mr. C A. de Kam
5. invoering van de mogelijkheid tot
vorming van een vervangingsreserve
in de winstbelasting.
Tasten in het
duister
In december ging de volksvertegenwoordiging akkoord met het gebruikelijke dekkingsplan, bestaande uit een
pakket belastingverhogende en -verlagende maatregelen. De sociale-verzekeringspremies zijn met ingang van 1 januari jl. fors (verder) verhoogd; tevens
heeft de regering een aantal maatregelen
getroffen (verhoging van PTT-tarieven,
de aardgasprijs en zo meer) die resulteren
in hogere ontvangsten voor de schatkist
uit hoofde van de zogenaamde niet-belastingrniddelen.
Het viel mij bij deze gelegenheid weer
eens op dat van regeringswege is volstaan met een (zeer) globale aanduiding
van de budgettaire en verdelingseffecten
van de voorgestelde lastenverzwaringen.
Gelet op het belang dat velen blijken te
hechten aan het voeren van een gericht
inkomensbeleid (waarbij de koopkrachtdoelstelling niet zelden tot achter de
komma wordt bemillimeterd) doet het
merkwaardig aan dat beleidsbepalende
en beleidsadviserende instanties niet beschikken over instrumenten om de budgettaire en verdelingseffecten van het
totale pakket dekkingsmaatregelen of
onderdelen daarvan, nauwkeurig en gedetailleerd te stimuleren.
De daarvoor noodzakelijke instrumenten zijn een uitgebreid micro-economisch rekenmodel en een voldoende representatief gegevensbestand; beide zijn
tot nu toe in Den Haag niet ontwikkeld
respectievelijk opgezet. Terwijl de macro-economische gevolgen van tal van
beleidsmaatregelen door het Centraal
Planbureau en aan enkele universitaire
instellingen met betrekkelijk geavanceerde modellen worden nagebootst,
kunnen de inkomenseffecten van beleidsalternatieven tot nu toe slechts met
behulp van eenvoudige standaardmodelberekeningen worden gesimuleerd. Zulke simulaties plegen dan bovendien voor
slechts enkele typerende inkomensniveaus — b.v. het modale loon — en voor
een bepaalde gezinssamenstelling — b.v.
gehuwd, met twee kinderen jonger dan
zestien jaar — te worden gegeven.
De afgelopen twee jaar is bij het Centrum voor Onderzoek van de Economic
van de Publieke Sector van de Rijksuniversiteit Leiden een uitgebreid microeconomisch rekenmodel ontwikkeld
(GENTAX genoemd), dat in eerste aanleg werd ontworpen om de druk en verdelingseffecten van publieke heffingen
in Nederland te kunnen bepalen 1). Dit
model is ten behoeve van verschillende
berekeningen toegepast, onder meer om
de budgettaire en verdelingseffecten van
invoering van een algemeen basisinkomen te stimuleren 2). Dergelijke exercities zijn toch wat theoretisch en daarmee onbevredigend, zolang het beleid de
mogelijkheden van micro-economische
rekenmodellen niet voldoende onderkent.
ESB 20-1-1982
Het is aardig dat in een ander deel van
het koninkrijk, te weten in de Nederlandse Antillen, met zo’n rekenmodel inmiddels enige ervaring is opgedaan. De
Antillen genieten internationaal een zekere faam als belastingparadijs. De Antilliaanse winstbe lasting kent een bijzonder vriendelijk tarief voor ,,off shore”
opererende naamloze vennootschappen,
die zich b.v. bezighouden met de financiering van transacties elders in de
wereld. Ter plaatse werkzame ondernemingen en inwoners van de Nederlandse Antillen zullen zich niet direct in
een belastingparadijs wanen. Zo betalen
belastingplichtigen 55% inkomstenbelasting over iedere gulden waarmee hun
belastbaar inkomen NAf. 115.000 te
boven gaat 3).
Het Antilliaanse belastingstelsel is
ook naar het oordeel van de regering aldaar op een aantal onderdelen aan herziening toe. Bind 1979 is daarom een
commissie ingesteld met de opdracht een
onderzoek in te stellen naar bepaalde publieke heffingen, de sociale verzekeringen en een premieregeling, gericht op stimulering van particuliere investeringen.
Van deze belastingcommissie ma ken op
persoonlijke titel ook enkele Nederlandse deskundigen deel uit, waaronder
de columnist. Negen maanden na haar
installing bracht de commissie haar eerste rapport uit. Daarin werd conform
haar taakopdracht een groot aantal knelpunten gemventariseerd. In het rapport
werden verder concrete voorstellen gedaan tot wijziging van de fiscale en sociale wetgeving op de Antillen. Als uitvloeisel van deze voorstellen zijn vervolgens vijf wetsontwerpen voorbereid:
1. een eenmalige inflatiecorrectie van de
tarieven van loon- en inkomstenbelasting met ingang van 1 januari 1981;
2. invoering van een automatische inflatiecorrectie met ingang van 1 januari
1982;
3. invoering van een tegemoetkoming in
de inkomstenbelasting voor eigen inkomsten van d« gehuwde vrouw;
4. een verruiming van het kostenforfait
(dat is het bedragdat belastingplichtigen zonder nader bewijs als beroepskosten in verband met hun dienstbetrekking in aftrek mogen brengen);
Met name de eerste vier ontwerpen
hebben zowel belangrijke budgettaire als
verdelingseffecten. Op basis van informatie over het aantal inkomenstfekkers
dat een bepaald relevant inkomensbestanddeel heeft en over de waarde van
dat bestanddeel is het mogelijk om de gevolgen van de voorgestelde wetswijzigingen voor de begrpting en voor de verdeling van de belastingdruk over de bevolking met behulp van een rekenmodel
te stimuleren.
Om de benodige informatie te yerkrijgen, heeft de belastingcommissie
midden 1980 een, uiteraard anonieme
(8,6%) steekproef gedaan bij de Antilliaanse belastingdienst aanwezige aangiftebiljetten inkomstenbelasting en
loonbelastingkaarten voor het jaar 1977.
Inmiddels was een micro-economisch
rekenmodel ontwikkeld dat de voornaamste bepalingen uit de Antilliaanse
fiscale en sociale wetgeving bevat. Dit
model is GENTAXAN genoemd en qua
opzet op GENTAX geent. GENTAXAN
werd vervolgens gevoed met de resultaten van de steekproef, waardoor een
goede indruk werd verkregen van de
budgettaire en verdelingseffecten van de
(door de belastingcommissie voorgestelde) wijziging van wettelijke bepalingen
4).
Toen de leden van de staten van de
Nederlandse Antillen op 19 november
1981 met algemene stemmen hun goedkeuring aan de vijf wetsontwerpen
gayen, waren zij door de gevolgde werkwyze over de budgettaire en verdelingseffecten van de ontwerpen beter gei’nformeerd dan het Nederlandse parlement
onder vergelijkbare omstandigheden tot
nu toe ooit was.
De Antilliaanse ervaring bevat een les
voor de beleidsvoorbereiding in Nederland, die zonder veel extra inspanningen
kan worden geleerd. Het vereiste microeconomische rekenmodel is in beginsel al
beschikbaar. Verder hoeft ook de opbouw van het noodzakelijke gegevensbestand niet veel tijd meer te vergen, omdat bij het CBS veel informatie beschikbaar is.
CA.
1) F. G. van Herwaarden en C. A. de Kam,
Om depoen is het te doen, Deventer, 1981.
2) C. A. de Kam en P. A. de Graaf, Een basisinkomen voor iedereen: enkele budgettaire-
en verdelingseffecten, COEPS-rapport81.15,
RU Leiden, 1 September 1981.
3) Tarief 1981, inclusief eenmalige inflatiecorrectie. De Antilliaanse gulden (NAf) is gekoppeld aan de Amerikaanse dollar; de waar-
deverhouding tussen beide valuta is $ 1 =
NAf 1,79.
4) F. G. van Herwaarden en C. A. de Kam,
Resultaten van een steekproef uit fiscale ge-
gevens en daarop gebaseerde modelberekeningen voor de Nederlandse Antillen, 1977,
COEPS-rapport 80.18, RU leiden, 1 mei 1981.
59