statistiek
Arbeidsmarkt
Geranda Notten (ROA)
Absolute en relatieve armoede
Monetaire Zaken
De stand van de totale Nederlandse uitgaande directe investeringen bedroeg
eind 2007 596 miljard euro. Dit betekende een stijging van ruim 20 miljard
euro ten opzichte van het voorgaande jaar. Naar land bezien spelen, net als in
de internationale goederenhandel van Nederland, de Angelsaksische landen
een onverminderd grote rol (naast uiteraard buurlanden Duitsland en België).
Jarenlang was de positie van de Verenigde Staten dominant, maar sinds 2005
blijft de belangstelling van Nederlandse investeerders voor dat land achter bij die
voor het Verenigd Koninkrijk. Eind 2007 waren de Nederlandse directe investeringen daar, met 14% van het totaal, het omvangrijkst, tegenover bijna 10%
in de Verenigde Staten. Tien jaar eerder bedroeg het aandeel van de Verenigde
Staten nog maar liefst 26%.
Bij de inkomende directe investeringen is een zelfde patroon zichtbaar. De totale
stand bedroeg ultimo 2007 492 miljard euro, 102 miljard euro meer dan eind
2006. Deze stijging van bijna 21% werd voor het grootste gedeelte veroorzaakt
door investeringen vanuit het Verenigd Koninkrijk, die met 25 miljard euro toenamen tot 78 miljard euro. Deze toename hing samen met de overname van ABN
AMRO, dat deels in handen kwam van de Royal Bank of Scotland. De Verenigde
Staten zijn al decennialang de grootste investeerder in ons land: 18% van de
investeringen is uit Amerika afkomstig, maar ook hier is het Verenigd Koninkrijk
dus bezig aan een opmars.
De investeringen naar en vanuit Azië zijn relatief klein ten opzichte van het
totaal (figuur). De uitsplitsing van de uitgaande en inkomende standen laat een
opvallend verschil zien. De uitgaande Nederlandse directe investeringen waren
eind 2007 redelijk gelijkmatig verdeeld over de Aziatische landen China, Hong
ESB
93(4545) 17 oktober 2008
Bron: Notten, G. en C. de Neubourg (2008) Monitoring
poverty using absolute and relative indicators; ‘not enough’ is
not the same as ‘much less’. Werkdocument.
Absolute en relatieve armoede
(percentage individuen, 1993-2000).
Nederland
12
Ierland
40
11
30
10
20
9
10
‘93 ‘94 ‘95 ‘96 ‘97 ‘98 ‘99 ‘00
12
Finland
‘93 ‘94 ‘95 ‘96 ‘97 ‘98 ‘99 ‘00
Verenigde Staten
25
10
20
8
15
6
10
‘93 ‘94 ‘95 ‘96 ‘97 ‘98 ‘99 ‘00
‘93 ‘94 ‘95 ‘96 ‘97 ‘98 ‘99 ‘00
Relatieve armoede (EU indicator)
Absolute armoede (VS indicator)
Lucie Pennings (Divisie Statistiek & informatie, DNB)
Opmars Verenigd Koninkrijk in Nederlandse
directe investeringen
624
Deze en verdere analyses wijzen uit dat het zowel
voor de Verenigde Staten als voor een sterk uitgebreide EU van belang is om zowel absolute als
relatieve armoedemaatstaven te gebruiken.
Armoede %
Financiële armoedeindicatoren meten hoeveel mensen beperkte financiële middelen hebben waardoor er een verhoogd risico bestaat dat hun levensstandaard
onder dat van een sociaal geaccepteerd minimum valt. In veel landen worden
een of meerdere officiële armoedeincidatoren gebruikt om zulke welvaartsontwikkelingen te volgen. Echter, in de meeste landen wordt slechts een absolute
danwel een relatieve armoedeindicator gebruikt. Een absolute indicator is
gewoonlijk gebaseerd op een reeks basisbehoeften danwel grondrechten, terwijl
voor een relatieve armoedeindicator de normale levensstandaard als referentiepunt wordt gebruikt voor het bepalen van de armoededrempel.
De figuur toont de armoedecijfers voor een viertal landen, waarbij armoede is
geschat gebruikmakende van de officiële armoedemeetmethoden in de Verenigde
Staten (absoluut) en de EU (relatief). De schattingen verschillen behoorlijk,
zowel Ãn een land, als tussen landen en over de tijd. Bijvoorbeeld, in 2000
leefde 11% van de Amerikanen in absolute armoede, terwijl 23% rond moest
komen van een inkomen onder de relatieve armoedegrens. Ondanks het verschil
in omvang, lopen beide armoedetrends in de Verenigde Staten parallel. Dit kan
niet worden gezegd van Ierland, waar in de jaren negentig absolute armoede
sterk is gedaald, van 41 naar 16%, terwijl relatieve armoede over dezelfde
periode is gestegen van 17 naar 21%. Armoedevergelijkingen voor deze en twaalf
andere EU-landen laten zien dat in het merendeel van deze landen  bsolute en
a
relatieve armoedeniveau’s en of trends aanzienlijk kunnen  erschillen. Nederland,
v
waar absolute en relatieve armoedecijfers elkaar nauw volgen, lijkt vooral de
uitzondering die de regel bevestigt.
Geografische verdeling van de directe investeringen
eind 2007.
In het buitenland
In Nederland
15%
12%
12%
9%
18%
28%
10%
5%
11%
14%
2%
16%
19%
17%
België
Duitsland
2%
Luxemburg
Verenigd Koninkrijk
VS
Azië
10%
Overig Eurogebied
Overig wereldwijd
Bron: DNB
Kong, Japan en India, wat al verscheidene jaren het
geval is. In China investeert ons land het meest, 4,4
miljard euro, en in India het minst, 2,2 miljard euro.
Andersom echter, verschillen de inkomende directe
investeringen vanuit deze vier landen in Nederland
sterk van elkaar. Het totaal van 7,7 miljard euro komt
bijna geheel voor rekening van Japan (7,5 miljard
euro).
Financiële Markten
Ellen Boelema (AFM)
Fluctuaties in kredietwaardigheid
Kredietbeoordelaars zoals Moody’s, S&P en Fitch
beoordelen markten, bedrijven en waardepapieren
Â
op hun kredietwaardigheid op lange termijn. De
rating die ze eraan geven loopt van AAA tot D.
Hoe hoger de waardering, hoe kleiner de kans
dat de uitgever van het waardepapier in gebreke
blijft. Een rating is enkel een oordeel gebaseerd op
kwalitatieve en kwantitatieve informatie, verstrekt
Mondiale kredietwaarderingen voor hypotheek waardepapieren (aantal bijstellingen).
180.000
160.000
140.000
120.000
100.000
80.000
60.000
40.000
20.000
0
‘04
‘05
Bijstelling naar boven
‘06
‘07
‘08
Bijstelling naar beneden
door het bedrijf dat een rating wenst voor een waardepapier, en niet een advies
om te kopen of verkopen. Het overgrote deel van de waarderingen vindt in de
Verenigde Staten plaats, met Europa daarop volgend. Kredietbeoordelaars blijven
na initiële waardering de rating in de gaten houden om eventuele veranderingen
in de kredietwaardigheid te verwerken in de rating. In tijden van economische
voorspoed is te verwachten dat er meer aanpassingen naar boven  laatsvinden,
p
daar waar er bij economische terugval meer ratings naar beneden worden
b
 ijgesteld. Problemen met het betalen van zogenaamde sub-prime hypotheken
waren een van de oorzaken van de kredietcrisis. De figuur laat de trendlijn voor
hypotheekratings zien voor de periode 2004-2008. Er blijkt een significante
toename te zijn van het aantal naar beneden bijgestelde ratings sinds 2007, met
een exponentiële stijging in 2008. Verklaringen hiervoor kunnen gezocht worden
in waardepapieren met hypotheken erin die te hoog gewaardeerd waren. Hierop
volgden afschrijvingen om de waarde van deze papieren weer meer marktconform te maken. De lange termijn-kredietwaardigheid van deze waardepapieren is
dusdanig afgenomen dat kredietbeoordelaars de ratings naar beneden bijstelden.
De opwaarderingen blijven relatief constant en er waren zelfs meer opwaarderingen dan naar beneden bijgestelde ratings in 2005 en 2006. De ratio up/down
komt dan boven de 1. Dit is terug te zien in de grafiek, waarbij voor 2005 en
2006 de blauwe lijn onder de zwarte loopt. Of deze trend doorzet in 2009 is
moeilijk te zeggen, maar zolang de kredietcrisis doorgaat en lange termijn gevolgen heeft, zullen ook de kredietbeoordelaars hun ratings moeten aanpassen aan
de vernieuwde omstandigheden.
Bron: AFM, Bloomberg
Economie en Samenleving
SEO Economisch Onderzoek
Aanbod van en vraag naar podiumkunsten in Amsterdam.
Aanbod (2005)
PopÂ
Klassieke
muziek
muziek
21
29
10
60
86
101
134
97
2,8
4,2
2,2
9,3
Vanuit
Buiten
Toeristen
Totaal
A’dam
Aantal zit- en staan-
Theater
Totaal
A’dam
2,8
1,3
0,3
4,4
plaatsen (duizenden)
Gemiddeld aantal
uitvoeringen per jaar
Aanbod bespeelde
plaatsen (mln)
Vraag (2007)
Aantal bezoekers
(miljoenen)
Bron: Gerritsen, M., J. Poort, J. Theeuwes, G. Marlet, C.
van Woerkens en B.-J. Langenberg (2008) Voorstelling
van uitvoeringen. Vraag en aanbod van podiumkunsten in
Amsterdam tot 2015. SEO rapport 2008-39.
Vraag en aanbod van podiumkunsten
Recentelijk openden de Heineken Music Hall, de
Docklands Hall en het Muziekgebouw aan het IJ
hun deuren en daarmee groeide het aanbod voor
podiumkunsten in Amsterdam met 13.000 plaatsen.
De volgende jaren staan nog meer uitbreidingen
op de agenda. In 2005 waren er in de hoofdstad
130 accommodaties voor toneel, pop- en klassieke
muziek met totaal zestigduizend zit- en staanplaatsen. Hiervan is bijna 40%
gesubsidieerd. De helft van alle zit- en staanplaatsen wordt geprogrammeerd
met popmuziek, zo blijkt uit de tabel. Gemiddeld zijn er per podiumkunstaccommodatie 97 uitvoeringen per jaar. Het aantal uitvoeringen in zalen voor klassieke
muziek ligt met 134 per accommodatie ruim een derde boven dat gemiddelde.
Grotere accommodaties programmeren wat meer uitvoeringen per jaar dan
kleine. Rekening houdend met dat verschil komt het aantal bespeelde zit- en
staanplaatsen voor Amsterdam op een totaal van 9,3 miljoen in 2005. Bijna de
helft van dat aanbod zijn plaatsen voor popmuziek.
Bezoekersaantallen aan cultuurpodia worden sinds 2003 niet meer per
gemeente bijgehouden door het CBS. Deze zijn daarom geaggregeerd uit diverse
bronnen.
Met een model op basis van het Aanvullend Voorzieningengebruik Onderzoek
(AVO) van het SCP en geschatte reistijdwaardering is het totale bezoek aan de
Amsterdamse podia herleid. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen bezoekers vanuit Amsterdam, vanuit de rest van het land en toeristen. In 2007 waren
er ongeveer 4,4 miljoen bezoekers aan de Amsterdamse podia. Bijna twee derde
daarvan komt uit Amsterdam, de rest van daarbuiten. Sommige uitvoeringen zijn
elke avond uitverkocht, maar gemiddeld genomen bestaat er een aanzienlijk aanbodsoverschot. Na extrapolatie van het aanbod tot 2007, kan berekend worden
dat vorig jaar gemiddeld 44% van de stoelen bezet was tijdens een uitvoering.
Gemiddeld werd een stoel 68 maal per jaar gebruikt. Dat is een keer in de vijf
dagen.
ESB
93(4545) 17 oktober 2008
625