Ten geleide
Frank Heemskerk
Staatssecretaris ministerie van Economische Zaken
e afgelopen decennia zijn de keuzemogelijkheden voor veel mensen op
meerdere terreinen toegenomen. De
gemiddelde supermarkt telt nu meer
dan tienduizend producten vergeleken met
vijfhonderd in de jaren zestig. Op de telefoniemarkt heeft de huidige consument keuze uit
diverse aanbieders en een scala aan telefoons,
variërend in kleur, vorm en functies, waar vroeger slechts één soort grijze draaitelefoon en één
aanbieder beschikbaar waren. Recentelijk zijn
ook op de energiemarkt en de zorgverzekeringsmarkt de keuzemogelijkheden toegenomen.
De gedachte is dat keuzevrijheid voor consumenten ondernemers ertoe dwingt zich van elkaar
te onderscheiden via het aanbieden van een
aantrekkelijk product tegen een gunstige prijs.
De verwachting is dat concurrentie leidt tot meer
productvariatie, waardoor het waarschijnlijker is
dat iedereen een productvariant kan vinden die
aansluit bij zijn specifieke wensen. Daarnaast is,
volgens psychologen, autonomie over belangrijke
gebeurtenissen in ons leven van belang voor ons
welzijn. Meer keuzevrijheid kan meer autonomie
inhouden en dus bijdragen aan ons welzijn.
Toch wordt met regelmaat de vraag opgeworpen of de toegenomen keuzevrijheid op zoveel
terreinen uiteindelijk tot een verbeterd welzijn
voor de consument leidt.
Er verschijnt steeds meer literatuur waarin
vraagtekens worden gezet bij het positieve verband tussen keuzevrijheid en welzijn, wanneer
de keuzevrijheid verder wordt doorgetrokken.
D
Barry Schwartz stelt in zijn boek The paradox
of choice dat teveel keuzevrijheid mensen ongelukkiger kan maken, omdat ze onzeker raken
over te nemen beslissingen of onrealistisch
hoge verwachtingen krijgen. In het boek Kiezen
voor de Kudde (redactie: Menno Hurenkamp
en Jan Willem Duyvendak) signaleren de auteurs dat mensen, ondanks de toename in keuzevrijheid, nog altijd in groten getale dezelfde
keuzes maken en, in de termen van de auteurs,
modern kuddegedrag vertonen.
(Meer) keuzevrijheid betekent echter niet dat
kiezen verplicht is: niet kiezen is ook een
keuze. Het neerzetten van een goede basisvoorziening en een aanbevolen standaard is
een manier om te zorgen dat ook de mensen
die niet willen of kunnen kiezen verzekerd zijn
van een goed product. Voor de overheid ligt een
taak te garanderen dat producten van voldoende kwaliteit en voldoende toegankelijk zijn.
Dit betekent echter niet dat de overheid op de
stoel van de consument moet gaan zitten.
Voor de mensen die waarde hechten aan de toegenomen keuzemogelijkheden en willen kiezen,
is het van belang dat zij ook kunnen kiezen, dat
zij hun rechten kennen en deze rechten kunnen
afdwingen. Belemmeringen als overstapkosten
en gebrekkige informatie zouden dan ook zoveel
mogelijk beperkt moeten worden. In eerste
instantie ligt de verantwoordelijkheid hiervoor
bij marktpartijen, maar als zij dat niet oppakken, ligt hier wellicht ook een rol voor de overheid (denk bijvoorbeeld aan het overheidsloket
ConsuWijzer en de website www.kiesbeter.nl).
Meer keuzevrijheid kan bijdragen aan verhoging van ons welzijn, maar lijkt dus niet altijd
beter te zijn. Maar hoeveel keuzevrijheid is dan
wel gewenst en geldt dit voor iedere consument? Wat zijn geschikte manieren om consumenten te helpen bij het omgaan met deze
keuzevrijheid? Wanneer is helpen nodig en hoe
kan dat het beste vormgegeven worden?
Dit dossier brengt een diversiteit aan inzichten
over dit onderwerp bijeen van experts met
verschillende achtergronden. Ik beveel een
ieder die geïnteresseerd is in deze dilemma’s
de lezing van de artikelen in dit ESB Dossier
van harte aan.
ESB
april 2007
1