Tekort aan technici bestaat wel degelijk
Aute ur(s ):
Oskam, E.A. (auteur)
Ouw ehand, L. (auteur)
Wenden, E.M. van der (auteur)
De auteurs zijn werkzaam b ij het ministerie van Economische Zaken
Ve rs che ne n in:
ESB, 84e jaargang, nr. 4234, pagina 917, 10 december 1999 (datum)
Rubrie k :
Discussie
Tre fw oord(e n):
arbeidsmarkt
Onvervulbare vacatures en hogere startsalarissen duiden wel degelijk op een tekort aan technisch opgeleiden.
In hun artikel van 27 augustus jongstleden stellen Groot, Maassen van den Brink en Plug dat er geen sprake is van een tekort aan
technisch opgeleiden 1. Sterker nog, in hun ogen is er sprake van een aanbodoverschot van technisch opgeleiden. Zij gebruiken
daarvoor twee argumenten. In de eerste plaats constateren zij dat het aandeel van technische beroepen in de werkgelegenheid met 40%
lager is dan het aandeel van technisch opgeleiden in de beroepsbevolking (44%). Hun tweede argument is dat technici gemiddeld minder
verdienen dan niet-technici. Daaruit leiden zij af dat er geen vraagoverschot van technici kan zijn. De conclusie van de auteurs dat de
nood minder hoog is dan wel wordt gedacht, wordt door ons niet gedeeld.
Onvervulbare vacatures
De auteurs stellen dat er een tekort aan technisch opgeleiden bestaat als het aandeel technisch opgeleide werknemers lager is dan het
aandeel technische beroepen in de beroepsbevolking. Deze definitie van ‘tekort’ is echter nogal ongebruikelijk. Meestal wordt gesproken
over een tekort indien er zich knelpunten voordoen bij de vervulling van vacatures in technische beroepen. In die zin zijn er momenteel
onmiskenbaar ‘tekorten’ aan technisch opgeleiden. Volgens het nei blijken de vraagknelpunten bij technici uit 2:
» het aantal openstaande vacatures als percentage van de per beroepsgroep werkzame beroepsbevolking. Dit is aanzienlijk voor de
lagere, hogere beroepsgerichte en wetenschappelijke technische functies, respectievelijk 1,5%, 2,5% en 1,5% in 1997;
» de aanwezigheid van moeilijk vervulbare vacatures. Ruim de helft van de moeilijk vervulbare vacatures heeft betrekking op technische
functies (49.000 van de 96.000);
» het feit dat de vacatures op technisch gebied het langst open staan, gemiddeld 5,4 maanden.
Hieruit blijkt dat de arbeidsmarkt voor technische beroepen zeer krap is. Bovendien nemen de vraagknelpunten toe. Dit laatste blijkt ook
uit gegevens uit de mev 2000 3. Het CPB constateert dat het aantal moeilijk vervulbare vacatures als percentage van de werkgelegenheid
tussen 1997 en 1998 zo goed als verdubbeld is voor het technisch VBO, MBO en HBO.
Tekort op deelmarkten
Het bovenstaande neemt uiteraard niet weg dat het interessant is om, zoals de auteurs doen, de verschillen tussen het aantal technisch
opgeleiden en het aantal werknemers in technische beroepen te analyseren. Dit kan inzicht verschaffen in de aansluiting tussen
onderwijs en arbeidsmarkt. De geaggregeerde cijfers die de auteurs hierover verschaffen dragen echter in beperkte mate bij aan dat
inzicht. Eén reden daarvoor is dat er niet één arbeidsmarkt voor technisch opgeleiden bestaat,maar allerlei arbeidsdeelmarkten voor
technisch opgeleiden waartussen grote verschillen bestaan. Het aggregeren van de cijfers ontneemt aldus het zicht op de problemen in
de praktijk.
Doorstroom wijst niet op tekort
Terecht constateren Groot c.s dat veel technisch opgeleiden doorstromen naar niet-technische functies. Zij spreken daarbij over “een
verborgen potentieel van technisch opgeleide werknemers in niet-technische beroepen”. Dit suggereert dat doorstroming ongewenst is.
Wij menen echter dat werkgevers in toenemende mate naar een combinatie van ‘harde’ én ‘zachte’ kennis zoeken (zie ook de bijdrage
hierna, van Renique). Verder is het doorgroeien naar managementfuncties een logische carrièrestap. Dit komt omdat de betekenis van de
specifieke opleiding afneemt en de rol van werkervaring toeneemt naarmate men langer werkzaam is 4.
Bovendien kan het leiden tot statistische vertekening wanneer een technicus werkzaam is in een zogenaamd niet-technisch beroep,
terwijl zijn technische opleiding noodzakelijk is voor de werkzaamheden.
terwijl zijn technische opleiding noodzakelijk is voor de werkzaamheden.
Startsalaris hoger
De auteurs constateren dat technici gemiddeld minder verdienen dan niet-technici. Daaruit leiden zij af dat er geen vraagoverschot van
technici kan zijn. Hierbij kijken zij slechts naar de gemiddelde beloning over de gehele carrière. Uit CBS-cijfers blijkt echter dat de
beloning van technici die hun opleiding net hebben afgerond op alle opleidingsniveaus beter is dan voor andere opleidingen 5.
Verder getuigt de redenering van de auteurs van een te groot vertrouwen in de marktwerking op de arbeidsmarkt. In de praktijk zijn
vraag- en aanbodverhoudingen niet zonder meer doorslaggevend bij de totstandkoming van salarissen in Nederland. In de eerste plaats
vertonen lonen, als gevolg van imperfecties op de arbeidsmarkt, van nature een zekere starheid. Daarnaast hangt dit samen met de wijze
waarop de loononderhandelingen in de praktijk worden gevoerd. Het onderzoek van het nei ziet dat als verklaring voor deconstatering
dat schaarste op bepaalde deelmarkten niet leidt tot relatief sterke loonstijgingen op die deelmarkten.
Tot besluit
We hopen aangetoond te hebben dat er wel degelijk tekorten zijn aan technisch opgeleiden en dat deze vraagknelpunten toenemen. Het
artikel van Groot c.s. suggereert dat het beleid vooral gericht moet zijn op het ontginnen van “verborgen potentieel van technisch
opgeleide werknemers”. Duidelijk zij dat dit volgens ons niet de juiste richting is. De overstap van technische naar niet-technische
beroepen is geen ongewenst proces dat moet worden gestopt, maar een logisch verschijnsel. Om tekorten aan technisch personeel op te
vangen zijn andere maatregelen nodig. In de kabinetsnota’s Ruimte voor Industriële Vernieuwing en Hoger Onderwijs en Onderzoek
Plan 2000 zijn daartoe aanzetten gegeven.
Zie ook:
Ch. Renique, Tekort stijgt nog
W. Groot, H. maassen van den Brink en E. Plug, Naschrift
1 W. Groot, H. Maassen van den Brink en E. Plug, Geen tekort aan technisch opgeleiden, ESB, 27 augustus 1999, blz. 608-610.
2 NEI, Omvang, oorzaken en gevolgen van vraagknelpunten op de arbeidsmarkt, 1999.
3 CPB, Macro Economische Verkenning 2000, 1999.
4 CBS, Kennis en Economie 1998.
5 CBS, 1998, op. cit.
Copyright © 1999 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)