■ Marloes Lammers en Lucy Kok (SEO Economisch Onderzoek)
In een reactie op de stijging van de AOW-leeftijd pleitten het afgelopen jaar zowel vakbonden als politieke partijen voor flexibilisering van de AOW-leeftijd. Bij een flexibele AOW kunnen burgers ervoor kiezen om hun AOW eerder te laten ingaan tegen een korting van 6,5 procent per jaar op hun AOW-uitkering gedurende hun hele resterende leven. Voorwaarde is dat het beroep op de bijstand niet mag toenemen. Bij naar voren schuiven van de gekorte AOW-uitkering mag het inkomen dus niet onder het sociaal minimum uitkomen.
Op dit moment bieden vrijwel alle pensioenregelingen hun werknemers al de mogelijkheid om eerder dan de AOW-leeftijd met pensioen te gaan. Toch kan elf procent van de werkenden vanwege onvoldoende pensioenopbouw momenteel niet eerder dan de AOW-leeftijd met pensioen (figuur 1) .
Voor de helft van de mensen die momenteel niet eerder dan de AOW-leeftijd met pensioen kan, heeft een flexibele AOW-opbouw geen nut, omdat zij een onvolledige AOW-opbouw hebben. De onvolledige AOW-uitkering is dan te laag om mee te schuiven doordat deze al op of onder het sociaal minimum ligt en bij het gebruikmaken van de flexibele AOW komen zij eronder.
De andere helft van de mensen die momenteel niet eerder dan de AOW-leeftijd met pensioen kan, heeft wel een volledige AOW-opbouw. Tegen een korting van 6,5 procent per jaar kunnen zij hun AOW-leeftijd vier maanden eerder in laten gaan, zonder qua inkomen onder het bijstandsniveau te zakken. Bij een lager kortingspercentage van 4,5 procent per jaar is dit zes maanden. Het inkomen dat zij overhouden is dan gelijk aan het sociaal minimum. Maar mensen willen een pensioeninkomen dat hoger ligt dan het sociaal minimum. Daarom zal deze groep de flexibele AOW niet gaan inzetten om vier maanden eerder te stoppen met werken. Ook voor deze mensen met een volledige AOW-opbouw heeft een flexibele AOW dus geen nut. Zij kunnen wel vier maanden eerder met pensioen, maar willen het niet.
Auteurs
Categorieën