Ga direct naar de content

Teveel eer

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: oktober 7 1998

Teveel eer
Aute ur(s ):
Keuzenkamp, H.A.
Ve rs che ne n in:
ESB, 83e jaargang, nr. 4173, pagina 789, 23 oktober 1998 (datum)
Rubrie k :
Van de redactie
Tre fw oord(e n):
economie-beoefening

Vorige week heeft Amartya Sen de Nobelprijs voor de economie gekregen. Een goede keuze, maar wel jammer voor de redacteuren van
onder meer de Volkskrant en Het Parool, die in de ban van de Azië-crisis smeekten om een winnaar die daar de oplossing voor had.
Ja, het zou mooi zijn, als het zo zou gaan. Er is een groot economisch probleem, een knappe kop die zich daar op stort, de analyse maakt,
de oplossing vindt, en aan het einde van het jaar de prijs komt ophalen. Helaas is de werkelijkheid weerbarstiger. Het vermogen van
economen om daar wat aan te doen is niet zo groot. Natuurlijk, toen Jan Tinbergen de prijs in 1969 kreeg (samen met Ragnar Frisch),
dachten sommigen dat hiermee de economische wetenschap erkend was als het middel voor het oplossen van de grote maatschappelijke
problemen: werkloosheid, armoede. Tinbergens lijfspreuk luidde dan ook “solving the most urgent problems first”. Hij heeft het niet
mogen meemaken en gelukkig neemt niemand behalve Jan Pronk zijn recepten voor de armoedebestrijding nog serieus. Die recepten
waren trouwens niet de grond voor de Nobelprijs, die kreeg hij voor zijn bijdrage aan de economische instrumentendoos.
Zoals Jos de Beus in zijn beschouwing over Sen schrijft: het is een publiek geheim dat economen de grootste problemen nog steeds niet
de baas zijn. Sterker nog, de prijs is voor sommigen aanleiding om de economen er nog eens flink van langs te geven. Neem Het Parool
van 15 oktober. Daarin lezen we dat Sen een “totaal andere wereld” bestudeert dan de twee prijswinnaars van vorig jaar, Robert Merton
en Myron Scholes, “die juist in de wereld van de rijkdom opereerden, en met hun hedge-fonds mede verantwoordelijk zijn voor de
financiële crisis van dit moment”.
Dat lijkt me al met al teveel eer voor de economen. Het getuigt ook van een merkwaardig beeld van de economische wetenschap (naast
een flinke dosis onbegrip). Aan de ene kant de overspannen roep om de Messias (Paul Krugman, mogen we aannemen) die ‘de
oplossing’ voor de Azië-crisis zal bieden. Aan de andere kant heftige kritiek op twee economen, die waarschijnlijk een grotere
economische bijdrage aan de welvaart hebben geleverd dan wie ook van de Nobelprijswinnaars, door hun methode voor het bepalen van
de waarde van risico’s (de optieprijstheorie). Hun werk maakt het mogelijk risico’s doelmatiger te alloceren. Deze methode staat op gelijke
voet met die van dubbel boekhouden en disconteren, maar wordt in de beeldvorming verward met speculeren, graaikapitalisme en vooral:
ontregeling van de financiële markten. Voor wie daarin gelooft staat er in dit nummer van ESB een leerzame bijdrage van Ten Brinke en
Van de Wijngaert.
Toch zou je soms wensen dat economen zulke grote macht en invloed hadden en ons zouden bevrijden van het juk van juristen. Maar ik
voeg daar gaarne aan toe dat ik een beetje kieskeurig zal zijn met de samenstelling van mijn uitverkorenen. Zou Sen tot mijn select
gezelschap van filosoof-koningen mogen toetreden? Ik twijfel. Als het om de analyse van hongersnoden en armoede gaat, geef ik hem
graag vrij baan. Zijn visie is breed-maatschappelijk in plaats van nauw-economisch. De oplossing voor het probleem van honger ziet hij
eerder in een vrije pers (die misstanden kan signaleren), dan in de grote inkomensoverdrachten die Jan Pronk, ter nagedachtenis van
Tinbergen, zo gaarne wilde verstrekken. Als het om volksgezondheid en welzijn gaat, begin ik echter te twijfelen over Sen. Het
gekkenhuis, dat hij voor de rationele zotten van de karikaturale micro-economie wil inrichten, is natuurlijk goed bedoeld: de sociale
zombie van de economische wetenschap kan best wat therapie gebruiken. Maar of Sen die therapie ook werkelijk heeft betwijfel ik nog
steeds. Het kan natuurlijk projectie zijn, maar volgens mij krijgen de meeste patiënten vooral hoofdpijn van zijn al te genuanceerde visie
op de ‘menselijke mens’. Het doen van voorspellingen wordt in ieder geval vrijwel onmogelijk als zijn mensbeeld wordt overgenomen. En
zonder zulke voorspellingen komt de beleidsmakende filosoof-koning niet erg ver.
Gelukkig is Sen ook te bescheiden om filosoof-koning te willen zijn. Toch willen journalisten de Nobelprijswinnaar meteen deze eer
bewijzen, getuige het eerste het beste interview na het bekend worden van de toekenning ervan. Sen werd gevraagd naar zijn visie over
de EMU. Zelfs hem bleek niets menselijks vreemd, want hij liet zich prompt verleiden tot de uitspraak dat de muntunie, gezien de huidige
turbulentie op de financiële markten, beter uitgesteld kan worden. Of Sen ook gevraagd is naar het antwoord op de Azië-crisis, is mij niet
bekend.

Copyright © 1998 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteur