
lastenverlaging te laten resulteren. Een andere manier om de vraag naar arbeid in de marktsector te remmen is de krapte op de
arbeidsmarkt te laten doorwerken in loonstijgingen en prijsstijgingen, zodat binnenlandse producten plaats maken voor buitenlandse.
Voorzover de krappe arbeidsmarkt door een relatief laag kostenpeil ten opzichte van partnerlanden veroorzaakt wordt, is een snellere
stijging van de arbeidskosten verdedigbaar als manier om een tekort aan arbeid op te lossen.
Het gevaar is natuurlijk dat de aanpassing niet op tijd ophoudt. Mensen als Lodewijk de Waal spelen een riskant spel met hun
vakbondsretoriek. In het bijzonder zijn verwijt aan de overheid dat die zelf de prijzen opstuwt door de verhoging van de btw, zodat
looneisen dus alleen maar de inflatie volgen, is ingenieus maar ‘disingenuous’. Immers, de btw-verhoging ging gepaard met een verlaging
van de directe belastingen en betekende dus geen vermindering van koopkracht.
De ECB zal zich in haar beleid blijven richten op de inflatieontwikkeling in de hele EMU. Wie zich uit de markt prijst, moet vervolgens een
pijnlijk disinflatieproces ondergaan. We lijken in Nederland echter geen keuzes te willen maken. Meer van het één (zorg en onderwijs)
impliceert nu eenmaal minder, in ieder geval relatief minder, van het ander (marktsector). Geen keuze willen maken, bergt het gevaar in zich
van een te ver doorschietende inflatie, die door het beleid van de ECB afgestraft zal worden, en terecht. Naast loslaten van de
lastenverlaging zou een grotere plaats voor variabele beloningselementen (winstafhankelijke bonus in de marktsector, tijdelijke toeslagen
in de non-profitsector) te overwegen zijn, omdat een te ver doorschieten van de loonstijgingen daardoor teruggedraaid kan worden. We
moeten ons aanpassen aan het Europese monetaire beleid en daar moeten ook de partijen op de arbeidsmarkt rekening mee houden
1 D. Danvanzati, Lezione delle monete, 1588; voor het eerst gepubliceerd in B. Davanzati, Scisma d’Inghilterra ed altre operette
dell’autore, 1638; als ‘Leçon sur les monnaies’ opgenomen in J.-Y. le Branchu (red.), Écrits notables sur la monnaie, Félix Alcan, Parijs,
1934. Engelse vertaling A discourse upon coins uit 1696 full-text in de bibliothèque virtuelle van de université de Paris I,
http://panoramix.univ-paris1.fr/CHPE/
2 G. de la Dehesa, (voorzitter van het gerenommeerde Centre for Economic Policy Research), Credibility and monetary policy
implementation, Notes to the Committee for economic and monetary affairs of the European Parliament op http://www.europarl.eu.int.
3 A. Metten, Beleidskader ECB aan herziening toe, Het Financieele Dagblad 16 mei 2001. Ik vat de zinsnede dat “de ECB haar
secundaire taak toch serieus neemt” in deze zin op.
Copyright © 2001 – 2003 Economisch Statistische Berichten ( www.economie.nl)